‘Hier Kut!’ Dat staat op een van de vele bordjes die je op het festival tegenkomt waarmee mensen hun vriendengroep terug kunnen vinden. Een beetje als de vlaggen van Glastonbury, maar dan iets subtieler. Op die tekst na dan. Je ziet ze overal dit weekend: eenhoorns, vlaggetjes, frutsels in felle kleuren. Ook bij James BKS, de Frans/Kameroenese zanger die tegen het einde van de middag in de Fuzzy Lop staat. BKS staat dus daadwerkelijk voor Best Kept Secret, vertelt hij en James beseft niet half hoe grappig dat is.
James BKS is de zoon van Manu Dibango, de befaamde Kameroenese saxofonist en vibrafonist die twee jaar terug bezweek aan het coronavirus. Zijn pa maakte de beroemde hit ‘Soul Makossa’, een track die je heus wel eens in een dj-set voorbij hebt horen komen. James werkte lange tijd achter de schermen als songwriter voor Amerikaanse urbanartiesten, maar nu treedt hij naar voren met meer traditionele Afrikaanse muziek, om zo als het ware zijn roots voort te zetten. James BKS is zelf niet zo’n spectaculaire zanger, maar hij heeft een uitstekende band met goede backingvocalisten en een buitengewoon lenige blikvangster bij zich, die er hier echt een feestje van maken, met teksten in het Engels en het Swahili. Even is er de hoop dat hij Little Simz op het podium gaat trekken voor ‘New Breed’ - zij zit immers klaar in de backstage van de Teddy Widder - maar dat zit er helaas niet in. Een eigen ‘Soul Makossa’ heeft James BKS nog niet, maar de tent op zijn kop zetten lukt hem wel. (AdV)
Meezingen, zweten en stagediven, met of zonder band achter je, het kon allemaal op de zaterdag van Down The Rabbit Hole. Dit zijn onze hoogtepunten van de tweede dag met The Smile, Gorillaz en Eefje de Visser.
He’s here, he’s there, he’s fucking everywhere. Damon Albarn komt op en ziet het podium als een grote speelweide waar veel lol te beleven valt. Hij staat vooraan als volsmenner, staat opeens op de verre zijkant van de stage, komt een paar knuffels uitdelen, heeft plots een helikopterpet met propeller op die hij geruime tijd op z’n hoofd laat zitten en houdt een net zo warrig als aandoenlijk praatje over de Nederlandse volksaard. Hij is de dartelende roze vlek die het publiek vanavond meetrekt. Om hem heen staat een energieke band en een vijfkoppig zangkoor. Er is vanaf de start een hoop gaande op het podium en dat zal tot het slot zo blijven. >>> lees verder (NP)
Verdomd, waar is Szary? Het concert van Moderat is al een minuut of tien bezig, classic ‘Rusty Nails’ is al gespeeld, en vooruit de cameraman stond een beetje in de weg, maar pas als Apparat het vertelt komt het besef: de ene helft van Modeselektor (en dus een derde van Moderat) ontbreekt. De reden blijft een beetje in het midden, maar Apparat verklaart dat de band hoe dan ook graag wilde optreden. Het is dezer dagen immers al ingewikkeld genoeg. Het zegt iets over de live-uitvoering van deze act dat de knipperende instrumenten van het ontbrekende bandlid ook zonder hem hun werk doen, maar dat maakt verder niet al te veel uit.
Moderat maakte deze lente na een paar jaar afwezigheid een comeback met een nieuw album. De songs van die plaat voelen vandaag niet als nieuwe hits, op zijn best als uitstekend dansbare lijm tussen de bekende oude tracks, op mindere momenten toch wel een beetje als vullers. Het niveau van de eerste twee albums blijft ver weg, maar gelukkig vormen die nummers nog steeds de backbone van de set. Moderat leert ons dat een laag tempo ook tot grote energieke erupties kan leiden. Dat introverte melancholie op het podium met de juiste opbouw kan opbloeien tot extraverte euforie in de zaal. Onvaste melodieën uit de synths, mompelige zang van Apparat en shuffelende beats worden gezekerd met onwrikbare diepe bassen. Dat is de trademark sound van Moderat, en het zijn oudjes ‘Nr 22’, ‘Bad Kingdom’ (een ware meezinger) en ‘New Error’ waarmee het trio - ehm… duo - de tent inpakt. (AdV)
Het is de nieuwe festivalrealiteit in the age of corona: een deel van de line-up zal opeens verdwijnen. Down The Rabbit Hole moet het zonder Sleaford Mods, Clairo, Greentea Peng en Kae Tempest doen, maar gelukkig zijn de Nederlandse vervangers een telefoontje weg. Het wegvallen van Tempest zorgde voor het nieuws dat Eefje de Visser de grote podiumplek inneemt. Zij pakt de kans om haar uitgestelde zegetocht overtuigend voort te zetten. De Visser moest de vrachten lof voor haar begin 2020 verschenen Bitterzoet thuis op de bank in ontvangst nemen, maar kan nu live eindelijk oogsten. De show met twee zangcompanen en gestileerde danspasjes was destijds al af maar is zelfs verbeterd uit het oefenhok gekomen. De electronica gaat nog dieper, wat al vroeg in de set te horen is. De kraakheldere samenzang levert een nog grotere roes op. Begrijpelijk dat de beginperiode van De Visser is verdwenen: het zou een te grote dissonant zijn. Wel is er ruimte voor een cover van de onverwachte hit van het jaar: ‘Running Up That Hill.’ Niet het enige meezingmoment want veel werk van die laatste prijsplaat is hoorbaar in veel harten gesloten. Bitter dat Tempest niet kon komen, maar de aanwezigheid van Eefje de Visser zorgt toch voor het zoet. (NP)
De knotsgekke Zweedse rockers in korte broekjes pakken uit met hun eigenzinnige punkformule, eentje die evenveel leunt op headbangen als op het schudden met de heupen. ‘I ain’t nice,’ maakt Sebastian Murphy op het tweede nummer alvast duidelijk. Met zijn sneller dan snelle zonnebril en volgetatoeëerde bierbuik is hij inderdaad een bijzondere verschijning. Tot gehele uitputting aan toe schokt en kruipt hij over het podium, terwijl hij met hart en ziel teksten oplepelt over alles wat God verboden heeft.
