Geen band heeft zo’n krankzinnige arbeidsethos als King Gizzard & the Lizard Wizard: de Australische garageprogfolkrockpsychband is een livesensatie die zich een slag in het rondte tourt en tussendoor vijf hyperambitieuze albums weet uit te brengen… in een enkel jaar! Hoe flikken ze dat? Een lekker nerdy gesprek met frontman Stu over Oosterse toonladders, complexe maatsoorten, kotsende cyborgs en de naderende apocalyps.

Geloof het of niet, maar voordat de jongens van King Gizzard & The Lizard Wizard tweemaal een uitverkocht Paradiso omver bliezen met hun wervelwind van psychedelische rock ’n roll, hadden ze zowaar een vrije dag. Een volle vrije dag! Hoe ze daarvan hebben genoten? Een beetje musea hoppen, koekeloeren naar de aardappeleters en zonnebloemen van Van Gogh en wat door Amsterdam flaneren, vertelt de 28-jarige frontman Stu Mackenzie een paar uur voor de tweede show.

Tuurlijk, er zijn zat bands die je dat best ziet doen, maar de Australische groep had het zich in 2017 niet kunnen voorstellen. Ze hadden nog geen snipperdag te besteden. Of waren ze met de feestdagen vrij, misschien? Manager/drummer Eric Moore zucht: ‘Nee, we hebben helemaal geen vakantie gehad, en hij daar was sowieso aan het werk tijdens de kerst.’ Stu Mackenzie slobbert ondertussen een bak veganistische ramen naar binnen, en bromt instemmend: ’Hmm, met kerst was ik de laatste plaat aan het afmaken. Ik ben wel naar Nicaragua geweest, maar eh… toen heb ik ook gewerkt, ja.’ 

Het was nogal een uitdaging: Stu had besloten met King Gizzard vijf albums te schrijven, op te nemen en uit te brengen in een enkel kalenderjaar. Tussendoor liep het tourschema voller dan de groep had gedacht, ze speelden een kleine honderd shows én organiseerden het jaarlijkse rondreizende Gizzfest in Australië. ‘Waarom we die vijf platen wilden maken? Dat is achteraf gemakkelijker te beantwoorden dan tijdens het proces’, denkt Mackenzie. ‘In 2016 hadden we onze hersenen behoorlijk gaargekookt met het maken van Nonagon Infinity, dus besloten we een break in te lassen: we tourden wel, maar gingen niet aan nieuwe muziek zitten. Uit die break kwamen allerlei ideeën voort die niet samen op één plaat pasten, maar ieder een eigen album verdienden.’

Flying Microtonal Banana (februari)

Vernoemd naar de gele gitaar die speciaal voor Stu werd gebouwd en extra frets heeft om microtonen te spelen, en vrijwel de hele plaat gebruikt wordt: Flying Microtonal Banana staat vol met Oosters aandoende hardrockriffs en folkmelodieën. Ondertussen zingt Stu over global warming (‘Melting’ en ‘Open Water’), de angstaanjagende smog van Bejing (‘Doom City’) en nucleaire rampen (‘Nuclear Fusion’).

Murder of the Universe (juni)

De meest ambitieuze van het stel: een verhalend conceptalbum over het einde der tijden in drie delen, aan elkaar gepraat door voiceovers. Het eerste deel gaat over een ontmoeting met een mythische ‘altered beast’, waar de machtswellustige hoofdpersoon uiteindelijk zelf in verandert. Deel twee draait om een episch gevecht tussen de Lord of Lightning en een Balrog (hoi Lord of the Rings!). In het derde hoofdstuk volgt hij de laatste mens ter wereld die verandert in een cyborg.

Sketches of Brunswick East (augustus)

Dit is juist weer de meest ontspannen en laidback plaat, opgenomen met de bevriende band Mild High Club (die in Paradiso het voorprogramma verzorgde). Naar eigen zeggen geïnspireerd door Ethiopische muziek uit de jaren zestig en zeventig, verder hintend naar folkrock en jazz uit diezelfde periode. Sketches of Brunswick East (vernoemd naar de wijk in Melbourne waar ze de plaat opnamen) swingt, maar geen moment wordt het gaspedaal vol ingetrapt.

Polygondwanaland (november)

‘Het meest uitdagende album om te maken’, vertelt Stu. Elk nummer drijft op het idee van polymetriek: waarbij verschillende instrumenten ieder in een andere maatsoort spelen, en die ritmes over elkaar schuiven. De gitaar speelt bijvoorbeeld in 7/8, de drums in 9/8 en de toetsen in 4/4. Ook cool: er zitten wat synth-arpeggio’s en krautrockgrooves in.

