Parkpop 1990. Het is een stralende dag in Den Haag en het Zuiderpark is voller dan vol voor het grootste gratis popfestival van Nederland. Een glorierijk moment voor The Fatal Flowers, een band die de geschiedenis in gaat als een van de belangrijkste gitaarbands van de jaren tachtig. En toch eindigt die dag hun carrière. Terug in de kleedkamer is het frontman Richard Jansen die de knuppel in het hoenderhok gooit. Hij is het zat, het glazen plafond. Het gevoel dat er niet meer in zit. Dat het buitenland een illusie blijft, dat geld verdienen met je favoriete muziek onmogelijk blijkt. The Fatal Flowers stopt ermee.
Bijna dertig jaar later is het Frank Satink, programmeur van het Overijsselse festival Dauwpop, die het balletje weer aan het rollen brengt. Hij zoekt nog iets speciaals voor zijn jubilerende festival. Dauwpop bestaat 25 jaar, en dat is heel lang, maar toch minder lang dan dat The Fatal Flowers uit elkaar zijn. ‘De band deed het altijd heel goed in onze regio’, zegt Satink, die zelf indertijd fan van de band was maar ook net iets te jong. ‘Ik heb ze in 1990 een keer live kunnen zien, anderhalve maand later waren ze uit elkaar. Ik heb de stoute schoenen aan getrokken en heb gewoon iedereen gebeld om te kijken of een reünie erin zat.’
Drie van de vier leden van de laatste Fatal Flowers reünie waren de afgelopen drie decennia nog volop muzikant. Bassist Geert de Groot bij onder meer Scram C Baby, drummer Henk Jonkers vooral bij Hallo Venray en gitarist Robin Berlijn lange tijd bij Ellen ten Damme en nu bij Johan. Alleen Richard Jansen verdween uit beeld. Hij woont alweer jaren in Duitsland en was het contact met de Nederlandse muziekscene helemaal kwijt. ‘Hem heb ik echt moeten overtuigen’, zegt Satink. ‘Dat deed ik onder andere door gewoon aan de slag te gaan. Zalen te bellen met de vraag: zou je de band willen boeken. Richard aarzelde of mensen er überhaupt op zaten te wachten, en ik kon laten zien: als we dit doen zijn deze zalen alvast geïnteresseerd.’
Toen Krezip in 2009 afscheid nam speelde het twee keer de HMH vol. Twee keer de HMH, het voelde als een reusachtig aantal tickets. Maar nu zijn ze terug en vullen ze drie keer de ZiggoDome, goed voor bijna 50.000 bezoekers. Hoe kan het toch dat reuniebands vaak voor veel grotere zalen spelen dan in hun glorietijd?
Glazen plafond
Waardering voor acts van eigen bodem
Krezip en The Fatal Flowers, twee succesbands uit totaal verschillende tijdperken van de Nederlandse popgeschiedenis die op veel manieren van elkaar verschillen maar die ook wat gemeen hebben: hun succesvolle terugkeer. The Fatal Flowers speelt komende maand twaalf clubshows (waaronder twee keer Paradiso) en die show op Dauwpop. Krezip speelt naast die Ziggo optredens ook nog op Pinkpop, hun echte thuisbasis. Dat glazen plafond waar Richard Jansen en zijn Flowers op stuitten, dat was er niet voor de Tilburgers. In tegendeel, de band brak in 2000 door op Pinkpop en scoorde in tien jaar een paar enorme hits. Ook het afscheid verliep voorbeeldig, met een uitverkochte clubtour, een succesvolle Best Of cd en uiteindelijk dus die twee uitverkochte HMH shows. Een unicum in die tijd.
