Eén van de mooiste filmscenes van vorig jaar zit in de Amerikaanse coming-of-agefilm Booksmart. Aanrader. Echt waar! Het is een film over twee vriendinnen, Amy en Molly, die hun hele middelbare schooltijd alles op alles hebben gezet om goede cijfers te halen. Geen feestjes. Geen dates. En geen eerste zoen, ook al is Amy smoorverliefd op een meisje uit haar klas. Op de laatste schooldag komen ze erachter dat al die andere klasgenoten, die alleen maar aan het feesten waren, óók naar de beste universiteiten gaan. En dus proberen ze de nacht voor de diploma-uitreiking alles goed te maken. Er zit een te gekke huisfeestscène in, waarin Booksmart de spanning en verwachting van de allereerste zoen vat. En de soundtrack van dat moment is, juist, Perfume Genius' ‘Slip Away’. Natuurlijk zien we in de breakdown van het liedje die hoop ook als een zeepbel uit elkaar spatten, maar het zijn toch vooral de zoete spanning en die zwellende strijkers in die scene die beklijven. Hij moet lachen als het benoemd wordt. ‘Soms schrijf ik mijn liedjes met dat specifieke tienergevoel in gedachten: de verwarring, de spanning, angst en blijdschap, en hoe al die gevoelens met elkaar verweven raken.'
Met ieder album wordt Perfume Genius een stukje uitdagender, extravaganter en briljanter. Zijn performances waren een manier om een droomwereld in te duiken, maar nu wil hij een handreiking doen naar de rest van de wereld.
Als er iemand het pure ongemak van opgroeien herkent dan is het Mike Hadreas alias Perfume Genius wel. In de jaren tachtig en vroege jaren negentig groeide hij op in een suburb van Seattle, als de enige openlijke homoseksuele jongen in zijn klas. Hij werd onophoudelijk gepest vanwege zijn zogenaamde vrouwelijkheid, kreeg doodsbedreigingen, werd geslagen door het rugby-team van zijn school. Hij had een gecompliceerde relatie met een middelbare schoolleraar, er was huiselijke geweld, en dan nog de drugs- en alcoholverslaving die aan zijn carrière als zanger en songwriter vooraf ging. Wat Hadreas dus vooral opviel aan die film, toen hij in de zaal zat voor de première, was ‘hoe ontzettend gemakkelijk alles ging’.
Een wereld van verschil met de manier waarop hij opgroeide. Dat zijn seksualiteit er gewoon mag zijn was voor hem immers een vreemd concept, en de media deed hem niet bepaald anders geloven. ‘Weet je wat het is?’ zegt hij peinzend. ‘Wanneer je queer opgroeit grijp je alles aan wat je kunt krijgen, zó hongerig ben je naar herkenning.’ De eerste keer dat hij dat vond, was in de Amerikaans-Canadese singer-songwriter Rufus Wainwright. ‘Dat was de eerste homoseksuele man die ik hoorde zingen, die de voornaamwoorden in zijn liedjes niet verwisselde om te doen alsof het over een vrouw ging. En bovendien:’ roept hij uit, ‘Hij klinkt ook gewoon hartstikke gay. Dat vond ik geweldig. Míjn stem is óók fucking gay! Maar ik moest mezelf ook vinden in dingen die niet specifiek voor mij gemaakt waren. Iedere outsider was goed.’
Een outsider, ja. Zo is hij zichzelf ook altijd blijven zien, maar over de jaren heen heeft hij geleerd om het naar zijn eigen hand te zetten. Zijn live optredens als Perfume Genius zijn intens krachtig en kwetsbaar tegelijkertijd, zo bloot als hij zich geeft. Zijn even bevreemdende als hilarische Twitterpresence (denk: grapjes over, eh, penistentakels en een nu doorlopende obsessie met ratjes) heeft hem een social mediaster gemaakt. En dan hebben we het nog niet eens over de muziek gehad. Op zijn eerste albums werkte hij zich met bitterzoete pianoliedjes door de trauma’s voor zijn jeugd, maar vanaf 2014 werden zijn albums steeds extraverter en ambitieuzer. ‘No family is safe when I sashay,’ zong hij op het flink dramatische ‘Queen’, waarin hij negatieve stereotypes over homoseksualiteit op hun kop zette. Op No Shape, zijn explosieve popalbum uit 2017, gaf hij zich volledig over aan suikerzoete en bombastische popliedjes. Die waren zo kitscherig dat het eigenlijk net over het randje was, maar vooral mega goed.