Halverwege neemt hij een paar minuten welverdiende pauze op het randje van het drumpodium. Een saxofoon - die hebben ze ook! - vult ondertussen een paar minuten met een rustgevende free jazz solo. Die pauze blijkt geen overbodige luxe, want de laatste twintig minuten gaan de Viagra Boys er echt snoeihard in! Publieksfavoriet ‘Sports’ wordt door het publiek fanatiek terug geschreeuwd, terwijl Murphy al opdrukkend het laatste refrein in de microfoon hijgt. Een bierblikje doet dienst als gitaar slide, en een keytar wordt - met een viagra boy er nog aan - letterlijk bespeeld door de voorste rijen. Het is inderdaad niet nice, maar zelden is viezigheid zo lekker. (BE)
I’m not a singer’, geeft Little Simz toe. ‘But thank you for making me feel comfortable enough to step out of my comfort zone.’ Vanaf de seconde dat opener ‘Introvert’ uit de speakers schalt, is haar connectie met haar publiek onmiskenbaar.
Vorig jaar bracht Little Simz de indrukwekkende plaat Sometimes I May Be Introvert uit, en nu staat de Teddy Widder ramvol met vooral jongere festivalgangers die nog een dansje daarvan tegoed hebben. En die belofte wordt grandioos ingelost. Soms neemt de Londense rapper wat gas terug, met melodieuze tracks als ‘Selfish’ en ‘Woman’, maar tijdens tracks als ‘Venom’ mag echt de hele tent kapot.
Simz rapt een uur lang strakker dan strak over beats afkomstig van haar liveband, terwijl ze zich comfortabel, stoer en een beetje cheeky over het podium beweegt. Een spoken word interlude eindigt met een voor haar zwaarbevochten levensles: ‘Fear no more!’ Mensen kijken elkaar aan. Er gebeurt hier echt iets bijzonders. Simz moet het applaus onderbreken, anders zouden ze zo het laatste kwartier vol klappen. ‘Wait, Wait. Everything I’m doing, is a reflection of what you’re doing’. En de Teddy Widder deelt met haar een dikke glimlach. (BE)
Er wordt regelmatig gezegd en geschreven dat The Smile dicht tegen Radiohead aan ligt. Dat is begrijpelijk. Thom Yorke en Jonny Greenwood spelen weer samen, vaste producer Nigel Godrich is uitgerukt, het zijn veelal dezelfde vingers op dezelfde instrumenten, dus de gelijkenissen zijn muzikaal aan te wijzen. Toch is op het hoofdpodium van Down The Rabbit Hole vooral duidelijk wat voor afwijkende band The Smile is. De aanvulling van de onnavolgbare Sons of Kemet-drummer Tom Skinner helpt daarbij, maar dat is het niet alleen. Het drietal haalt het spannendste in elkaar naar boven.
Dat The Smile dieper in het experiment zit, betaalt zich uit in een ietwat lage opkomst bij de avondshow. Voor de aanwezigen betaalt het zich ook uit in een fenomenale show waarin elk nummer spat van de creativiteit. De vingers van Greenwood lijken nog meer aangevuurd door de jazzdrum van Skinner. De Radiohead-mannen wisselen vaak van instrument wat Yorke de ruimte geeft om flink te rocken op een bas. De prachtballad ‘Free In The Knowledge’ ontaardt in een gruizige soundscape. In de finale krijgt het vrij onbekende Yorke-nummer ‘FeelingPulledApartByHorses’ een uitzinnige bewerking waarbij de muzikanten technisch nóg een tandje hoger gaan. Dat bleek dus mogelijk.
Iedereen krijgt en pakt de ruimte. The Smile oogt boven alles bevrijdend. Dat manifesteert zich het meest in één persoon. Want wie is die man die zo vaak loopt te lachen, die roept hoe schitterend het festival is, die malle dansjes doet, die naar het publiek juicht alsof hij net de wereldbeker heeft gewonnen. Het is Thom Yorke. Die ook nog aankondigt dat The Smile nieuwe nummers gaat schrijven. Ook met dezelfde lach. What’s in a bandname. (NP)