Zoals Dekmantel de geschiedenis van de muziek en de experimentele rafelranden van de elektronica weet te combineren met pure dance, zo gaan er geen twaalf in een dozijn. Op de woensdag en de donderdag duikt het festival zoals gewoonlijk de diepte in, toont het de rijke muzikale bodem waarmee het weekendprogramma is gevoed, én laat het zien dat er ook voor de minder fysieke dansmuziek een mooi gevulde vloer te vinden is.

Het festival:
Dekmantel is één van de belangrijkste dancefestivals van Europa, maar juist met deze pre-concerten geeft de organisatie ruimte aan een breed scala van acts zonder zichzelf vast te ketenen aan de dansvloer.

Het hoogtepunt: Deena Abdelwahed en Arpanet
Een levende legende en een belofte voor de toekomst: Arpanet, het alias van Doplereffekt, imponeerde vandaag met een set die aan alle kanten net een beetje schuurde en des te beter ervan werd; en Deena Abdelwahed, een Tunesische producer, overrompelende met een set waarin Oosterse melodieën en zanglijnen ineen storten in het puin van destructieve basmuziek.

De ontdekking: John T. Gast
Een enigmatische Britse producer die met elektronische, experimentele dub overrompelt.

De teleurstelling: Cybotron
De vader van de techno zou voor het eerst óóit zijn grondleggende album live komen vertolken. Jammer dat Atkins door zijn vocoder compleet onverstaanbaar is en er te veel synthgefröbel tussendoor klinkt, waardoor het toch niet echt van de grond komt.


De sfeer:
Megadruk en goed, met overvolle zalen en rijen en daverend applaus bij iedere act, groot of klein.

Ook dit jaar buigt Dekmantel diep voor de grootmeesters van de muziekgeschiedenis. Neem nou het smoordrukke concert van Pharoah Sanders, een free jazz pionier die meestal in één adem wordt genoemd met Alice en John Coltrane, Sun Ra en Albert Ayler. Zijn leven loopt zo ongeveer parallel met de historie van het genre, en Sanders is ondertussen een relikwie van de avantgardistische jazzscene: 78 jaar is-ie, en dus is het niet zo wonderlijk dat hij in slow motion naar de stoel op het midden van het podium lijkt te sjokken. Verbijsterend, dus, hoe zijn kosmische jazz-spel niks van die broosheid verraadt. Goed, de virtuoze wervelingen uit zijn hoogtijdagen blijven vrijwel uit. Af en toe laat hij zijn sax nog wel even knorren, maar liever laat hij zich tevreden achterover zakken in zijn stoel, om met gesloten ogen te luisteren naar de wentelingen en afslagen die zijn drummer en pianist in hun spel nemen. En toch is het een overtreffende trap van mooi: Sanders is nog steeds een meester van de meanderende melodie, en na vanavond is het duidelijk dat hij muziek leeft tot de laatste ademtocht.

Misschien is Sanders niet persé de eerste boeking die in gedachten springt bij een dancefestival, maar voor de openingsavond van het festival had er geen logischer keuze kunnen zijn dan Cybotron. Zonder de experimenten van techno-pionier Juan Atkins geen Dekmantel, zo ver zou je misschien wel kunnen gaan. De track 'Techno City' op Enter, in 1983 uitgebracht in samenwerking met Richard Davis, bezegelde de status van Detroit als het futuristische Mekka van de techno, en zijn vroege electro-hit ‘Clear’ is nog steeds terug te vinden op de dansvloer. Dit jaar is de pionier voor het eerst in zijn carrière op tour met een band, uitgerust met een gereconstrueerde stereo-versie van het album. Live zijn die nog iets meer aangekleed, en dan gaat het niet alleen maar over die imposante lasershow en futuristische outfits. De rubberen bassen worden versterkt door nieuwe synthlijntjes en koordjes, en live voelen de kicks nóg helderder en de bassen nog dieper. Jammer is het wel dat Atkins door de vocoder zo onverstaanbaar is dat hij klinkt als een marsmannetje met zendingsdrang. Bovendien is er in plaats van een continue mix ingezet is op liedjes met synthgefröbel tussendoor, waardoor de vaart er af en toe uitgehaald wordt, maar alsnog is het bijzonder om zo’n legacy-act eindelijk een keertje live te kunnen zien.   

Pharoah Sanders

Als je het dan toch over pioniers wilt hebben: misschien wel net zo belangrijk als Juan Atkins is Gerald Donald, een gemene deler in zowel het legendarische electro-project Drexciya als wel Doplereffekt. Op de donderdag staat hij op het programma als Arpanet, een electro-project waarin hij zijn liefde voor de synthpop-techno uit de Computer World-dagen van Kraftwerk naar de voorgrond komt, maar dan wel met de flair van Dopplereffekt. Hij draait een nogal kortademige set die constant een beetje uit zijn verband wordt gerukt: kicks die nét te vroeg worden ingezet, een bas die abrupt wegvalt, synthlijnen die tegen elkaar opbotsen en ritmes die nét een beetje tegen elkaar aan lijken te schuren. Megavet.

