Niet een, niet twee, maar zeker twintig regenboogvlaggen wapperen in de wind, in het straatje waar Tessa Rose Jackson woont op steenworpafstand van het Westerpark in Amsterdam. ‘Zie je dat studentencomplex daar?’, wijst ze. ‘Daar waren allemaal LGBTQ-vlaggen in de fik gestoken. Fucking heftig. Niemand weet waarom, maar waarschijnlijk was het een anti-gay-daad. En er zijn ook wat vlaggen van de muur gerukt bij de buren. Dat creëert een raar gevoel van onveiligheid. Het is angst verspreiden, een vorm van terrorisme. Ik was oprecht even vergeten dat er nog steeds zo gediscrimineerd wordt. Dat je gewoon fucking bang kunt zijn als je de hand van je vriendinnetje vasthoudt, terwijl je in Amsterdam over straat loopt.’
De wereld is een bizarre plek, maar probeer daar troost in te vinden. Dat is de strekking van het prachtige introverte kamerfolkalbum dat Tessa Rose Jackson (29) deze week heeft uitgebracht onder haar artiestennaam Someone. Probeer altijd empathie op te brengen voor de ander, zelfs voor de mensen die recht tegenover je lijken te staan. ‘Ik zou eigenlijk het gesprek willen voeren met zulke mensen. “Kom, ga zitten. Ben je boos? Voel je je persoonlijk bedreigd door zo’n regenboogvlag? Waarom dan?” Het is zo moeilijk, maar je móét dat gesprek voeren. Anders drijven we nog verder van elkaar af.’
De brand in het studentencomplex raakte Tessa nog eens extra ‘omdat ik min of meer ben opgevoed door de gay community’, zegt ze met een lach. ‘Met kerst zitten er geen bloedverwanten rond de tafel, maar de vrienden van mijn moeder uit de jaren zeventig. Dat is een stelletje ongeregeld, allemaal homo’s en lesbiennes. Ik ben opgevoed door twee vrouwen, een Britse en een Amerikaanse. Mijn vader, die ook homo en Brits is, was gewoon een hele goede vriend die als donor heeft geholpen. Mijn moeder is naar Amsterdam verhuisd in de jaren zeventig omdat ze zich in Londen niet op haar plek voelde, het was er lastig voor gays. Amsterdam stond erom bekend: “Hier kan álles! Free love!” Wat er hier gebeurde was een reminder: “Néé, homofobie is niet weg.”’