Met de intens melancholische megahit ‘Habibi’ liet Tamino massa’s mensen verdrinken in zijn ogen, die standaard op oneindig staan. In de tussentijd kreeg de hartenbreker het ook nog voor elkaar zijn debuutalbum op te nemen. Daarop klinkt een keihard conflict tussen romantiek en apathie en het staat vol met verwijzingen naar eeuwenoude mythes en zijn wortels in Egypte. Het bevat zelfs samenwerking met Colin Greenwood, de bassist van Radiohead.

In de tussentijd

Eigenlijk begon Tamino's onophoudelijke tour al eind 2016. In 2017 kruiste hij Grasnapolsky, Into The Great Wide Open en Eurosonic Noorderslag  af, dit jaar volgden Down The Rabbit Hole, Rock Werchter en Pukkelkpop. De showteller is de honderd inmiddels gepasseerd. Van stilzitten is nog steeds geen sprake. Met de release van debuutalbum Amir heeft Tamino juist reden te over om weer z'n biezen te pakken. 'Eigenlijk ben ik vooral bang voor het moment dat ik thuiskom en blijkt dat de ene vriend getrouwd is en de ander een kind heeft.'  Voorlopig denkt Tamino alleen nog naar Amir, de plaat die hij opnam in de drukste periode van zijn leven. Hij klinkt allesbehalve gehaast of afgeraffeld. De Belgische zanger nam juist de tijd om nummers opnieuw op te nemen die hij mee wilde nemen van eerdere EP’s. Ze moesten immers precies passen in het verhaal dat hij wilde vertellen: ‘Habibi’ is inmiddels aan zijn derde versie toe.  

‘Soms nam ik echt een week of twee helemaal vrij om te schrijven, gewoon op m’n slaapkamer', legt de Belg uit hoe hij het voor elkaar kreeg. De opnamesessies vonden uiteindelijk tijdens het touren plaats, in verschillende studio’s op de zeldzame vrije dagen tussen twee shows. De ene autorit bracht hem diep in de nacht naar Kortrijk, de andere naar St. Amands, een dorpje vlakbij Antwerpen. Terwijl zijn publiek nog nagenoot, was Tamino vaak alweer aan het werk.

Eigenlijk was het wel goed, denkt Tamino nu. Als -ie na een maand op tour weer naar z’n album luisterde, deed hij dat bijna als een buitenstaander. ‘We konden ons met enige afstand afvragen wat we nou eigenlijk gemaakt hadden, en of dat eigenlijk wel goed was.’ We, inderdaad, want Tamino werkte nauw samen met producers PJ Maertens en Jo Francken. Samen met hen hakte hij de belangrijkste knopen door. ‘Tijdens het schrijven is er geen ambitie, geen gedachte. Bij mij tenminste niet. Je moet gewoon proberen en maar zien wat eruit komt. Daarna kun je in de productiefase kijken wat er benadrukt kan worden.’ Elektronica bijvoorbeeld, of elementen die verwijzen naar Tamino’s wortels in de Arabische wereld.


(tekst gaat verder na de foto)

Tamino

is Tamino-Amir Moharam Fouad

24 oktober 1996
geboren in Antwerpen, België

2017 Tamino EP 
2018 Habibi EP
2018 Amir 

De cassettes van de kroonprins

Continu stoeit Tamino met de connotaties en stereotypes die bij zijn afkomst horen. In de videoclip voor de verrassend lichtvoetige single ‘Tummy’, gemaakt door broertje Ramy, gaat de Belg door voor een gouden standbeeld in de vorm van een farao. ‘Daar denken mensen nog steeds aan als je zegt dat je uit Egypte komt. En aan piramides.’ In de video wordt het standbeeld – à la Groundhog Day - iedere dag opnieuw wakker. ‘Hij beseft dat hij brood op de plank moet brengen en dat alleen kan door een levend standbeeld te zijn. Daar is -ie voor geboren.’ Al snel krijgen de dorpelingen door dat ze niet met een normaal standbeeld te maken hebben, maar met eentje die écht leeft. Het standbeeld wordt er maar moe van en probeert weg te lopen, maar wordt telkens weer wakker in z’n eigen bed. ‘De aandacht die hem in leven houdt, wordt ook de aandacht die hem langzaamaan ten onder brengt.’  