Helemaal aan de andere kant van het spectrum staan later op de avond Jah Wobble, een sleutelfiguur in de Britse post-punkscene, en Bill Laswell, een bassist die met een duizelingwekkende hoeveelheid legacy-artiesten heeft gewerkt. Met hun indrukwekkende staat van dienst zou je de beide bassist met gerust hart twee vergeten helden kunnen noemen, en vanavond bezegelen ze hun heldenstatus met een heerlijk swingende set met groovende dub vol galmende gitaren en orgelkoordjes.

Nog zo’n vergeten held is Wally Badarou. Stond zijn naam in de jaren ’80 in de credits op een plaat, dan was dat een extra reden om hem mee naar huis te nemen. Hij speelde mee met Grace Jones, verleende zijn synthmagie aan ‘This Must Be The Place’ en ‘Burning Down The House’ van Talking Heads, was het officieuze vijfde lid van Level 42 en maakte afrofuturistische funk met Fela Kuti. Op Dekmantel geeft hij – in zijn eentje, met keytar, synthesizers en laptop – een aandoenlijke geschiedenisles met focus op zijn album Echoes uit 1984: tussen de liedjes door legt hij maar eens uit welke plek zijn songs eigenlijk hebben. ‘Hi-Life’ vormde het fundament voor het zouk-genre, ‘Mambo’ heeft een haakje met Massive Attack en dat ene soundtrack-liedje werd onbedoeld een gigantische dansvloerhit. Zelf zit hij op zijn pianokrukje voorzichtig mee te swingen, en telkens weer denk je: verdomd, deze ken ik ook! Niet per se een hele goede show, wel eentje waardoor je dieper in zijn onmetelijk brede oeuvre wil duiken.

Nog zo iemand met een verdomd breed oeuvre: Suzanne Ciani heeft een indrukwekkende staat van dienst, van New Age-composities tot experimentele elektronica op de modulaire synth, en leende haar diensten als synth-pionier ook nog eens aan vroege filmsoundtracks en commercieel werk voor partijen zoals Coca Cola. Haar show in het Muziekgebouw aan ’t IJ spreekt nogal tot de verbeelding: niet alleen lijkt Ciani een briljante wetenschapper zoals ze pielt en frunnikt aan de talloze draadjes en knopjes van haar modulaire synthesizer, maar het geluid dat eruit komt schippert constant op het randje van organisch en futuristisch. Het ene moment klinkt de combinatie van ruis en de langgerekte horten en stoten van haar synth als hozende wind en aanspoelend water; het volgende moment wordt de ruis doorgeprikt door staccato synth-bliepjes, alsof een alien per ongeluk op de verkeerde frequentie terecht is gekomen en nu vanuit de ruimte contact probeert te maken.

Suzanne Ciani

Ambient, van fraai tot megaheavy

Dat is nog wel het mooiste aan de donderdagavond van Dekmantel: je kunt zo dwarsverbanden trekken van de ene artiest naar de ander, vanuit de jaren tachtig naar het nu. Vanuit Suzanne Ciani trek je zonder moeite een lijn door naar Caterina Barbieri, een jonge Italiaanse componist die fraaie ambient maakt. Niet zozeer muziek om de oren mee te strelen of de hersenpan mee te bedwelmen voor het slapen gaan, maar veel intenser: de wolkjes van arpeggio’s breekt ze telkens weer af voor lagen noise en ravey trance-lijnen. Cool hoe goed je kunt horen wat ze precies doet met die modulaire synthesizer: ze manipuleert de waveform, gooit er galm op, legt er een octaaf onder of speelt met het tempo.

Ook Job Oberman alias Oceanic zou je in het ambient-hoekje kunnen plaatsen met zijn liveset, hoewel de klanken die hij uit zijn zelfgebouwde synth tovert eigenlijk verdomd ritmisch zijn. In het kleine bovenzaaltje van het Muziekgebouw laat hij horen inmiddels tien stappen verder te zijn dan de liveplaat die hij vorig jaar uitbracht, met bassen die de broekspijpen laten wapperen en melodieën waar je onderbuik van gaat kriebelen. Je hoeft de kick er maar bij te fantaseren en je kunt er aardig uitzinnig op dansen, hoewel het nu blijft bij wegdromen en spacen terwijl we in een kringetje op de grond om hem heen zitten. In de grote zaal staat ondertussen Sunnn o))), de megaheavy drone-metal-pioniers die laten horen hoe gelaagd een feedbackende gitaar eigenlijk kan klinken. Het is als altijd een fysieke ervaring, je kunt zo’n beetje in hun meditatieve drones kruipen, maar toch is het moeilijk inkomen. Het voelt het als een vreemde eend in de bijt op een festival dat overal de connectie met de dansvloer zoekt. Meer een Le Guess Who-act dan een Dekmantel-show.

