Na negen jaar keihard knokken stopt Mozes and the Firstborn ermee. Dit is het verslag van een emotioneel afscheidsconcert. Over een eeuwig broederschap, jankende ruzies in Shitsville USA, de momenten waarop het bandleven pijnlijk ging tegenstaan, maar vooral de trots en alle mooie herinneringen.

‘Dit is heel raar. Het is mooi, maar ook heel verdrietig’, mompelt Melle Dielesen vanaf het podium. Net nog steeg er vanuit de zaal een euforisch drankgelach op uit driehonderd kelen, opgewonden van twee uur aan moshpits, bier en luide gitaren. Nu verstomt de kleine zaal van de Effenaar. ‘Ik heb er tegenop gekeken… vind het moeilijk om hier te staan. Ik hou van de vier gasten achter me. Het is negen jaar lang een grote trip geweest. Met vrienden. Dit nummer is niet zozeer een ode aan de band, maar aan de vriendschap die eraan ten grondslag ligt.’

En dan zingen ze, met z’n allen, uit volle borst het breekbare ‘Down With The Band’.

Well, sometimes I seem to forget you're one of my best friends
Not someone that I can just use
Yeah, someone I can't use

So, if I ever act a fool or lose my temper or my cool
It's just a demon in my head
My gut still tells me you're my friend instead

Down with the baaaaaahaaaaand
Down with the baaaaaahaaaaand
Down with the baaaaaahaaaaand
Down with the band

CV Mozes and the Firstborn

2010 Opgericht in Eindhoven
2011 Debuut-EP I Got Skills
2012 Band tourt mee met de Popronde
2013 Debuutalbum verschijnt via Top Notch, eerste VS tour, Lowlands en EU-tour met Unknown Mortal Orchestra
2014 Tweede tour door de VS en SXSW
2016 Tweede album Great Pile of Nothing
2019 Derde album Dadcore

Dit was het dan, het einde van negen jaar lang Mozes and the Firstborn, een van de allerleukste bands van Nederland. Drie albums hebben ze uitgebracht, waarvan het dit jaar verschenen Dadcore juist de echte doorbraakplaat had moeten worden. Ze trokken vijf keer naar de VS voor omvangrijke tours die soms wel twee maanden duurden, ze gingen heel Europa door met The Growlers, Unknown Mortal Orchestra en Two Gallants. Ze kregen liefde van Pitchfork en NPR, brachten releases uit op het immens coole Burger Records. Oh ja, en de ultieme eer voor een band uit Lampegat, roept bassist Corto Blommaert nog tijdens de show: ‘I Got Skills’ is bewerkt tot bonafide carnavalskraker ‘Ik heb pils’.

Vlnr: Ernst (gitarist), Melle (zanger), Guus (chauffeur), Raven (ex-drummer), Corto (bassist) en Jesper (drummer)

Wanneer de vijf (ex-drummer Raven Aartsen is er voor de gelegenheid ook weer bij) vervolgens van het podium rollen en elkaar backstage omhelzen en zoenen, glimlachen ze, maar de ogen staan verdrietig. Ze beseffen dat dit heel vet was, dat het supergoed ging, maar ook dat ze dit nooit meer gaan doen. ‘Ik heb nog nooit zoiets gevoeld’, aldus gitarist Ernst van Doorn.

Al de hele avond is zo emotioneel. De monden vallen open wanneer blijkt dat de vriendinnen van Corto, Jesper en Ernst de kleedkamer hebben volgehangen met honderden foto’s uit negen jaar Mozes and the Firstborn. De ogen worden vochtig wanneer die vriendinnen vervolgens een brief voorlezen en vertellen hoeveel de band voor hén betekend heeft. Dat ze fucking trots zijn op de jongens, en we daar weleens bij stil mogen staan. Het zwaarste moment van de avond, vindt Ernst. ‘In een band zitten voelt heel egoïstisch. Je kunt niet met je vriendin op vakantie als er nog een boeking op Lulboompop in de lucht hangt, maar kennelijk hebben zij dat nooit zo ervaren.’