‘Dat waren ongelofelijke aantallen’, zegt Robert Swarts, manager van de band. ‘Maar er is echt iets veranderd met de komst van ZiggoDome. Mensen gaan in veel grotere aantallen naar concerten, het is een avondje uit voor een heel divers publiek. Die zalen zijn er ook voor uitgerust, je kunt er goed parkeren of met de trein komen, je kunt kiezen tussen zitten en staan, alles is geregeld. Heel veel acts kunnen doorgroeien naar dit niveau. Het laat zien dat we een enorm gezond popklimaat hebben in Nederland, met veel waardering voor acts van eigen bodem.’
Dat was eind jaren tachtig wel anders, toen The Fatal Flowers een belangrijke band was. Er was nog nauwelijks sprake van een professioneel popcircuit. Popzalen waren vaak ex-kraakpanden of veredelde jeugdhonken, gerund door vrijwilligers. Voor de band was er met een beetje mazzel voor de show een bord macaroni met Smac, ketchup en een beetje kaas. De nieuwe generatie muziekliefhebbers weet waarschijnlijk niet eens meer wat dat is, Smac, maar kinderen van de jaren tachtig dat het in die tijd heel normaal was om een soort kattenvoer door de pasta te mikken. ‘Dat is een belangrijke algemene ontwikkeling in de popsector’, zegt Jeroen van Erp, toen en nu manager van The Fatal Flowers. ‘Mensen hadden geen geld te besteden. Ik herinner me nog dat ik altijd moest afwegen: ga ik naar een concert of koop ik een plaat. En dan kostten kaartjes maar zeven gulden vijftig. Mijn kinderen leggen tegenwoordig zelf tachtig euro neer om Beyonce te zien. Op de radio was bovendien geen plek voor alternatieve popmuziek, alleen Vinyl en OOR schreven erover. Het was in feite uitzichtloos. Wie had ooit kunnen denken dat een bandje uit Utrecht de Amsterdam ArenA zou uitverkopen? Want zo zie ik Kensington: als een bandje.’
Vaandeldrager van de popacademie
Een eerste keerpunt daar naartoe vond amper een jaar na de ontbinding van The Fatal Flowers plaats met de release van Nevermind, het tweede album van Nirvana. Dat was immers ook ‘maar een bandje’, dat ineens uitgroeide tot wereldact. Plotseling kregen labels wel interesse in gitaaracts, werd er serieus geïnvesteerd. Ook in Nederland ontstond een gezonde alternatieve gitaarscene waar The Fatal Flowers mede de humuslaag voor had gevormd. Niet voor niets doken leden van de band op in talloze bands in de jaren negentig. ‘The Fatal Flowers was een heel betekenisvolle band in de jaren tachtig, vind ik’, zegt Jeroen van Erp. ‘In veel opzichte was het geen leuke tijd, muzikaal gezien, maar deze jongens gingen terug naar de basis: hele goeie liedje schrijven en je kloten eraf spelen. Heel anders dan de art scene rond de Minny Pops. Ik vond het stunning goed in die tijd, en dat zijn ze nog steeds.’
‘Het is een rare gewaarwording om ineens weer samen te spelen’, zegt Richard Jansen. ‘Het is ver weg, tegelijk zit het allemaal in een raar vakje opgesloten in je hoofd. Het gekke is: iedereen heeft het anders onthouden. Dan vertelt iemand een verhaal, en dan denk je: goh, ik kan me daar helemaal niets van herinneren. In mijn hoofd zitten verhalen over kleedkamers waar de ijsbloemen op de ruiten stonden en gaten in de ramen. Of van die keer dat vijf neo nazi’s op de eerste rij stonden te Sieg Heilen. Ik sta soms naar mijn eigen geschiedenis te luisteren, maar ook vice versa.’
