Het eerste kleine beetje versoepeling van de coronamaatregelen is een feit: de basisscholen gaan binnenkort weer open, en ook sportverenigingen mogen hun jeugdleden weer ontvangen. Dat is goed nieuws voor de kids, maar roept uiteraard ook vragen op: is dansen ook sport? En ballet? En wat te denken van je toneelclubje? En even serieus: als jongeren nauwelijks gevaar lopen, waarom zouden we dan ook hun tripje naar het museum of de workshop in het poppodium niet door laten gaan? Daar zitten ze immers te springen om weer wat te kunnen doen.

Het Utrechtse D66-gemeenteraadslid Ellen Bijsterbosch stelde deze vragen aan het college in haar stad, gesteund door PvdA, Partij voor de Dieren, Stadsbelang, GroenLinks, SP en Student & Starter. Ze beseft dat de heropening van de maatschappij voorzichtig moet, en heeft daarom haar voorstellen zo dicht mogelijk bij de logica van het kabinet geplaatst. ‘De gedachte van het kabinet is mooi: kinderen hebben het zwaar, ze moeten hun energie kwijt. Sport is voor veel van hen een goede uitlaatklep. Maar niet voor iedereen, want voor sommige kinderen is dat juist de toneelclub of tekenles. Daar halen ze plezier uit en kunnen ze hun ei in kwijt.’

Onderwijs mag gewoon op de scholen plaatsvinden, sport moet per se in de buitenlucht. Dat zou in principe voor cultuur ook denkbaar zijn, zij het net iets ingewikkelder. ‘Sportvereniging hebben vaak al een buitenveld waar de kinderen terecht kunnen, voor een toneelvereniging zou dat lastiger zijn. Dan moet je zoeken naar een plein of een park, bijvoorbeeld.’

Naast cultuurbeleving in de hobby-sfeer denkt Bijsterbosch ook aan cultuureducatie binnen het onderwijs. Scholen in Nederland hebben budgetten voor cultuureducatie die ze zelf mogen invullen. Denk aan bezoekjes aan musea, theaters of poppodia, maar ook aan theater- of muzieklessen op school. Dat geld is dus geoormerkt, maar het probleem voor de cultuurinstellingen is dat het momenteel niet uitgegeven wordt. De Vereniging Jeugd Impresariaten waarschuwde de Minister van OCW dat inmiddels meer dan 1400 jeugdvoorstellingen geannuleerd zijn, en roept op om de budgetten gewoon uit te geven aan makers.

Ook voor poppodia is cultuureducatie deel van de begroting. Marlies Timmermans van EKKO in Utrecht legt uit: ‘Wij doen relatief veel educatieprojecten, maar we ontvangen daarvoor geen apart educatiebudget van de overheid. Dat is al jaren een discussie. Soms wel indirect wanneer scholen aanbod afnemen waarvoor zij wel een budget ontvangen.’ De cultuureducatie-tak van EKKO kent drie componenten: ontwikkeling van nieuwe projecten, lesmateriaal, en training van muzikanten die binnen die projecten werken wordt betaald uit projectaanvragen bij bijvoorbeeld het Prins Bernhard Cultuurfonds. Een educatiemedewerker wordt door EKKO zelf betaald uit opbrengsten van dance-avonden en de exploitatiesubsidie. De gages van deelnemende muzikanten en andere professionals worden gedekt door bijdrages van scholen, met heel soms speciale projectsubsidies.

Timmermans: ‘Wij ontwikkelen zelf educatie-projecten op maat vanuit onze eigen visie en profiel, dus kopen nooit producties in via een impresariaat. We hebben een poule aan muzikanten waar we mee werken en die ontvangen dus een gage per project. Scholen hebben alles afgezegd bij ons, maar de middelen zijn er bij hen wel voor geoormerkt inderdaad.’

In de Utrechtse raad steunt dus een meerderheid het betoog van Bijsterbosch. Het woord is nu aan het college, dat op zijn beurt weer afhankelijk is van het ministerie van VWS. ‘Veel cultuurinstellingen - met name musea - zijn momenteel druk bezig zich voor te bereiden om weer voorzichtig open te gaan. In een museum kun je je daar best iets bijvoorstellen, met tijdslots en afstandstickers op de grond. Misschien is het juist goed om het in een poppodium eens uit te proberen met een schoolklas, gewoon kijken hoe het werkt?’