Al meer dan tien jaar laat Dev Hynes overal in popmuziek zijn herkenbare vingerafdrukken achter. Solange, Chemical Brothers, Florence and the Machine, A$AP Rocky, ze werkten allemaal met hem. En dan zijn er nog zijn eigen albums. Ze werden alle vier lyrisch ontvangen, maar optreden doet hij maar zelden. Dinsdag gaf Blood Orange een zeldzame show in Nederland, en gooide hij de deur van zijn kleedkamer open voor een gesprek.

Het is ergens halverwege de avond dat de zaal echt om gaat. De twee buitengewone achtergrondzangers claimen vol het spotlight, de saxofonist gooit er een razende solo uit, de drummer is zo snel dat je twijfelt of het geen drumcomputer is en de rest van de band heeft moeite niet met het publiek mee te dansen. En Dev Hynes, Blood Orange zelf? Die staat links op het podium en verstopt achter zijn vleugel, de band nog verder op te zwepen door glunderend met zijn bandana te zwaaien.

Een paar uur eerder wordt er in de Melkweg nog keihard gewerkt. Terwijl een hoogwerker nog wat door de lege zaal rijdt, staat de band meer te repeteren dan te soundchecken. Er wordt ingezoomd op details. Als Hynes tijdens het spelen merkt dat het wel goed zit, legt hij het stil en begint band aan het volgende nummer. Net als lijkt dat ‘Saint’ helemaal goed gaat, loopt ‘ie naar de toetsenist. Dat outro van amper twintig seconden. Dat moet nog een paar keer opnieuw. ‘Sorry, maar ik heb de melodie al vijf jaar in mijn hoofd. Het moet precies zó.’

Het is veelzeggend voor Hynes' manier van werken. Zijn albums neemt hij voor een groot deel in zijn eentje op. Ook al worden bijna alle instrumenten vanavond door andere muzikanten gespeeld, op zijn albums doet-ie ze bijna allemaal zelf. Je zou denken dat iemand die zo veel zelf inspeelt op zijn albums, moeite heeft met het overdragen naar andere muzikanten. Het herhalen van het ‘Saint’-outro bij de soundcheck leek er een goed voorbeeld van. Hynes schiet zelf in lach als het er iets later in zijn kleedkamer over gaat. ‘Wacht, nee, nee nee. Haha!’ Ondertussen worstelt hij met zijn trui. Leren vest uit. Trui uit, toch niet uit. En uiteindelijk een arm en schouder onder de trui uit. ‘Ik vertelde mijn toetsenist dat ik het nummer in de tijd van Cupid Deluxe (het tweede Blood Orange album, uit 2014 red.) schreef. Maar het staat pas op het nieuwe album, omdat de melodie zo tricky voor me is. Ik heb een miljoen versies opgenomen sindsdien. Het is zo moeilijk voor me, dat ik hem moet blijven oefenen. Dat wilde ik daarstraks dus ook.’

Het beeld van de repetitie staat bijna haaks op hoe zijn Negro Swan klinkt. Op zijn laatste Blood Orange album klinkt Hynes losser dan ooit. Zijn muziek zit altijd al vol met verwijzingen naar luchtige 80's r&b, maar nu laat hij het echt ademen. Luister eens naar het outro van ‘Hope’ en laat je niet afleiden door het prachtige monoloog over liefde en twijfel dat Diddy op eigen initiatief opstuurde en zo op het album belandde. Als bedje daaronder gebeurt iets wat minstens zo mooi is: na de broeierige r&b ervoor klinkt opeens alleen nog een jazzy piano, met melodieën die over elkaar buitelen, bij elkaar komen, uit elkaar brokkelen en zich moeiteloos om de flarden zang heen wikkelen. Alsof Hynes wat afwezig, half achterover achter de piano zat en reageerde op zijn eigen opnames. ’Menselijk’ noemt hij het zelf, om lachend toe te voegen dat dat eigenlijk zo cheesy is dat je het ook wel ‘levendig’ mag noemen. Het album zit vol dat soort momenten waar het klinkt alsof het ter plekke pas ontstaat

Het brein van anderen
Soms ontstonden melodieën ook echt ter plekke. 'Op zijn Marvin Gayes' noemt hij dat. Gewoon de microfoon aanzetten, en al zingend kijken waar het schip strandt. Het levert soms mooie dingen op. Dat is de truc van het hele album. Veel van wat te horen is, zijn de eerste takes. Drums blijven onveranderd, losjes ingespeelde toetsen zijn altijd hetzelfde gebleven. ‘Niet te veel nadenken, mijn instinct volgen. Ik ben sowieso goed in dingen afmaken. Daarom is er telkens weer een album, haha. Ook al ben ik bezig met soundtracks, een dansvoorstelling, film ik mijn eigen video’s en werk ik nog aan albums van andere mensen. Ik werk lijstjes af. Dat gevoel kan heel snel komen: in de ochtend kan ik druk bezig zijn en ’s avonds bedenk ik me dat het album toch al klaar is. Zodra ik merk dat veranderingen geen verschil maken, doe ik er een strik om heen.' 

