Wie nog niet wakker was, wordt het wel tijdens de middagshow van Whisperings Sons. Of, nou ja, middagshow. Als de Belgen beginnen te spelen trekt de hemel dicht en komt een pikzwarte nacht tevoorschijn. De band duikt meteen een tunnel in die naar de ondergrondse jaren ’80 leidt. De twee albums van de band staan vol met industriele wave, postpunk en alles wat daaromheen cirkelt. Whispering Sons heeft een sterke livereputatie die hier wordt bevestigd. De Belgen schakelen meteen naar standje intens. Frontvrouw Fenne Kuppens heeft een onheilspellende zang die door alle aanwezige botten in de tent jaagt en schreeuwt. De stuwende klanken krijgen vaak een volle electronische bovenlaag mee waardoor de songs nog alomtegenwoordiger zijn. Sterk nummer ook, ‘Alone’ van het in 2018 verschenen Image. Daar zou de band er meer van mogen schrijven. Voor nu heeft Whispering Sons een storm losgelaten die vol overtuiging tegen het tentdoek jaagt. (NP)
Meezingen, zweten en wegdromen, met of zonder band achter je, het kon allemaal op de vrijdag van Down The Rabbit Hole. Dit zijn onze hoogtepunten van de zondag, met Bicep en The War On Drugs als favorieten.
‘It’s ok to make sad music sexy,’ zei Arooj Atab deze zondagochtend. Het had de aankondiging van Phoebe Bridgers kunnen zijn, de Amerikaanse wiens eigen label Saddest Factory heet en die de droevenis in haar muziek altijd wat lente meegeeft. Of een zomerbries die zowaar voorbij komt waaien tijdens haar optreden op Down The Rabbit Hole. Onder de zon speelt Bridgers een stapvoetse set waarbij haar stem met countrysnik als zijde over het veld glijdt en de trompet haar lieflijk achtervolgt. Artiest en moment vallen precies samen.
Iets meer afwisseling had wel gemogen. Het is net teveel downtempo. De opleving met ‘Kyoto’, vroeg in de set, werkt goed, ook omdat het zo’n sterk liedje is. Het gezelschap is gekleed in skelettenpakjes waarvan Bridgers zelf de meest stunning versie aanheeft. Als ze na een paar nummers haar zonnebril afzet is ze meteen dichterbij. Ze zoekt de voorste rij graag op, huppelt er langs om high fives te geven, laat een fan meezingen en daalt af als iemand om een plectrum vraagt. Maar achter de lach zit altijd dreiging. Deze keer roept ze niet ‘fuck the supreme court’ zoals ze op Glastonbury deed, maar vraagt ze op om de juiste fondsen te steunen. Amerika, met de verwerping van Roe vs Wade is ‘a horrible colonized place, like it was always gonna end up like this.’
Maar dit is niet het optreden van de opstand, van een kapotgeslagen gitaar, want wat blijft hangen is een bloedmooi gezongen ‘Garden Song’, het a capella deel van ‘Graceland Too’ en al die nummers om bij weg te dromen totdat ze bij ‘I Know The End’ toch schreeuwend uithaalt. (NP)
Arooj Aftab was even bang dat er niemand zou komen opdagen. ‘A full house at noon? Is it Sunday?’ Maar natuurlijk staat de Fuzzy Lop vol. Arooj Aftab is namelijk een betoverende festivalact, ideaal voor de uitgebluste festivalganger op de vroege zondagmiddag. Een brakke kop of een nijpend tekort aan serotonine wordt door deze Pakistaans-Amerikaanse zangeres namelijk in no time verholpen. Ze vertolkt in het Urdu oude sufi-gedichten, die in het luchtledige boven minimalistische jazz arrangementen zweven. Ze wordt begeleid door een gitarist en een contrabassist die, in de woorden van Aftab, ‘onbeleefd goed spelen’.
Maar de microtonale klaag- en liefdeszang van zangeres Arooj Aftab, die is gewoon prachtig. En dat mag ze weten ook: na elk nummer kan ze rekenen op luid gejoel en geklap uit de zaal. Voor haar performance van ‘Mohabbat’ won Arooj Aftab in april een Grammy. ‘They just give them out to anyone these days,’ grapt ze op het podium, maar als het aan dit publiek ligt had ze ze allemaal mogen krijgen. (BE)
Marie Ulven is met haar 23 jaar allesbehalve de oudste artiest van het festival, maar ze heeft nu al een deel van haar carriere achter zich gelaten. De Noorse brak door met haar bedroom-pop, maar heeft daar bewust afstand van genomen. Op haar vorig jaar verschenen album if i could make it go quiet mag het allemaal wat steviger en punkier. Dan dreigt het gevaar dat de finesse uit de muziek wordt getrokken, maar in die val is girl in red niet gevallen. Haar liveband is niet te pop, niet te rock, maar heeft de balans perfect in het midden gevonden. Extra ruimte dus om haar verhalen te vertellen.
