Harry Hamelink van Motel Mozaique was als een van de allereersten de klos. Zijn festival zou al in april plaatsvinden. Hij heeft dus ook de meeste tijd gehad om de klap te verwerken. Een paar weken hield hij zich stil. Hij dwong zichzelf ook om niet met elk wilde idee mee te gaan. Want nieuwe ideeën verzinnen die vervolgens ook weer niet door kunnen gaan, dat vreet energie. ‘Maar inmiddels barst ik weer van de ideeën. Ik ben allemaal bedrijven aan het bellen op wiens terrein ik altijd al eens wat wilde organiseren. In de haven van Rotterdam bijvoorbeeld.’
Want dat is wat Harry Hamelink doet: out of the box denken. Zijn festival Motel Mozaique is een zinnenprikkelende kennismaking met bekende en onbekende plekken in Rotterdam. Het vindt plaats in concertzalen en schouwburgen, maar ook op bouwputten, verlaten stations en vreemde open plekken in de bomvolle stad. En precies die plekken kunnen nu wel eens uitkomst bieden. Een concert organiseren in Rotown is misschien lastig met anderhalve meter, maar buiten zijn de mogelijkheden groot. ‘Veel bedrijven die ik spreek willen dolgraag, ze staan voor van alles open. Al moeten ook zij zich natuurlijk aan allerlei protocollen houden.’
Hamelink wil wel wat ideeën delen die in zijn hoofd spelen. ‘Normaal doe ik dat liever niet, praten over dingen die misschien wel nooit zullen doorgaan. Maar nu vind ik het juist wel belangrijk om dat proces te delen. Wij werden al als een van de eerste festivals geconfronteerd met de coronaproblematiek. Op een gegeven moment dacht ik: misschien kunnen we het laten doorgaan met alleen maar Nederlandse en Belgische artiesten. Ik greep terug op een project dat we eerder gedaan hebben: Grensgeluid, een project waarin we onder meer Wannes Cappelle en Broeder Dieleman samenbrachten, en Mauro met Spinvis. Zoiets wilde ik nu weer doen, tot de Belgen ineens containers op de grens gingen leggen. Nu heb ik een nieuw idee: laten we zo’n samenkomst letterlijk op de grens doen: Broeder Dieleman op Nederlandse bodem, Wannes Cappelle een paar meter verderop in Vlaanderen.’
Hamelink vindt het heel belangrijk om in kansen te denken, zegt hij. Om buiten de vaste functies van poppodia en festivals te denken en overal voor open te staan. ‘Sommige collega’s zullen het lastig vinden om daar mee om te gaan, maar aan de andere kant voel ik volop bereidheid om dingen te doen. Muzikanten willen het, fondsen staan ervoor open, het publiek is gretig. Ik zou graag het prachtige Vlaamse woord ‘herbronnen’ willen gebruiken. Terug naar de drijfveren: waarom deden we dit ook alweer? Ik mis het om mensen te ontmoeten, ik wil energiek krijgen en weer doorgeven. Ik wil de bas weer in mijn buik voelen en de piep weer in mijn oren. Laten we dus ook niet alleen aan ambient en new age denken, en dat kan best. Het hoeft heus niet meteen een rave te zijn. We moeten niet in angst en belemmering denken.’