'Maar als niks lukt’ en hij maakt een wegwerpgebaar, ‘dan leg ik het weg. Een jaar later lukt het vast wel. Of ik laat het aan vrienden horen. Zo ontstaan de meeste features eigenlijk. Zij horen het en verzinnen ter plekke iets. Opeens is er dan een nummer. ‘Best To You' was bijvoorbeeld een instrumental dat ik bijna had weggegooid, tot Empress Of het toevallig hoorde en een melodie verzon. Of ‘Runnin’ op de laatste plaat, met Georgia Anne Muldrow. Dat nummer bestond al. Vrij simpel, dezelfde akkoorden keer op keer herhaald. Maar toen bedacht zij een tekst en vocalen. Het gevoel veranderde, het sentiment veranderde. Het was een compleet nieuw ding. Ik houd van dat soort dingen. Het idee van het brein van iemand anders gebruiken. Dat dat dan het nummer een kant op stuurt, in plaats van dat ik er zelf obsessief mee bezig ga.’

Met teksten is het het tegenovergestelde. Woorden zijn een obsessie. Taal, woordenspel, gevoelens uitdrukken. Het lukte hem nog niet eerder zo goed als op Negro Swan. De teksten zijn hyper persoonlijk: Hynes zingt bijvoorbeeld over zijn jeugd waarin hij als zwarte queer jongen vaak in elkaar geslagen werd, tot het ziekenhuis aan toe. Het album gaat over niet kunnen zijn wie je bent, je als minderheid nooit uitbundig kunnen gedragen. En de eenzaamheid die dat met zich mee brengt. Zo makkelijk en open als Hynes praat over zijn muziek, zo ongemakkelijk wordt hij als het gesprek langzaam richting tekst beweegt. ‘Ik zie het allemaal als dagboekhoofdstukken. De laatste plaat gaat over wat ik allemaal dacht in de laatste twee jaar. Misschien is het dat ik er voor mijn gevoel nog midden in zit, want ik kan er niet echt over praten. Daarom zing ik maar’, en hij lacht de net te lange stilte weg.   

De monologen van Janet Mock  vullen op het album die bezongen onderwerpen aan. Ze beschrijft het begrip familie als een community, waar je jezelf zou moeten kunnen zijn, zonder constant bang te zijn voor geweld of om veroordeeld te worden. Precies wat Dev Hynes in zijn jeugd miste. De samenwerking met Mock kwam pas super last minute tot stand. ‘Ik wilde haar vanaf het begin al op het album hebben, maar het lukte maar niet om af te spreken.’ Hynes veert op als het over de schrijfster en activiste gaat. ‘Toen ik het album al aan het afmixen was, smste ze me. Ze was in New York en kon langskomen. Bij mij thuis aangekomen, liet ik haar het album horen, vertelde ik erover en liet ik haar mijn aantekeningen zijn. Ik zette mijn microfoon ondertussen aan, terwijl zij reageerde op wat ze hoorde en las. En dat is uiteindelijk weer op het album beland.'

Philip Glass en Prince
Een hard hard gegil stijgt op als het licht in de Melkweg dimt, de stem van Janet Mock door de zaal schalt en de band de grote blokken achterop het podium beklimt. In alles is het een popshow. Hynes' bandana wissels worden ontvangen als kostuumwissels, er zijn theatrale dansmomenten. De funky tracks waar Hynes zelf strooit met Prince-licks zijn automatisch hoogtepunt, er zijn kippenvelmomenten.

En er er zijn hits die in een betere wereld écht hits geworden zouden zijn. Neem de uitzinnige versie van ‘Best to You’. Uitgerekend in deze meest recente hit van Blood Orange, hoor je in welke werelden Hynes allemaal op zijn gemak is. Hij schrijft pure pophits, zoals hij hier maar bijvoorbeeld ook voor Sky Ferreira deed. In de drums hoor je wat van zijn liefde voor hiphop, niet voor niets werkt hij ook samen met A$AP Rocky, Mac Miller of Diddy. Je hoort er het omarmen van het nét een beetje anders doen, zoals zijn voorganger Arthur Russell dat deed. Maar in hetzelfde nummer hoor je live nog veel meer zijn klassieke achtergrond. Het is zijn eerste muzikale wereld. ‘Bach, Satie, Chopin, Debussy. Dat waren de groten voor mij. Eerst op cello en later piano.’ Nog steeds klinkt door hoe hij vanaf daar door ging naar het minimalisme. Die hamerende piano in 'Best To You', de kronkelende blazers in ‘Uncle Ace'. Lachend bekent Hynes dat Philip Glass overal in Cupid Deluxe en Freetown Sound te horen is. Dat zag de componist zelf ook trouwens: hij nodigde Hynes afgelopen maart uit om samen Glass' eigen Etudes 20 te spelen.

Als je de show ‘s avonds ziet, snap je niet waarom Blood Orange nu pas een grote tour doet. Hynes heeft er zichtbaar plezier in, ook al moet zijn stem nog wat nummers opwarmen. Hij danst over het podium, live zijn er nieuwe lagen in nummers te ontdekken. ‘Het is geen luxe-ding, maar een keuze’, stelt Hynes als het er over gaat. Het optreden in de Melkweg is namelijk een bijzondere. Rond 2005 is Hynes met zijn oude band Test Icicles wel eens in Nederland geweest. Een paar jaar later onder zijn alias Lightspeed Champion ook (zelfs in een 3voor12 badkamer!). En hij was een keer mee met Solange in een ramvolle Bitterzoet. Maar als Blood Orange kwam hij nooit, bij geen van de vier albums. ‘Het levert veel geld op, maar ik ben liever gelukkig. Bovendien, deze show zou niet zo zijn als ik eerder meer getoerd had. Het publiek zou niet hetzelfde voelen, ik zou niet hetzelfde voelen. Dat maakt het nu al een betere show, het maakt het interessanter omdat het zeldzaam is. Het is net als met D’Angelo, je moet weten dat er een reden is. Het moet zinvol voelen. En dus wachtte ik net zo lang tot ik zin had.’