Tuurlijk voelt Tamino zich soms ook een beetje zoals dat standbeeld, daarom heeft -ie z’n album ook Amir genoemd. Het is zijn tweede naam, die ‘prins’ betekent in het Arabisch. ‘Een prins wordt geboren als prins, die kiest daar zelf niet voor. Ik voel hetzelfde ten opzichte van het muzikant zijn. Om van muziek je beroep te maken, heb je natuurlijk aandacht nodig. Die kan soms ook verstikkend zijn, dat weet iedere artiest. Er is alleen niks dat ik beter kan dan dit.’ Niet zo gek, want Tamino groeide in het Antwerpse stadje Mortsel Oude God op in een bijzonder muzikale familie. Zijn Egyptische vader vertrok terug naar zijn geboorteland toen Tamino drie was, maar zijn Belgische moeder liet hem kennismaken met John Lennon, opera en de muziek van zijn opa.

'Een prins wordt geboren als een prins, die kiest daar niet voor'


Die opa, wiens naam Tamino draagt, maakte in de jaren vijftig als zanger en acteur furore in Egypte en omstreken. Tamino heeft Moharam Fouad nooit ontmoet: ‘de Frank Sinatra van Egypte’ woonde aldaar en overleed toen zijn kleinzoon vijf jaar oud was. Toch staat Fouad nu op diens debuut, al moet je goed je best doen om hem te herkennen. Inne Eysermans van de Belgische postrockband Amatorski verknipte cassettebandjes die Tamino nog van zijn opa had liggen tot luidruchtige stoorzenders die in scherp contrast staan met alle schoonheid op Amir. ‘Ik wil niet zeggen dat Inne iets lelijks heeft gemaakt, maar het geeft in ieder geval het tegenwicht dat we zochten. Ik heb veel zelf ingespeeld, maar soms moet je dingen uit handen geven aan iemand die iets veel beter kan dan jij. Het is ongelofelijk wat Inne met de muziek van mijn opa heeft gedaan, ze is er echt een meester in.’

Tamino plaatst zich ook op een andere manier in de Arabische traditie op Amir. In de studio speelde hij samen met Nagham Zikrayat, een collectief dat Arabische muziek maakt. Tamino schreef de melodieën, zijn producers de arrangementen. De orkestleden speelden vervolgens alles in. ‘De groep bestaat uit een paar heel gepassioneerde Belgen en Arabische muzikanten. Er zitten zelfs een paar vluchtelingen in.’ Natuurlijk wilde Tamino er zijn eigen twist aan geven, maar het was ook de bedoeling dat Nagham Zikrayat zou klinken als de klassieke orkesten (firqa’s) die vijftig jaar geleden optraden met zijn opa.


(tekst gaat verder na de video)

De profeet

Het moge duidelijk zijn dat Tamino het van levensbelang acht een verhaal te vertellen in zijn muziek. Een direct gevolg van zijn liefde voor literatuur en literaire schrijvers, legt hij uit. Vaak vindt -ie bijvoorbeeld veel meer inspiratie in een boek dan bij een liveshow. De Libanese schrijver Khalil Gibran is zijn grote favoriet. ‘Er zit heel veel wijsheid in zijn verhalen, in De Profeet bijvoorbeeld. Hij is heel romantisch, maar op een slimme manier. Een bewust protest tegen een koude wereld.’ Zo cool als Gibran vindt Tamino zich nog niet, maar verwantschap voelt hij wel, niet in de minste plaats omdat zijn wortels zich ook tot Libanon uitstrekken. ‘Net als ik schreef Gibran – die op jonge leeftijd naar Amerika verhuisde – in het Engels. Maar je voelt nog steeds waar hij vandaan kwam.’