De nieuwe lichting

Hoofdige muziek, Sun O))), het type waarnaar je met vinger op de kin en hoofd op 45 graden zit te kijken. Wil je het juist wat fysieker hebben, dan kan je een beter een afslag nemen naar Peaking Lights, het vrouw-man-duo uit San Francisco dat tegenwoordig in Amsterdam woont en vorig jaar een plaat op het Dekmantel-label uitbracht met slomo synth dub, balearic, een snufje italo, klapperende digitale koebellen en een flinke theelepel psychedelica. De lichtshow staat te vlammen alsof het al diep in de nacht is, en kijk eens om je heen: wanneer het tempo omlaag wordt geschroefd, beginnen mensen meteen heel anders te dansen. Veel zwoeler, met het hele lichaam en de armen heen en weer zwaaiend. En Yussef Dayes, een drummer uit de Britse jazzscene die zijn samenwerkingsproject Yussef Kamaal allang is overstegen, weet ook een heel fysieke reactie op te wekken. De Brit drumt alsof hij vier handen en een nakkie speed op heeft, en met zijn vrij virtuoze jazzritmes, met hier en daar drumpatronen die juist een beetje hiphop aandoen, dirigeert hij zijn publiek tot een vrij uitzinnige hoogte. Dat wil ietsje minder vlotten bij De Ambassade, de neder-synthwave band van Dollkraut. Met een album in de pijpleiding maakten ze enkele weken geleden hun live-debuut, en het ziet ernaar uit dat ze nog eventjes aan de live-set up moeten morrelen. Pas als de drumcomputer harder en doelbewuster begint te stuwen tijdens ‘Geen Genade’ (het voorlaatste nummer én de hit) begint het publiek pas écht los te komen, maar de laatste track van de set verraadt dat er nog minstens een bescheiden dansvloerhit aan zit te komen.

Toch zijn het de shows die vandaag de grenzen opzoeken van wat een dansvloer is en kán zijn, die het meest de aandacht trekken. En daarvoor moet je vanavond afdalen in de betonnen bunker van de Shelter. Naar Deena Abdelwahed, bijvoorbeeld. De Tunesische artiest maakt politiek beladen muziek waarin ze zowel kritiek levert op de politieke dimensies van de Arabische cultuur als de Westerse perceptie ervan. Vorig jaar bracht ze haar doorbraak album Khonnar uit, vol experimentele techno waarop ze percepties van Westers en Oosters onderzoekt, uitdaagt en tegelijkertijd op vernuftige wijze uit elkaar trekt. In de Shelter speelt ze het integraal. Begint ze het ene moment nog met flarden van melodieën, percussieve ritmes of zanglijnen die zich als “Oosters” laten kennen, dan laat ze zulke momenten ineen storten in het puin van destructieve basmuziek en klaterende dubtechno, terwijl ze met wijd open gesperde mond de diepste klanken uit haar keel laat opstijgen.

Sowieso is de Shelter vanavond een goeie plek om te blijven hangen als je in bent voor wat experimentele elektronica. Bij Powell bijvoorbeeld, die met nogal gedefragmenteerde set vol ravesynths, onnavolgbare ritmes en willekeurig stompende bassen de grootste mindfuck van de dag is. Al even spannend is de set van John T. Gast, een enigmatische Brit die volledig overrompelt met een prachtig uitgebalanceerde set. Iedere track bouwt hij op en af als eb en vloed, en toch weet hij af en toe uit het niets een hele andere richting in te gaan. Zijn experimentele dub met metalen drums en een melodieuze impuls neemt bijvoorbeeld opeens een afslag als hij een uithaal in een R&B vocal sample loopt tot een sirene waar hij weer snijdende ritmes overheen legt, en ondanks de snijdende sound van zijn klaterende, bij tijden polyritmische dub hoor je toch hier en daar een melodieuze synth die niet in een Oceanic set zou misstaan.

Dub is ook het woord bij Andy Stott, die op het laatste moment werd ingevlogen nadat de Japanse producer Sinichi Atobe wegens ziekte moest afzeggen. Stott oogste vooral met zijn album Faith In Strangers jubelende kritieken, en twee jaar geleden stond hij ook al op Dekmantel. Vandaag toont hij zichzelf een waardige vervanger, met een set vol overrompelende dubtechno set vol glitchy beats, unheimische vocalen en synths, bulldozerbassen en soms naar footwork-neigende ritmes, die met een hypersnelle precisie op het publiek inhakken. Een aanval op al je zintuigen waarna je volledig murw geslagen de Shelter uit strompelt.

Ja, de eerste twee dagen van Dekmantel zaten vol scherpte en precisie, met een blik op het verleden, maar met schoenzolen die al richting de toekomst gekeerd staan. Grootheden zoals Pharoah Sanders, Arpanet en Suzanne Ciani deden hun indrukwekkende CV recht aan, Caterina Barbieri en Oceanic lieten zien dat introverte ambient ook een belangrijke plek heeft op één van de belangrijkste dancefestivals van Europa en acts zoals John T. Gast, Deena Abdelwahed en Andy Stott toonden aan dat de meest overrompelende ervaringen in risico en experiment zitten. Nu al enorm geslaagd - en het "echte" festival moet nog beginnen.