Over herinneringen gesproken: ik vond op YouTube een filmpje van een tienjarige Pitou, die meedeed aan het Kinderen voor Kinderen Songfestival?!
‘Haha, dat klopt. We hadden thuis die cd’s, en ze hadden ieder jaar een wedstrijd per provincie. Toen ik tien was wilde ik eraan meedoen, en ik kwam in de finale. Ik zong het liedje ‘De Pest Aan Pesten’, heel verantwoordelijk natuurlijk. Het is jammer dat ik niet meer zo goed weet wat ik verder dacht en voelde. Mijn ouders waren bang voor het moment dat ik de schouwburg in moest lopen om dat liedje te zingen. Dat ik al die mensen zou zien en gewoon weer weg zou lopen. Maar.. dat gebeurde niet. Ik zong het liedje en werd tweede.
‘Een hele leuke toevalligheid: ik zat in de trein terug vanuit die finale, en er kwam een meisje naar me toe dat in het publiek had gezeten. “Je hebt een hele mooie stem, hij klinkt heel klassiek. Zou je het leuk vinden om klassiek te zingen?” Ze gaf een flyer van het Nationaal Kinderkoor. Ik heb er auditie gedaan, werd aangenomen en heb vijf jaar lang klassiek gezongen. We hebben in Frankrijk gezongen, in Denemarken, op de doop van princes Amalia. Iedere week hadden we een les in de regio, een keer per maand kwam het hele koor bij elkaar en gingen we een weekend lang studeren, twee dagen van 9 tot 5. Het was niet effe een leuk koortje, maar heel ambitieus.’
Wat zong je voor stukken?
‘Heel veel klassiek: de Matthäus Passion, Mahler, maar ook wel Scandinavische volksmuziek. Hadden ze in Berlijn een kinderkoor nodig, dan gingen wij met een trein die kant op. Vijftig kindertjes in witte bloesjes die even op komen draven. Het was heel leuk om die Concertgebouw-wereld te hebben meegemaakt.’
Het lijkt mij ook wat elitair, compleet onvergelijkbaar met de popwereld.
‘Ja, tot op zekere hoogte wel, maar dat ligt meer aan het publiek dan aan de muzikanten zelf. Ik had laatst bijvoorbeeld een optreden in Brussel, in een Vlaams Cultuurhuis waar ook veel klassieke concerten gegeven worden. Er kwam een oudere vrouw naar me toe die mijn muziek volledig onbekend was. Ze zei: [zet deftige toon op] “Ja, een hele mooie stem.. Ik vond vooral het laatste nummer mooi.” Dat ik al dacht: oké, dan vind je de rest kut. “Ja, want daarin zat een modulatie, hè? Dat zie je in de klassieke muziek wel vaker, hè, dat dat gebeurt binnen de akkoorden? Dat vind ik dan wel heel interessant. Dat zou misschien wel iets zijn voor nieuwe nummers, dat het iets intelligenter wordt…” Ik vind dat zóóó’n debiel ding: dat mensen een nummer gaan beoordelen op het aantal akkoorden dat erin is gebruikt. Ik snap dat het cliché van eindeloos dezelfde akkoordenreeks gebruiken in popmuziek kan gaan vervelen. Als iemand die akkoordenreeks pakt, er een schijttekst op zet en een beat onder knalt voor een zomerhit? Dat is niet… integer. Maar een goed nummer met die akkoorden is gewoon een goed nummer! Ik voel er wel iets bij of niet, maar dat heeft niets met het aantal akkoorden te maken.’