Gumboot Soup (december)

De kliekjesplaat, wat ook weer een concept op zich werd, en zowaar de beste songs bevat. Stu: ‘Daarom was het ook de leukste plaat om te maken, het was de meest losse.’ Van de vrolijke inhaker-ballad ‘Beginner’s Luck’ tot de heavy metal van ‘Greenhouse Heat Death’, en zelfs een vocoder-experiment (‘Superposition’). Er staat ook een cynische hardrockpastiche op die zomaar over Trump zou kunnen gaan (‘The Great Chain of Being’).

Het belangrijkste idee voor een nieuwe plaat ontsproot uit de obsessie voor Turkse psychrock uit de jaren zeventig, altijd al een grote inspiratiebron voor King Gizzard & The Lizard Wizard. Toen Stu in Turkije was en overal straatmuzikanten zag spelen op de bağlama, besloot hij er eentje mee naar huis te nemen. ‘Het is een snaarinstrument, en wat het zo bijzonder maakt: het heeft verstelbare frets, die je ook tussen verschillende nummers kunt verschuiven.’ Waar de Westerse muziek het doet met slechts twaalf tonen in een octaaf, kun je op een bağlama ook allerlei tussentonen spelen (die voor onze Westerse oren meteen Oosters en exotisch klinken). 

Stu klooide wat aan met zijn nieuwe instrument, en zo ontstonden er vanzelf ideeën die hij met de band wilde spelen, maar dan wél op elektrische gitaar. Hij vroeg dus een vriend een gitaar te bouwen waar je niet slechts twaalf noten in een octaaf hebt, maar wel vierentwintig. Dat werd de ‘flying microtonal banana’, de knalgele elektrische gitaar die hij overal mee naartoe sleept en meteen het gelijknamige album inspireerde. De rest van de bandleden tikten wat goedkope vintage gitaren op de kop om dezelfde modificaties bij te doen, en ook aan enkele mondharmonica’s en keyboards werd gesleuteld. ‘Het was niet zo moeilijk om die nieuwe instrumenten te leren bespelen, hoor, het blijven gitaren. Maar we hebben het vooral op riffs en losse melodieën gehouden en zijn nog niet echt in het creëren van akkoorden met microtonen gedoken. Turkse muziek heeft dat ook niet, het is zover verwijderd van jazz: het is ritmisch en melodisch heel complex, maar harmonisch juist niet.'

Om nog verder te nerden: Westerse popmuziek is niet alleen wat bekrompen omdat het vrijwel altijd beperkt is tot dezelfde twaalf tonen, maar ook vrijwel altijd tot dezelfde maatsoort: de vierkwartsmaat. Een enkele uitzondering daargelaten, en dan gaat het altijd om driekwarts of zesachtste. King Gizzard breekt die muren af en speelt allerlei complexere maatsoorten waar je tot zeven, elf of dertien moet tellen. Zonder dat overigens al te ingewikkeld, mathematisch of klinisch te laten klinken. Hun voortjakkerende riffs klinken vooral ontzettend leuk, en uitermate geschikt om op te headbangen en crowdsurfen. ‘Ik was als kind verzot op heavy metal, toen ik 10 was luisterde ik vooral naar Metallica, Megadeth en Tool: die hebben allemaal veranderende maatsoorten. Daarna dook ik in progrockbands als King Crimson en Yes, en coole jazz zoals Dave Brubeck. Maar het duurde even voordat we met de band begonnen meer complexe maatsoorten te spelen. In het begin wilden we de meest luidruchtige, domme muziek maken die we ons konden voorstellen, muziek die leuk is om te spelen in een piepkleine club voor 50 man. In ons achterhoofd waren we wel al bezig met andere dingen, en gaandeweg gingen we onszelf steeds meer uitdagen.’

Sowieso is Stu Mackenzie wel van de uitdagingen: als kind probeerde hij van zo hoog mogelijke muurtjes af te springen, vertelt hij grinnikend – ‘ik was echt een baldadige idioot’ – en alweer jaren geleden sprak hij met zichzelf af om tot zijn dood ieder jaar een nieuw instrument te leren bespelen. Het ene jaar een dwarsfluit, het volgende de bağlama en dan weer de microtoongitaar. ‘Maar we willen vooral lol trappen, hoor. Muziek kan zo stijfjes en rigide zijn. Onze voornaamste boodschap is: “Loosen up!”'

