‘Sorry…’ Lena Hessels (21) veegt beschroomd in haar ogen. Ze zit nog geen drie minuten. Het interview is nog niet eens echt begonnen, hier in de Pippi Langkous-villa in Wormer waar haar ouders wonen. Maar dikke tranen rollen over haar wangen. ‘De afgelopen maanden waren gewoon heel zwaar’, zucht ze.
Vol overtuiging maakte ze vorig jaar de geweldige EP if not now, die nu uit is. Daarop klinken vier duistere elektronische popliedjes, trefzeker geproduceerd met overstuurde sub-bassen die opbotsen tegen weelderige strijkersarrangementen. In ‘take me home’ hoor je hoe Lena tegen de muren van dit huis staat te bonken, ‘crown’ zit vol gierende synths, en Hessels heeft een oor voor sterke refreinen. De referenties: FKA twigs, Sevdaliza, dat werk. Lena Hessels kan een popster worden, dat weet ze zeker. ‘Ik denk dat ik dat al wist vanaf mijn achtste’, grinnikt ze.
Maar de maanden nadat ze if not now maakte, kwam de vertwijfeling: hoe moet Lena groeien, als ze nauwelijks shows kan spelen door de pandemie? Besta je wel echt als artiest, als je niet op het podium kan staan? Lena wordt al emotioneel als ze eraan denkt, en wie goed luistert, hoort die vertwijfeling ook al in haar liedjes. In EP-opener ‘questions’ weet ze helemaal niks meer zeker, in afsluiter ‘mare’ wordt ze gekweld door paniekerige dromen over haar faalangst.
‘Oef, emoties…’ Lena wrijft nog eens wat tranen weg. ‘Ik wil niet twee uur lang gaan zitten snotteren… maar ik ben heel perfectionistisch en streng tegenover mezelf. En mijn muziek is heel anders dan de muziek van de kringen waarin ik ben opgegroeid, en waarin ik me nu begeef. Het voelt als een uitdaging om iets ánders te doen dan wat mijn vader heeft gedaan, wat Tender doet, wat Willem en Pip doen.’