De frontvrouw komt het podium stuiterend op. Ze springt en trapt in het rond in een zwarte hoodie. De Noose heeft het hart op de tong zitten en zegt dat ze het warme ding niet uit durft te doen omdat ze zich vandaag niet rockster genoeg voelt. Ze verontschuldigt zich er ook voor dat ze haar spijkerbroek vaak op zal moeten trekken omdat ze even geen riem had. Ulven wisselt de springnummers af met het werk waarin ze zelf gitaar speelt en focust om zo helder mogelijk te zingen. Ze heeft een kriebel op de keel, wat anno nu een dozijn alarmbellen laat rinkelen, maar ze zegt dat ze zich niet wilde laten tegenhouden. Het levert soms een raspje op, maar storend is het niet. De afwisseling tussen openheid en energie bij deze meid in black zorgt ervoor dat het publiek haar juist extra omarmt en bij ‘i wanna be your girlfriend’ staan uiteindelijk ook de achterste rijen te dansen. (NP)
Het is nog even spannend bij Goldband. Zaterdag brak Boaz zijn hielbeen op Rock Werchter, en er zou sindsdien ‘niks van hem vernomen zijn’. Het trio komt op als duo, maar halverwege opener ‘De Wereld’ klinkt toch ineens een derde stem. Op een geïmproviseerde step/stoel/microfoonstandaard rolt Boaz in een noodvaart het podium op, zijn been nog in het gips. ‘We gaan het de pret toch niet laten bederven?’ Pret, dat vat de zonnige zondagmiddagshow van Goldband goed samen: de charismatische Haagse ex-stucadoors - denk De Jeugd Van Tegenwoordig meets Doe Maar - maken er één groot feest van.
Los van de voor de hand liggende stampers 'De Langste Nacht’ en ‘Mijn Stad’ weet Goldband te ontroeren met ‘Dit Is Voor Jou’ en ‘Requiem’, waarop ze zich van hun liefdevolle kant laten zien. Maar de echte kracht van Goldband zit natuurlijk in een banger als ‘Witte Was’. Nog nooit vroegen zoveel mensen zich tegelijk af waarom een product in godsnaam zo duur is...
‘Waarom hebben we maar een uur?,’ vragen ze zich met een knipoog af. Geen zorgen. De volgende keer is de set vast en zeker langer, en een paar uur later, tussen een uur of 11 en 1 uur ‘s avonds misschien? (BE)
The War On Drugs zijn meesters van het intro. Voordat ze hun grootste hits inzetten weten ze met een vleugje synthesizer of een paar gestrooide noten op de baritonsaxofoon een gevoel van spanning en anticipatie te creëren. Een gevoel dat ze overigens niet meteen inlossen. Vakkundig bouwen ze laagje voor laagje hun stadiongeluid op. Pas als ze bijna de aandacht lijken te verliezen, als hun publiek er bijna om smeekt, dan pas slaan ze toe. En tegen die tijd hebben Adam Granduciel & co de oren van de festivalgangers al helemaal lam gemasseerd.
Het zwaartepunt van de set ligt bij het album I Don’t Live Here Anymore, dat dit jaar uitkwam: met nieuwe publieksfavorieten als ‘I Don’t Wanna Wait’ en een nieuw bandlid in de vorm van toetsenist Eliza Jones is hun bandgeluid nog dieper uitgebreid. Maar de show bereikt natuurlijk echt zijn hoogtepunt met de oudere track ‘Under The Pressure’ waarbij alle opgebouwde spanning tot uitbarsting komt in een euforische climax. Ze vragen soms wat geduld, maar The War On Drugs bewijst met deze headlineshow maar weer dat dat een schone zaak is. (BE)
Daar zijn ze, de blinkende synthlijntjes en bliepjes van Bicep. Ze dwarrelen en knisperen rond wanneer Andrew Ferguson en Matthew McBriar de set beginnen, en bereiken het publiek dat tot buiten de grote Teddy Widder-tent staat. Men heeft zich massaal aangemeld voor de 75 minuten van Bicep, de danceact die per jaar een aanzienlijke groei doormaakt. De grote avondslots worden ze inmiddels aangeboden en Bicep trekt daarbij een breed publiek. Al in het begin van de set is favoriet ‘Atlas’ te horen: Bicep heeft al de luxe om een paar hits over de set te spreiden.
Feitelijk zien we twee gasten die tevenover elkaar staan, eentje zelfs in een korte broek. Er wordt slechts een enkele keer contact met het publiek gezocht. Niemand die erom maalt, want de klanken en lichten spreken. De Noord-Ieren waren ooit dancebloggers die schreven over hun liefde voor verschillende dansbare stijlen van toen. Uiteindelijk besloten ze zelf te gaan maken wat ze mooi vinden, en nu staan ze hier, met een herkenbare sound die rijk en kraakhelder door de tent gaat.
De set is non-stop overtuigend. De kleurrijke klanken vliegen nog langs ‘Opal’ maar maken steeds meer plaats voor een donkere tunnel met hardere house met dreunende bas. Tien minuten voor tijd valt het geluid stil en wordt de finale aangezet: de grootste Bicep-anthems achter elkaar, eerst de melancholische dansvloerlieveling ‘Glue’ en tot slot ‘Apricots’ die de euforie van de hongerige tent volledig voedt. De kans is groot dat Bicep volgend jaar nóg groter is. (NP)