Toen Ian Davaney en Aidan Noell met elkaar trouwden, vroegen ze geen glazenset of pannen, geen bankstel of bijdrage aan hun huwelijksreis. Nee, het geld in de envelop was bestemd voor hun debuutalbum. Doe het niet, zei iedereen tegen ze. Neem het ervan, ga naar Hawaii. Maar nu is dat debuutalbum er. En omdat het uitkwam precies toen de pandemie alles lam legde, maakte Nation Of Language meteen een tweede. En dat album is nu pardoes 3voor12’s Album van het Jaar geworden.

We stonden er zelf ook een beetje van te kijken. Hoe kan dat? Hoe kan een band die geen festival gespeeld heeft, zomaar ons album van het jaar zijn? Normaal gesproken verspreidt de sympathie voor een band zich gedurende een jaar over de redactie, staan we een paar keer oog in oog met zo’n band en verschijnt het ene na het andere ronkende stukje. Nu moest de liefde in stilte groeien, en dat is kennelijk gebeurd. Maar zo gek is het natuurlijk ook weer niet. Een jaar geleden zou het debuutalbum van Nation Of Language verschijnen, getiteld Introduction, Presence. Oorspronkelijke releasedatum: april. Het werd nog een maandje uitgesteld in de hoop dat de covid ellende dan wel voorbij zou zijn, maar dat was natuurlijk niet zo. In plaats van te sippen maakte de band meteen maar die lastige tweede. En zo ontwikkelde de band zich in een totaal vacuüm. Hoog tijd om nader kennis te maken.

Nation Of Language ontstond rond 2016 in het brein van Ian Davaney, New Yorker, muzikant met bijbaantjes in restaurants. Hij schreef de liedjes, en voorzichtig verzamelde hij mensen om zich heen om ze live uit te voeren. In het begin gebeurde dat misschien eens in de twee, drie maanden, totdat hij zijn geliefde Aidan in de band betrok. ‘Sinds dat moment speelden we minstens eens in de maand, begonnen we te reizen, onze eigen tours te boeken. Aidan is nogal vastberaden. Als zij zich ergens in vastbijt, laat ze niet meer los. Ik ben heel anders. Ik ben makkelijk te verslaan. Als ik programmeurs mailde over onze band en ik kreeg geen reactie, was mijn gedachte: och, niemand gaat deze band ooit boeken. Zij antwoordde altijd: welnee, programmeurs zijn drukke mensen, mail ze nog een keer, en nog een keer. Ze heeft in 2017 een hele Europese tour voor ons geboekt, zonder enige ervaring. Sterker nog: ze heeft synthesizer leren spelen speciaal om in de band te komen. Zo is Aidan.’

Drumcomputer

Alles zelf doen, dat is het uitgangspunt van Nation Of Language. Je zou zeggen: daar hebben ze labels en boekingskantoren voor uitgevonden, maar Ian wilde liever zoveel mogelijk onafhankelijkheid bewaren en dan pas samenwerken met professionals. Zo kwam dus ook dat idiote plan om de huwelijkse enveloppen te besteden aan studiotijd. In feite trouwde Ian die dag dus niet alleen met Aidan, maar ook met de muziek. ‘Het is misschien het ultieme bewijs dat we workaholics zijn, het meest persoonlijke in je leven verbinden aan je carrière, maar we waren zo opgewonden over wat we aan het maken waren. We hadden steeds het beetje geld dat we hadden geïnvesteerd in studiotijd, om elke keer een los liedje op te nemen en uit te brengen. Het was frustrerend, want de set songs voor onze neus begon steeds meer het karakter van een debuutalbum te krijgen. Die huwelijksreis, die komt er nog wel een keer.’

Muzikaal voelt Nation Of Language gerelateerd aan jaren tachtig postpunk en new wave, maar eigenlijk nog meer aan de New Yorkse indie van zo’n tien, twaalf jaar geleden. De klas van 2009, zeg maar, met bands als Grizzly Bear, Yeasayer, Vampire Weekend, Animal Collective. Met aanstekelijke melodieën, veel synths, en opvallend: een drumcomputer. ‘Die generatie, inderdaad, maar ook de generatie daar net voor, met bands als Interpol, Yeah Yeah Yeahs en The Strokes. Dat is de muziek waarmee ik opgroeide, die de meeste impact op me had. Ik ben nu 31. Die drumcomputer was in eerste instantie een praktische keuze, pas later een stilistische. Mikey, die nu bas bij ons speelt, was in eerste instantie onze drummer, maar hij kon niet mee op onze Europese tour in 2017. We vervingen hem door de drumcomputer. Dat beviel eigenlijk wel, het maakte de muziek meer dance-y, en dat hebben we erin gehouden.’