En dan is het weer lachen geblazen om het backstage pretpakket dat overloopt van gekke drankjes en snacks, spullen die over het afgelopen decennium zijn uitgegroeid tot running gag binnen de band. Ja, die flesjes Flügel snappen ze wel, de Sheeba kattensnoepjes ook. ‘Maar waarom de Kleenex?’, vraagt Raven. Voor als jullie gaan janken, natuurlijk!

De magie van vanavond, die was er lange tijd niet. Dat maakt de avond nogal wrang, zo vertelt Ernst. Ooit droomden ze als Brabantse jochies van het rocksterrenbestaan, maar de realiteit verschilde op veel vlakken van de droom. De eerste keer spelen op Best Kept Secret is natuurlijk geweldig. Optreden in garagerockwalhalla Hotel Vegas in Austin, Texas is zelfs onwerkelijk. Echt sick, dat politie-escort om op een festival in Zwitserland te kunnen geraken. En in Hamburg in de parkeergarage ONDER de bandbus moeten slapen omdat je zo dronken bent dat je de weg naar het hotel niet meer kunt vinden… ach ja, zelfs die herinnering is dierbaar.

Ernst: ‘Aanvankelijk vind je het zelfs nog leuk om in de bus te zitten. Elk tankstation is vet met alle troep die je er kunt kopen: de snacks, de gekke seksboekjes. Maar na een paar keer is dat reizen helemaal niet meer leuk. Ik heb een bloedhekel gekregen aan alles wat met de UK te maken heeft. Een vervelend land, de mensen zijn onaardig, alles was vies. Zo voelde het. Moesten we weer een weekend naar Londen, om een set van 30 minuten in een klein zaaltje te spelen. Waarom zitten we niet gewoon in Nederland, waar alles goed geregeld is? Ik kon het niet altijd aan mezelf verkopen. Vind ik dit nog vet? Voor wie doe ik dit? Voor de groep? Voor mezelf? De leden van Mozes zijn vaak doorgegaan voor de andere leden. Want: “Als ik zou stoppen, stopt het ook voor mijn beste vrienden.”’

Nog zoiets wat steeds zwaarder werd: speel je als laatste op een festival, dan zit je na de show met een brok energie terwijl iedereen al naar huis is. Ernst: ‘Ja, dan ga je domme dingen doen. Op zich zijn wij daar wel heel erg goed in, domme dingen doen. Nachtenlang zuipen, zuipen, zuipen tot je erbij neervalt. Er zijn tours geweest waarbij Corto en ik elke dag ladderzat waren, twee maanden lang. Je doet dat ook uit verveling, je denkt dat het erbij hoort en het was heel leuk, maar het maakt het allemaal veel zwaarder. Voor jezelf, en voor de rest van de groep.’

Met het maken van laatste album Dadcore zijn de verwachtingen hooggespannen: wie weet lukt het hiermee wel om écht door te breken in Amerika. Maar die tour breekt de band juist op. Ze hebben mega-pech met zware sneeuwstormen, waardoor het kriskras door de States rijden extra zwaar valt en er minder publiek komt opdagen. Ernst: ‘Dan krijg je in the middle of nowhere gruwelijke ruzie om niks, en zit je met zijn allen in de bandbus te janken. En je weet ook niet precies waarom je die ruzie hebt, maar wat doe je dan ook in Shitsville USA?’

Eerdere reizen wist de groep wel quitte te spelen (mede dankzij toursubsidies) maar deze trip blijkt financieel ‘zwaar klote’. ‘Dat gaat om best grote bedragen’, vertelt Ernst. ‘Geld is nooit een drijfveer voor ons geweest, maar als je tijdenlang keihard werkt om een maand met de band te kunnen touren, en die maand blijkt ook nog eens heel zwaar? Dat drukt op de band, iedereen gaat zich achter de oren krabben. Gaan we over een halfjaar weer naar de VS? En wat als het dan weer niet aanslaat? Het voelde als een wedstrijd die we nooit kunnen gaan winnen.’

