Een debuutalbum op een Zwitsers label, een KEXP-sessie, mooie shows door heel Europa en ook al voorzichtig naar de andere continenten kijken: YĪN YĪN heeft de vaart erin zitten. Maar is het niet een beetje gek dat vier Limburgse jongens zich zo nadrukkelijk profileren als Thaise funkband en poseren met rijsthoedjes? ‘We laten er juist mee zien dat het niet uitmaakt waar je vandaan komt.’

Zo’n tweeënhalf jaar geleden in Maastricht ontdekken twee muzikanten de muziek wat hen zo inspireert om een nieuw project te starten. Drummer Kees Berkers en multi-instrumentalist Yves Lennertz draaien daar regelmatig plaatjes. In hun zoektocht naar nieuwe muziek raken ze gefascineerd door de Thaise funk uit de jaren ‘70. ‘We hebben de meeste muziek gewoon op YouTube en Spotify ontdekt. Je kan al die muziek niet uitspreken door die Thaise letters,’ vertelt Kees. ‘Als je eenmaal begint met graven, vind je steeds meer.’ Ze kwamen al snel terecht bij releases van bijvoorbeeld Zudrangma Records of compilaties van Thai Beat a Go-Go.  Wat het duo het meest aansprak is niet meteen aan te wijzen volgens Kees. ‘Het is toevallig geweest. We zaten als dj’s al midden in de afrobeat en andere wereldmuziek, en zochten altijd naar nieuwe muziek. Het is zodoende een beetje op ons af gekomen.’

Inmiddels is YĪN YĪN dus de zoveelste band uit ons polderland die met wereldmuziek doorbreekt en de grenzen oversteekt, net zoals The Mauskovic Dance Band met hun cumbia en de inmiddels voor een Grammy genomineerde Altin Gün met hun Turkse psychedelische rock. YĪN YĪN zit dan ook samen met deze Nederlandse wereldbands bij BLiP Agency, die de band weer heeft gelinkt aan het Zwitserse label Bongo Joe. Een label dat ook veel reissues doet van muziek uit de seventies. ‘Ik weet echt niet waarom onze muziek zo aanslaat bij het publiek,’ zegt Kees. ‘Misschien vinden mensen de wereldmuziek klanken interessant en stellen ze zich daarvoor voor open?’ Volgens Yves hebben ze ook gewoon geluk gehad: ‘De timing was echt perfect.’

YĪN YĪN begon echter als een grap.  Ze namen in drie dagen een demo op in een oefenruimte in een balletschool nabij een alpacaboerderij. ‘We hebben in drie dagen een demo opgenomen en gemixt,’ zegt Yves. ‘Het heeft nog een jaar geduurd voor we gingen spelen.’ Het eerste optreden was een support gig voor De Zwitserse band Blind Butcher in Maastricht, een show die zij zelf hadden georganiseerd. ‘Toen hebben we Remy (Scheren, bassist) en Robbert (Verwijlen, toetsenist) gevraagd om met ons mee te spelen, en hebben we de demo’s op cassette opgenomen.’ Die demo’s brachten ze in de eerste instantie uit onder de naam Lady Boys, een naam waar ze later zelf ook vraagtekens bij plaatsten.  Immers genieten de Thaise ladyboys – berucht vanwege hun betrokkenheid in de Thaise seksindustrie – een nogal precaire positie in hun thuisland. ‘We hebben het aangepast omdat het verkeerd geïnterpreteerd kan worden of dat mensen er aanstoot aan kunnen nemen,’ zegt hij. ‘Het is toch een kwetsbare groep mensen. Toen we de tape uitbrachten onder die naam en het balletje ging rollen hebben we daarom ook een andere naam gekozen.’ 

De naam werd YĪN YĪN, vernoemd naar de vrouwelijke en de schaduw kant van de yin yang. ‘Yang Yang klinkt gewoon minder lekker,’ grapt Kees. ‘Het idee is dat yin yang de balans tussen de mannelijke en vrouwelijke kant of het goede en het kwade is, en yin yin is dan onbalans, maar daaruit kan je ook een soort creativiteit creëren.’ 

Dat hun belangstelling voor de Thaise cultuur – uitgedragen door de rijsthoedjes en de kimono’s die ze op het podium dragen – kan worden opgevat als cultural appropriation, daar zijn ze zich van bewust. Maar een parodie op de Aziatische cultuur is het zeker niet, aldus Yves. ‘Wat wij dragen is een waardering voor de cultuur, en niet een grap. En we dragen de kleding ook gewoon graag.’ Muziek en cultuur is van iedereen, meent de band. Maar toch, hoe zal de reactie zijn in Thailand als vier witte jongens uit Limburg hun Thaise funk uit de seventies staan te spelen? ‘Heel Thais zijn we ook niet. Onze muziek heeft invloeden uit het land,’ zegt Kees. ‘In Indonesië en Japan hebben ze ook veel Westerse muziek gespeeld. In dat opzicht is muziek van iedereen, toch?’ De band noemt hun muziek Thaichedelic. ‘We hebben veel onderlinge woordgrappen, zoals een microfoon die wij Mike Thaison hebben genoemd,’ zegt hij. ‘Op het album - debuut The Rabbit That Hunts Tigers - zijn de invloeden veel breder. Het is heel Aziatisch, maar er is ook een nummer geïnspireerd door Ethiopische muziek.’  

‘We maken psychedelische muziek met Thaise invloeden. In het begin hadden we het idee om richting de traditionele muziek te gaan maar inmiddels is het idee breder geworden. Het zijn vooral de toonladders die ons inspireren. In Thailand spelen ze meestal op de Thaise gitaar, de phin. Die is anders gebouwd, dus die mist bepaalde tonen die je niet kan spelen. Dat is de grootste invloed die we gebruiken,’ zegt Kees. ‘Ook gebruiken ze bepaalde violen, maar die kunnen wij niet spelen, net zoals de hoge vrouwelijke zang. De violen vervangen wij met synths. Verder gebruiken ze veel koebellen en conga’s voor de percussie.’ In vergelijking met de Westerse muziek uit de jaren ‘70 rammelt de Thaise funk uit die tijd ook veel meer. ‘Ze hebben in Thailand nooit van die super dikke studio’s gehad, zoals in Amerika of Frankrijk, dus de opnames zijn rauwer. Er was minder budget, maar ze hadden wel meer lol.’