Eenzelfde band voelde de Belg met zijn publiek toen hij in mei twee keer optrad in Istanbul. Vanuit Irak, Iran en Libanon reisden mensen af naar Turkije om Tamino aan het werk te zien. ‘De mensen zijn in zuidelijke landen veel warmer dan hier, dat is in Italië al zo. Ze lijken wel meer één met het klimaat, misschien zij ze door het warme weer iets minder koel en gefocust dan we hier zijn. We hebben een deel van het album in de zomer gemaakt, maar in de winter werkten we veel sneller. In de zomer had ik toch meer zin om gewoon op het terras te gaan zitten.'

'Ik kan mij een beetje verbergen achter personages'

Geïnspireerd door Nick Cave, Leonard Cohen en Bob Dylan voert Tamino geregeld mythologische personages op in zijn teksten. ‘Zalig vind ik dat, mythes lezen. Die verhalen zijn duizenden jaren geleden, maar voelen nog steeds actueel. Als je ze kent, luister je met een heel ander oor naar nummers waarin ze worden aangehaald. Misschien zelfs een juister oor.’ De afsluiter van Amir staat bijvoorbeeld volledig in het teken van Persephone, de Griekse godin van het dodenrijk. ‘Hades is even belangrijk hoor, alleen noem ik zijn naam niet.’ Tamino trekt in het nummer naar hartenlust parallellen tussen zijn eigen leven en de mythe waarin Persephone ontvoerd wordt naar de onderwereld. ‘Ook een beetje om me daarachter te kunnen verbergen als een liedje heel persoonlijk wordt.’ 

In nummers als ‘Sun May Shine’ en ‘Intervals’ vertelt hij niet langer het verhaal, maar laat hij zijn personages zelf aan het woord. Toch gaat in elk van die personages nog iets van de zanger schuil. ‘Ik benader songs bijna altijd vanuit personages. Een bepaald aspect van je persoonlijkheid kan een heel apart personage zijn. In ‘Sun May Shine’ zet ik bijvoorbeeld mijn romantische kant tegenover mijn apathische kant. Je ratio en je hart, dat zijn twee verschillende dingen die met elkaar praten en vechten.’

Als verschillende personen, zo voelde Tamino zich ook toen hij op zijn zeventiende naar Amsterdam verhuisde om naar het Conservatorium te gaan. In Nederland was hij de stille Belg, thuis in Antwerpen de uitbundigheid zelve. ‘Ik dacht vaak: ‘Shit, iedereen ziet mij hier helemaal anders. Wie ben ik dan?’ Pas toen ik mezelf wat beter leerde kennen, verdween dat. Toen was ik overal gewoon mezelf en zag iedereen me ook hetzelfde.’ In Amsterdam legde Tamino de basis voor zijn succes en Amir. Hij deed er zelfs de inspiratie op voor ‘Cigar’. In het Van Goghmuseum om precies te zijn, waar hij onder de indruk raakte van Kop van een skelet met brandende sigaret. ‘Ik zag gewoon zonne gast die terugkeek op z’n leven en vond dat hij het best goed gedaan had. Lekker met een sigaret: als hij het opnieuw zou doen, zou -ie precies dezelfde zonden begaan.’ Broertje Ramy maakte ook dit keer de videoclip, waarin Tamino toekijkt als het skelet nog één nacht krijgt om te leven. ‘Hij steelt een auto, pist zomaar tegen een mooi gebouw en gaat naar een bordeel.’ En ’s ochtends wordt -ie weer wakker als farao? ‘Nee ’s ochtends was ‘em gewoon terug dood, in een mooi bloemenveld.’

En hoe zat het nou met Colin Greenwood?

Hoog bezoek op ‘Indigo Night’: de baslijn is ingespeeld door niemand minder dan Colin Greenwood van Radiohead. ‘We hebben gemeenschappelijke vrienden in Antwerpen’, legt Tamino uit. ‘Die hadden hem meegenomen naar een optreden van me. Hij had m’n EP gekocht en vertelde toen al dat ‘Indigo Night’ z’n favoriete nummer was. Later heb ik hem gevraagd of hij die baspartij in wilde spelen.'