'We wilden aanvankelijk de meest luidruchtige, domme muziek maken die we ons konden voorstellen'

 

 

 

Nou ja, Mackenzie heeft nog wel wat andere boodschappen verpakt in zijn hysterische teksten. Soms op fantasy geënt, maar vaker nog lijken zijn teksten op apocalyptische science fiction. Dan zingt hij wat er gebeurt zodra de poolkappen gesmolten zijn, de smog van Bejing allesverstikkend wordt of robots de wereld overnemen. ‘Ja, ik denk regelmatig na wat het einde van de mensheid zou betekenen. Het is moeilijk om niet over een klimaatcrisis te beginnen, opwarming van de wereld of misbruik van de aardbol. Maar… ik denk toch dat artificiële intelligentie het einde betekent. Het kan niet lang duren voordat er AI is die slimmer is dan de mens op élke mogelijke manier.’ 

Hij pakt zijn iPhone erbij. ‘Deze telefoon glimlacht al naar me, hij kan zoveel wat ik niet kan. Ik kan geen Nederlands lezen of spreken, maar mijn telefoon kan dat wel.’ Hij laat maar eens zien hoe hij met de Google Translate-app en de camera van zijn telefoon de menukaart voor zijn neus kan vertalen. ‘Op een dag wordt de telefoon waarschijnlijk wakker en besluit–ie… mijn hoofd eraf te hakken.'

Daarover verhaalt het derde deel van conceptalbum Murder of the Universe: daarin zijn de natuurlijke grondstoffen op aarde uitgeput en laten mensen zichzelf ombouwen tot cyborgs. De allerlaatste mens die deze transformatie doorgaat – Han-Tyumi, een anagram van Humanity – verlangt als robot toch weer terug naar het menselijke. Je hoort hem met computergegenereerde stem besluiten iets na te streven wat alleen een mens kan: kotsen (!) en sterven. Wanneer hij vervolgens inplugt op het systeem, vernietigt hij uiteindelijk het hele universum met een oneindige stroom aan kots. ‘Om een lullig voorbeeld te geven: stel je voor dat je A.I. bouwt die zo goed mogelijk fietsen moet kunnen bouwen, en die AI kan communiceren met alle andere A.I. ter wereld om dat proces mogelijk te maken. Dat is niet onrealistisch en zelfs al mogelijk: hij kan het materiaal bestellen vanuit over de hele wereld, het verschepen, afleveren en de fietsen in elkaar zetten. Stel nou dat je die AI de opdracht geeft om zoveel mogelijk fietsen te bouwen, ongeacht de prijs. Dan zal–ie rubber voor de banden blijven bestellen totdat alle rubber ter wereld op is, misschien zelfs besluiten om raketten naar Mars te sturen om daar shit te mijnen. En dat alles buiten weten van de mensen die de opdracht gaven. Uiteindelijk realiseert de AI zich: het enige wat mij ervan weerhoudt om nog meer fietsen te maken? Dat zijn de mensen, die staan maar in de weg. Vervolgens besluit hij de gehele mensheid uit te moorden, met de hulp van alle kunstmatige intelligentie ter wereld waarmee hij in contact staat. Het is een krankzinnig scenario, maar eigenlijk best geloofwaardig.’ 

Je kunt over de klimaatcrisis lullen wat je wil, maar als je er niet naar handelt betekent dat helemaal niets, zingt Mackenzie in ‘Melting’. ‘Ik probeer veganistisch door het leven te gaan en zo mijn steentje bij te dragen’, vertelt hij. ‘Maar… ik weet het niet: je kunt echt depri worden van op de planeet rondlopen, dat is het gekwelde-veganisten-effect. Je bent zoooo bewust dat alles wat je consumeert een negatief effect heeft, maar je moet wel iets consumeren om in leven te blijven. De meeste mensen willen er niet over nadenken omdat het zo beangstigend is. De enige manier voor mij om ermee te dealen hoe eng het eigenlijk is, is door erover te praten en zingen, en er misschien zelfs de draak mee te steken.’

Zou het iets met elkaar te maken kunnen hebben: die krankzinnige werkethiek van King Gizzard en de angst voor het einde der tijden? ‘Nu je het zegt, dat geloof ik eigenlijk wel. Het is niet dat ik bang ben om te sterven, of elke ochtend wakker word en denk: “Fuck, ik ga dood, LATEN WE SNEL WAT MUZIEK MAKEN!” Maar je weet nooit hoeveel tijd je eigenlijk hebt, laat staan hoeveel tijd de fucking mensheid nog heeft. Het kan nooit lang duren, en dan kun je maar beter doorwerken.’

Stu Mackenzie van King Gizzard & The Lizard Wizard

'Je kunt echt depri worden van op de planeet rondlopen: het gekwelde-veganisten-effect'

King Gizzard & The Lizard Wizard speelt in augustus op Lowlands.