Leon Vynehall zat een tijdje vast, zo vast als een massief rotsblok in de zee. Ja, even was de Britse producer het spoor bijster na zijn debuutalbum Nothing Is Still. Op die fraaie plaat, geworteld in house, vol uitstapjes naar ambient en jazz, onderzocht hij zijn familiegeschiedenis en de emigratie van zijn grootouders naar New York. Dat was al een flinke afslag vanuit zijn met house gevulde platen Rojus en Music for the Uninvited, waarmee hij al op festival als DGTL, The Crave en Lente Kabinet heeft gestaan. Zijn upbeat housetrack 'It's Just (House Of Dupree)' is een cross-overhit van jewelse. En zijn ambient track 'Midnight On Rainbow Road'? Dat is een kleine Rush Hour klassieker. Toch wilde hij met zijn tweede langspeler iets anders doen, maar wat, dat wist hij even niet meer. De verwachtingen van anderen wogen ontzettend zwaar. Even probeerde hij al het bekende overboord te gooien, wat hem nog verder in de knoop bracht. ‘Ik zat midden in een grote strijd met mijzelf: wie was ik, wat probeerde ik te doen? Wat wilde met mijn muziek ik zeggen?’
De producer richtte letterlijk de spiegel op zichzelf, tijdens een paddotrip in Los Angeles. Een ‘hoofdzonde om in de spiegel te kijken tijdens zo’n trip’, vertelt de producer vanuit een Londense kelderkamer in het huis van zijn schoonouders. En toch hij deed het. ‘Ik herinner me dat ik naar de ene kant van mezelf keek en zei: ik vind jou leuk! En toen naar die andere keek en zei: ik vind jou niet leuk!’ Gelukkig wist-ie een echte bad trip af te wenden, en Vynehall had daarmee een hoop bagage van zich afgeschud. ‘Alsof je een psychedelische douche neemt. Je doucht figuurlijk het vuil en vet van je af.’ Maar die reiniging, die zette wel degelijk iets nieuws in. Een reis inwaarts, zo omschrijft hij het.
Want die reis bleek vol blokkades. En soms helpen middelen die te doorbreken. Niet alleen psychedelica, maar ook: inspiratie putten uit andermans ervaringen en levenslessen. En zo belandde Vynehall bij de filosofie. Hij las van alles: van existentialisme tot nihilisme en stoïcisme. En eigenlijk geeft Vynehall al met de eerste songtitel aan dat deze volledig over hemzelf gaat, als een existentialistische filosoof die zijn levensangsten van zich af probeert te schrijven. ‘Ecce! Ego!’ vertaalt vanuit het Latijn naar’ ‘Zie mij!’ Dat nummer begint als het orkestrale broertje van ‘Envelopes’ van de vorige plaat, maar freakt dan al snel alle kanten op.