Het album dat vandaag uit is gekomen, Set My Heart On Fire, zit vol met de grote gebaren die we van hem kennen, maar we leren Mike Hadreas ook van een nieuwe kant kennen. Kijk alleen al naar de cover art. Daarop kijkt hij recht in de camera, shirtloos en in enkel een spijkerbroek. Een stuk mannelijker dan we van hem gewend zijn, alhoewel zijn frêle postuur en die kwetsbare blik in zijn ogen er altijd blijven. En de muziek, die klinkt ook anders. Je hoort americana en in een liedje als ‘Describe’ hoor je ook een laagje industriële gruis. Hij zingt bovendien een stuk lager, geïnspireerd door de dramatische zangstijl van Elvis en door Bruce Springsteen. ‘Klassiekers die me mijn hele leven bij zijn gebleven. Het komt allemaal uit ballads uit de jaren vijftig. De grap is dat ik mezelf altijd expres in die muziek moest verplaatsen, omdat het niet voor mij bedoeld was. Het is geen muziek voor outsiders. Die liedjes heb ik nu zelf gemaakt. Ze liggen dichter bij mij dan fucking Elvis of zo ooit had kunnen doen.’
Op dit moment had hij zich moeten voorbereiden voor zijn tour met Tame Impala, maar dat gaat vanzelfsprekend niet meer door. En ja, de coronacrisis stemt hem nerveus. Toch zit Hadreas beter in zijn vel dan ooit. Eind vorig jaar benaderde de choreografe Kate Wallich hem voor een project nadat ze op Instagram zag hoe ver hij zijn rug kon buigen. Samen produceerden ze het stuk ‘The Sun Still Burns’, een moderne dansperformance met een dansgezelschap waar hij ook de muziek voor componeerde. Een aantal daarvan, zoals het schitterende liedje ‘Pop Song’, werden ook uitgebracht als single. En de samenwerking met de dansers was nogal transformatief.
In een interview uit 2017 deelde Hadreas immers nog hoe verstoord zijn relatie met zijn eigen lichaam was. ‘Deels ook uit zelfverdediging let ik altijd al op hoe mijn lichaam eruit ziet, hoe ik overkom. Ik voel me totaal niet verbonden met mijn lijf,’ zei hij toen. Maar het dansen maakte daar korte metten mee. ‘We dansten en hielden elkaar vast voor we zelfs maar een gesprek hadden gehad,’ vertelt hij. ‘Er was een heleboel intimiteit nodig die ik niet gewend was. En ja, dat was eng, maar…’ Even sterft zijn stem weg. ‘Met iedere plaat die ik maak probeer ik mijn eigen ongemak op te wekken, op een manier die me beter gaat maken dan ik was. Op een podium dansen doe ik allang, maar dat voelde altijd als een soort rebellie. Zo van: “Het komende uur verwerp ik alle ideeën die ik heb over wat ik ben en hoe ik me voel, ik ga het gewoon fucking doen.’ Hij slikt. ‘Maar dat had een duidelijk begin en een einde. Dit project haalde die omkaderingen weg. Plotseling zat ik gewoon ín mijn lichaam, de hele dag.’
Door het samenwerken met een grote groep kwam er nog een andere openbaring. ‘Vroeger werkte ik volledig geïsoleerd. Maar opeens was ik geobsedeerd met verbindingen. Ik dacht na over de verbindingen die ik heb gehad, en wat ik nog wilde vinden in anderen…’ Zijn stem begint te bibberen. ‘Ik dacht na over hoe afstandelijk en verkropt ik vroeger was.’ Door het schrijven werkte hij door die gevoelens heen, vertelde hij. ‘Ik rouwde erom hoe los ik me voelde staan, en wat ik wél wilde hebben.’ En dus zie je in de clip van ‘Describe’ datzelfde dansgezelschap. In de laatste minuut van de videoclip liggen ze allemaal over elkaar heen gedrapeerd op een grote bult, innig met elkaar verstrengeld.
‘Ergens hoop ik dat het ook blijft hangen, maar het voelt alsof hoopvol zijn altijd een actieve beslissing blijft. Het gebeurt nooit zomaar. Iemand vroeg me laatst of ik verdrietig ben, en ik zei: “Ik ben altijd verdrietig.” En ik weet hoe dramatisch dat klinkt, maar soms voel ik me zo alleen. Alsof ik niet ben waar ik hoor te zijn.’ Hij valt stil. ‘En ik heb nog nooit geprobeerd om dat gevoel van me af te schudden. Maar nu… Soms is het leuk om een buitenstaander te zijn, je kunt er zelfs een soort arrogantie uit halen. Maar nu wil ik niet meer aan de buitenkant blijven staan. Dat maak ik al mijn hele leven mee.’