Dat maakt dat sommige mensen Nation Of Language voelen als een elektronische band, terwijl Ian naar eigen zeggen helemaal geen verstand heeft van elektronische muziek. Voor hem is zijn band ‘indie’, en naar de elektronische muziek kijkt hij met een zeker ontzag. Zo bezocht de band onlangs een van de Brooklyn concerten van LCD Soundsystem en werden ze daar van hun sokken geblazen door de lange jams van die band. Als je naar A Way Forward luistert, het tweede album van Nation Of Language, hoor je ook meer dan ooit de invloed van Kraftwerk, een band waar Ian in eerste instantie ook niets mee kon. ‘Ik snapte er niks van, die hele lange, vrijwel instrumentale nummers. Maar toen ik naar oude new wave en postpunk luisterde kwam ik erachter dat werkelijk iedereen naar die Duitsers luisterde.’ En dus adopteerde Nation Of Language op liedjes als ‘A Fractured Mind’ en ‘They’re Beckoning’ synthsounds en ritmestructuren van Kraftwerk, en droomt Ian ervan op het podium een volgende stap te zetten: ‘Nu zijn onze liedjes nog heel compact, maar ik verwacht dat de songs steeds langgerekter zullen worden. Daar hebben we ervaring en vertrouwen voor nodig.’

Het tweede album, dat afgelopen november verscheen, heet A Way Forward. Het slaat op de voortdurende ontwikkeling van de band. Stukje bij beetje, maar nu ook ineens met sprongen. Zo was het mentaal best een sprong van voor de pandemie naar de Amerikaanse tour afgelopen oktober. ‘Alle gigs die ik ooit gespeeld had waren bedoeld om mensen te overtuigen van onze band. Na de pandemie stonden we ineens voor zalen die ons al kenden. Dat was echt heel raar, maar ook leuk om mee te maken.’

Maar als Nation Of Language in de pandemie één ding leerde, dan is het wel dat in het leven niets volgens plan verloopt. Die thematiek loopt als een rode draad door het album. Het begint al bij openingsnummer ‘In Manhattan’, over de fata morgana die New York is. Ian groeide zelf op in New Jersey, niet al te ver weg. New York was voor hem altijd dat glimmende ding in de verte. Voor Aidan was de sprong groter, zij groeide op in Kansas City en ze vertrok met grote dromen naar New York. ‘Maar het verschil tussen de dromen in je hoofd en de realiteit kan enorm zijn. Je komt niet ineens alle muzikanten op dezelfde plek tegen, en New York is een harde stad.’

Ian beseft dat die realiteit voor veel mensen nog veel harder is dan voor hem. Het liedje ‘The Grey Commute’ is geïnspireerd door de woede die hij voelde toen op het hoogste politieke milieu besloten werd multinationals vrij te stellen van belasting, ‘terwijl het voor veel normale mensen onmogelijk is om stappen vooruit te zetten in hun leven. Op de vraag waarom dingen niet anders kunnen is het antwoord vaak: oh ja, waar moeten we dat van betalen dan? Nou, bijvoorbeeld van de miljard dollar die we FedEx geven?!’ 

Gek genoeg was de pandemie die Nation Of Language zo dwars zat tegelijk een eye-opener voor Ian en een kickstart voor zijn band. Want ja, hij werd ontslagen bij de bar waar hij werkte, maar ineens bleek het wel mogelijk te zijn een vangnet te creëren. ‘Als de politieke wil er maar is, kan het gewoon wel’, zegt Ian. ‘Dankzij de coronasteun bevinden wij ons nu in de situatie dat we ons volledig aan de muziek kunnen wijden. Nu moeten we alleen nog uit de pandemie zien te komen.’ Woensdag 12 januari zou Nation Of Language in Paradiso staan. Het zal niet doorgaan. De rest van de tour voorlopig nog wel. Maar misschien straks weer niet. Ian Davaney probeert zich er niet te druk over te maken. Het leven verloopt toch nooit volgens plan.