Ze wonnen de Amsterdamse Popprijs 2018 én de Grote Prijs van Nederland 2019, reisden het hele land door met de Popronde, boekten enorm succes met hun debuutsingle en krijgen de ene na de andere talenten-stempel op hun voorhoofd geplakt. Het succes van WIES is ongekend, en ook in 2020 is het 12van3voor12-talent niet te stoppen. Jeanne Rouwendaal, zangeres/gitarist van Wies, blikt terug op de eerste jaren van deze hoofdstedelijke belofte.

Het Conservatorium, het Zweinstein van de Nederlandse popmuziek waar ieder jaar talentvolle muzikanten in spé zich voorbereiden op een toekomst als professional. Het is een beroep dat niet iedereen zal leiden naar een leven vol zekerheden. Zanger/gitarist Jeanne Rouwendaal: ‘Als je de keuze maakt om het conservatorium te gaan doen, moet je niet te veel over je toekomst nadenken. Als je gaat twijfelen is het zonde van de tijd en de keuze die je hebt gemaakt. Dat was ook mijn instelling.’ Rouwendaal maakt samen met drummer Jasper Meurs en bassist Tobias Kolk elektronische Nederpop met een raggend randje. Zij schrijft de basis van de nummers. Aanvankelijk schreef ze die voor zichzelf, maar toen zij de liedjes aan medestudent en vriend Jasper liet horen was hij meteen verkocht. ‘Hij had het idee om een soort elektronisch duo te beginnen en is gelijk begonnen met mixen,’ vertelt ze. ‘Dat was heel goed, maar ik had er toch een andere visie op.’ Jeanne wilde meer richting de garagerock gaan, zodat ze live de muziek ook lekker konden raggen. Ze gingen samen op zoek naar een passende sound en kwamen tijdens hun zoektocht Kolk tegen bij komen. ‘Hij was de perfecte match. Niet alleen speelt hij geniaal; hij heeft ook een enorme liefde voor Nederlandstalige muziek.’ 

Er is een flinke onderstroom aan muzikanten die het net niet hebben gemaakt. Dacht Jeanne na over haar toekomst? ‘Nee. Ik heb het Conservatorium vooral als een grote muzikale speeltuin gezien,’ zegt ze nu. ‘Je hebt er vier jaar lang de tijd om zorgeloos als student muziek te maken en zoveel mogelijk op te zuigen, te leren en te schrijven. Dus ik heb enorm genoten.’ Dat heeft misschien ook te maken met de vrijheid die haar ouders haar gaven: ‘Ze vonden het zonde als ik het niet had gedaan. Mijn ouders hadden een instelling dat je later lang moet werken, dus het beste wat je dan kunt doen is iets wat je heel erg leuk vindt.’ 

Wies werd geboren nadat het Engelstalige solo-project van Jeanne vastliep. Ze stortte zich weer op de studie. ‘Het ging aanvankelijk best goed. Ik won de publieksprijs van de Grote Prijs van Nederland. Maar ondanks die fijne start kabbelde het verder en kreeg ik twijfels over de toekomst van het project,’ vertelt ze. Vervolgens stortte ze zich op het schrijven van liedjes. ‘Dit was het beste moment. Ik volgde allemaal vakken die met schrijven te maken hebben.’ Het idee was dat er weer nieuwe Engelstalige liedjes uit zouden komen, maar dat liep anders. ‘Ik keek naar mijn jeugd, en de Zaanstreek, waar ik vandaan kom,’ legt de zangeres uit Krommenie uit. ‘Dat vond ik heel interessant. Ik had het idee dat ik iets eigens te pakken had.’ Want hoewel haar middelbareschooltijd een geweldige tijd was, keek ze op haar tijd op de basisschool met minder plezier terug. ‘Ik werd veel getreiterd. Ik denk dat door die tijd ook een bepaalde bewijsdrang komt.’

De liedjes die ze uiteindelijk schreef waren Nederlandstalig. ‘Ik vind het leuk om bepaalde woorden uit de Zaanstreek te gebruiken. Voor mijn gevoel krijgen mijn liedjes dan meer karakter,’ zegt Jeanne. ‘Omdat het mijn moerstaal is, kan ik mij beter uitdrukken. Leuk voor de mensen die ook die streektaal spreken.’ Ze liet zich inspireren door het raadselachtige van Spinvis en Roosbeef, maar ook de directheid van volkszangers als Ramses Shaffy en Thé Lau. ‘De teksten van Ramses zijn heel duidelijk. Zijn uitvoering van de liedjes is heel erg inspirerend,’ vertelt Rouwendaal. ‘Bij Spinvis’ teksten is het juist heel mooi dat je er een beetje moeite voor moet doen. Zijn teksten zijn puzzels en lenen zich voor eigen interpretatie.’ En dat is ook wat Jeanne met de Wies-liedjes probeert te doen, zoals op die nostalgische doorbraakhit ‘Soms Is Het Te Laat’, waarin ze zingt over ‘slapeloze nachten in huis van ouders die niets mochten weten en avonden in een kroeg waarvan de naam nu is veranderd en het is ook van een ander’. ‘Dat is juist het leuke; nu zijn er mensen die dat meemaken, maar andere mensen denken dan juist terug aan die tijd,’ zegt ze. ‘Ons publiek varieert van piepjong tot wat ouder. Wat we regelmatig horen is dat mensen ons verfrissend vinden.’ Het succes van ‘Soms is het te Laat’ was hoe dan ook onverwachts voor de band. ‘We brachten het uit voor de Popronde met het idee dat er iets terug te vinden is voor de mensen die ons hebben gezien. Gewoon, om rustig op te bouwen. Maar dat explodeerde dus enorm.’

Wies scoorde een megahit op 3FM. Nu is er officieel een tweede single: ‘Radiostilte’, een liedje over de frustratie als je lang niks hoort van iemand. Net als bij haar invloeden is het van belang dat het duidelijk is waar ze over zingt: ‘Het hoeft niet per se iets te zijn wat ik heb meegemaakt. In de liedjes kan ik kwijt wat ik wil zeggen, maar het publiek voelt dat ook. En dat raak je kwijt als je te specifiek wordt.’ De band voelt geen druk om snel nog meer nieuw materiaal uit te brengen. ‘We hebben geleerd om rustig op te bouwen. Wies bestond al een jaar zonder singles. Het is maar goed dat we ons gevoel hebben gevolgd. Dat heeft goed uitgepakt,’ zegt Jeanne. ‘Er is muziek, er ligt genoeg klaar maar wanneer we wat uitkomt is nog de vraag.’ En nee, we kregen niet de primeur waar die bandnaam nou vandaan komt. ‘Dat is nog steeds geheim! Dat moet ik echt eerst overleggen met de jongens.’