Voor Krezip is het iets minder diep graven naar herinneringen. En ook de liedjes zitten minder ver weg gestopt. ‘Het begon met gesprekken, kletsen, plannen smeden’, zegt zangeres Jacqueline Govaert. ‘Op een gegeven moment zei Bram: zullen we gewoon even samen spelen, kijken of alles nog werkt? Het was magisch, alles kwam gewoon weer bij elkaar.’ De doorbraak van Krezip tien jaar na het uiteen vallen van The Fatal Flowers markeerde een nieuwe mijlpaal in de Nederlandse muziekgeschiedenis. Krezip was de vaandeldrager van de oprukkende popacademies. En daar werd in die tijd nog behoorlijk lacherig over gedaan. Popmuziek kon je niet leren in de schoolbanken, dat leerde je op straat, in de oefenruimte. Of nog beter: dat zat in je. Waar in de jaren negentig podium voor podium de infrastructuur professionaliseerde, gebeurde dat vanaf Krezip ook met de muziek zelf. Het veranderde het muzieklandschap fundamenteel, want Nederland kent inmiddels bands vol met opgeleide muzikanten. Dat maakt de muziek anders - lees: gelikter - maar het zorgt wel voor acts die overeind blijven op de grootste podia.
Dat Krezip bij een comeback de ZiggoDome zou kunnen uitverkopen was voor manager Robert Swarts geen verrassing, vertelt hij. ‘Anders moet je het niet doen, niet na zo’n mooi afscheid. Maar drie, dat hadden we niet verwacht. Eerder een in de loop van enkele weken of maanden. Natuurlijk hadden we wel opties klaar staan, zo gaat dat, maar vanzelfsprekend vonden we dat niet.’ Krezip deed de voorbereidingen overigens in het diepste geheim en met een klein team. Robert Swarts’ Friendly Fire was niet alleen management en boeker, maar ook voor de gelegenheid platenmaatschappij. ‘Hoe kleiner het team, hoe groter dat kans dat je het nieuws ook echt onder de pet kunt houden.’
Groot op Hyves
Net als The Fatal Flowers had Krezip een typisch reunieprobleem: bij een grote show zet je als band doorgaans groot in op je zorgvuldig opgebouwde social media following. En die was er niet. ‘Krezip was wel groot op sociale media’, zegt Robert Swarts. ‘Maar ja, dat was op Hyves. We moesten dus gebruik maken van meer conventionele massamedia. Zo hebben we samen met Spotify een billboardcampagne langs de snelweg gedaan.’ Daarnaast liet Krezip op zijn slapende website een aftelklokje lopen en werd live bij DWDD een nieuw nummer geïntroduceerd, dat op dat moment losgelaten werd op alle streamingplatforms. Een aardige operatie, waarin old school marketing en new school releasen hand in hand gaan.
In het geval van The Fatal Flowers was er natuurlijk helemaal geen sprake van sociale media. Zelfs email was er per slot van rekening niet. En dat terwijl boekers toch graag gebruik maken van de data die sociale media opleveren. ‘Er was een Facebook groepje van 200 man dat graag een reünie wilde. Maar daar kun je niet op af gaan’, zegt Frank Satink op de vroeg hoe je in zo’n geval dan inschat hoe groot de animo voor tickets is. ‘Ik had het nooit verwacht’, zegt Richard Jansen. ‘Waanzinnig om voor zulke zalen te spelen. Dat is het beste waar je om kunt vragen.’
Maar dat moet dan wel vanuit een koude start. Want waar je normaal aan een belangrijke festivalshow een hele clubtour vooraf laat gaan, moet het nu min of meer vanuit het niets. Wij zitten nu in een technische doorloop voor de Pinkpop show’, zegt Govaert. ‘En dan probeer je toch ook na te bootsen hoe het gaat voelen. De eerste keer dat we weer samen het podium op lopen is meteen Pinkpop. Hoe werkt dat? Ik heb bijvoorbeeld zo’n mooi in ear monitorsysteem, je kunt in de oefenruimte niet nabootsen wat daarmee gebeurt als je zo’n podium oploopt. Ik heb laatst een boek gelezen over hoe topsporters zich voorbereiden op een grote prestatie. Je kunt je niet voorbereiden op de spanning. Maar we gaan het doen. Ik heb genoeg fantasie om het me voor te stellen. En als ik dat doe, heb ik nu al kippenvel.’