Op tour heeft de band heel wat discussies. ‘Waarom hebben andere bands zoveel meer succes? Waarom heeft Indian Askin ziek veel shows en wij niet? Waarom zit er geen middagspot op Lowlands in voor ons?’ Samengevat: het balletje begint niet precies te rollen zoals dat bij het eerste album wel gebeurde, en dan is het lastig om gemotiveerd te blijven. Dan komt de twijfel, dan verdwijnt de zelfverzekerdheid.

In de periode daarna komt Ernst telkens weer huilend bij de repetitie aan. ‘Ik kan niet meer, ik heb echt geen zin meer.’ En de rest: ‘Probeer het nou nog maar een paar weken, jongen, dan gaat het wel weer.’ En dan gaat het ook wel weer, maar elke keer in een golfbeweging.

Uiteindelijk is het Melle die het écht niet meer ziet zitten. Ernst: ‘En nu zijn we met z’n allen in dezelfde golf naar beneden gesurfd voor een sabbatical zonder einde. Melle wilde dat het meer zou gaan ontploffen, Corto en ik waren op zoek naar de rem, naar een vorm waarbij we drie maanden per jaar touren en ALLES doen, om de andere negen maanden echt vrij te zijn. Dat is er niet van gekomen, maar ik denk ook niet dat dat kan. We zijn gewoon niet groot genoeg om het zo te regelen. Het waren verdrietige gesprekken, maar we konden het op normale toon met elkaar bespreken zonder ruzie. We zijn dit begonnen als vrienden, zo moet het ook eindigen. Dat is het allerbelangrijkste.’

Ja, het is verdrietig dat Mozes and the Firstborn negen jaar lang keihard heeft gewerkt, en het niet is gelukt om definitief door te stoten naar de ereklasse. Maar ze hebben er alles aan gedaan, en het gevoel dat vanavond in de Effenaar de boventoon voert is trots. Want laten we wel wezen, Dadcore, Great Pile of Nothing en dat titelloze debuut zijn drie geweldige platen, en Mozes is als liveband altijd ontzettend leuk geweest. Vooraan staan gasten met natte oogjes te juichen wanneer Melle die Kleenex begint uit te delen, even verderop trommelt iemand elke drumpartij mee op de monitor-speaker en Ernst wordt op handen gedragen wanneer hij al solerend het publiek in duikt. Corto bedankt ook nog even vaste chauffeur Guus. ‘Hij heeft duizenden kilometers gereden voor een tientje per dag. Dit is het soort mensen dat je nodig hebt, het cement in de band, de bliksemafleider.’ Waarna Guus natuurlijk crowdsurfend de zaal door moet, slingerend van links naar rechts.

Het wordt allemaal alleen maar emotioneler. Fan na fan grijpt Melle bij de schouder om in het oor te brullen hoeveel die teksten betekend hebben. Ooms, tantes en ouders slaan de armen om de bandleden heen. ‘Vandaag voelen we pas echt dat Mozes and the Firstborn groter is dan wijzelf’, zucht Ernst. ‘We hebben er zó hard aan getrokken, nu merken we dat dat zijn vruchten heeft afgeworpen.’ Al die heftige reacties, al die complimenten op elkaar gestapeld en alsmaar geconfronteerd worden met het stoppen: het is veel te zwaar. Dus wordt het loeihard drinken met verstand op nul. Eerst in de Effenaar, daarna in de kroeg, daarna bij Ernst thuis. Melle is net naar bed, Corto is verdwenen. Jesper en Ernst liggen nog op de grond in de woonkamer te mijmeren. Dat het fucking vet was, maar ook echt moeilijk. Dat ze toch vooral vrienden zijn, broers bijna. Soms begonnen ze een show met ruzie, en was het het laatste nummer weer helemaal cool. Ook al haatten ze elkaar soms, ze willen voor altijd met elkaar door. ‘Wow ik vind jou fucking aardig’, bromt de een. En dan in een moment van helderheid: ‘Dit is eigenlijk ook fucking belachelijk, dus ik moet gaan slapen. Maar ik kan echt niet meer lopen.’ Om gebroederlijk samen in slaap te vallen, op het vloerkleed.