‘Doing the most’ is een uitdrukking die je gebruikt voor mensen die net een beetje ‘te’ zijn. Te extravagant gekleed, te uitgesproken, te luid, te flamboyant, te emotioneel, te weird. ‘He’s always doing too much’: te veel, te opvallend. En zacht stekende belediging waarmee je eigenlijk wil zeggen: ‘Doe nou gewoon eens normaal.’ Het is een sleutelzin voor Negro Swan, het nieuwe album van Devonté Hynes onder de naam Blood Orange.
In letterlijke zin doet Hynes daadwerkelijk heel veel: hij maakt muziek onder meerdere verschillende aliassen, produceert en schrijft voor allerlei artiesten, speelt meerdere instrumenten, fotografeert, maakt video’s, schrijft en tekent zijn eigen stripboek, en dan kan-ie ook nog een behoorlijk potje voetballen. Maar het idee dat er zoiets bestaat als ‘te’ zijn of ‘te veel doen’, is ook de reden dat hij als kind – een zwarte tienerjongen in een bekrompen stadje in het Britse Essex, met lang steil haar, make-up, nagellak en een cello – regelmatig in elkaar geslagen werd. Zo erg zelfs, dat hij meerdere keren in het ziekenhuis belandde.
Net als zijn bejubelde voorganger Freetown Sound (2016) staat Negro Swan vol gelaagde r&b-liedjes, ingetogen en tegelijk rusteloos. Muzikaal is dit een vreemdere plaat dan alle drie de voorgaande Blood Orange-albums. Hynes is een liefhebber van pop in de breedste zin van het woord, produceerde en schreef sprankelende songs voor mainstreamartiesten als Kylie Minogue en Britney Spears, en voor Sky Ferreira en Carly Rae Jepsen, popzangeressen die zich iets links van het midden bevinden. Op zijn eigen platen waren die pakkende refreintjes – zei het iets minder opzichtig – ook altijd te vinden. Zelfs al gaat hij daar nooit naar op zoek: 'Er is nooit een moment waarop ik denk, "Dit moeten we op de radio krijgen",' zegt hij in The Guardian. 'Het is altijd gewoon ik, alleen, in de studio.' En toch sijpelt zijn haarfijne gevoel voor popmuziek er altijd in.
Het vierde album van Blood Orange, het r&b-project van alleskunner en sterproducer tegen wil en dank Devonté Hynes, opent hij met een vuist in zijn gezicht. De pijn en eenzaamheid van anders zijn dan anderen verwoordt hij directer dan ooit te voren. Toch is Negro Swan ook een hoopvol album, eentje waarvan Hynes hoopt dat je er kracht uit put.
Devonté Hynes
Geboren in 1985 in Londen
2004 - 2006 lid van dancepunkband Test Icicles
2005 For Screening Purposes Only
2007 - 2010 indiefolkproject Lightspeed Champion
2008 Falling Off The Lavender Bridge
2010 Life Is Sweet! Nice to Meet You
sinds 2010 producer en schrijver voor o.a. Kylie Minogue, Solange, Britney Spears, Carly Rae Jepsen, FKA twigs, A$AP Rocky
sinds 2010 r&b-project Blood Orange
2011 Coastal Grooves
2013 Cupid Deluxe
2016 Freetown Sound
2018 Negro Swan
Tekst loopt door onder de Spotify-player
Op Negro Swan hoor je dat ook wel, in de hooks van 'Charcoal Baby', 'Orlando' en 'Nappy Dream', die je ongemerkt blijft fluiten als het nummer afgelopen is. Maar een hit, zelfs een alternatieve hit als 'You're Never Good Enough' van Cupid Deluxe (2013) of 'Best To You' van Freetown Sound, staat er niet op. In plaats daarvan duikt hij dieper in de vreemdere aspecten die zijn geluid zo herkenbaar maken: volkomen vals vervormde synths worden afgewisseld met jazzy saxofoonsolo's en impressionistisch pianogetinkel, nummers stoppen abrupt voor een gesproken intermezzo of het geloei van een New Yorkse politiesirene. Er staat een feature op van Diddy, rapper, wereldster en multimediatycoon, maar in plaats van te rappen houdt hij een uitzonderlijk breekbare monoloog over het niet kunnen accepteren van liefde (dat was niet eens Hynes' idee - na een paar berichtjes te hebben uitgewisseld kwam Diddy er zomaar uit zichzelf mee). Grenzen tussen genres worden in handen van Hynes volkomen vloeibaar: hij smeert r&b, gospel, hiphop, indie, soul, folk en pop door elkaar heen en schildert er zijn eigen signatuur mee.
Hynes’ teksten zitten zoals altijd vol indirecte, gestileerde verwijzingen naar blackness, queerness en identiteit. Concepten die hem fundamenteel hebben beïnvloed, maar in zijn muziek vliegt hij ze altijd liever in een bredere poëtische zin aan in plaats van rechtstreeks autobiografische liedjes te schrijven. Daar zit wellicht een element van zelfbescherming in: Hynes staat bekend als verlegen en publiciteitsschuw, en laat ook in interviews weinig los over zijn persoonlijke leven.
Het is echter ook een bewuste keuze: Hynes maakt muziek voor zichzelf, maar meer nog voor iedereen die ooit dezelfde gevoelens heeft gehad als hij. Hij doet het bijna klinken als een morele verplichting: ‘Ik wil niemand buitensluiten’, zegt hij erover in een interview met Vulture. ‘Dat gebeurt al zo veel in het leven. Ik wil nooit dat mensen het gevoel hebben dat het niet voor hen bedoeld is, of dat ze het niet snappen. Ik wil dat ze eruit halen wat ze er zelf in kunnen vinden.’
Tekst loopt door onder de video
Toch is Hynes op Negro Swan directer dan ooit tevoren. In het eerste couplet van openingstrack ‘Orlando’ wordt de jonge Dev na school gelijk tegen de grond geslagen: ‘First kiss was the floor.' Die ruwe ervaring bezingt hij met soepele, zalvende stem, boven een lichtvoetige funky groove. Een scherp contrast tussen vorm en inhoud, die ‘Orlando’ doet voelen als een oude herinnering, eentje die al zo vaak is opgehaald dat de scherpe, pijnlijke randjes langzaam zacht en rond zijn geworden. Voor Hynes, en velen zoals hem, zijn zulke herinneringen inmiddels een simpele fact of life: ‘Seen it all before.’
‘Toen ik uit het ziekenhuis kwam, heb ik al mijn haar afgeknipt, ben ik gestopt met mijn nagels lakken, gestopt met make-up dragen, al die shit’, vertelt Hynes tegen Pitchfork. Hij maakte zichzelf kleiner en minder zichtbaar. In ‘Dagenham Dream’, vernoemd naar het stadje waar Hynes opgroeide, horen we hoe een lerares spontaan begint te huilen als ze Dev weer ziet, gestript van al zijn eigenheid. Een verwoede poging om ‘normaal’ te doen, om te overleven.
Aan het einde van ‘Orlando’ en ‘Dagenham Dream’ horen we de stem van Janet Mock, schrijfster, activiste en transgender icoon. In gesproken intermezzo’s wordt zij de verteller van Negro Swan; een hoopvolle, krachtige rode draad door een album vol donkere, bij vlagen hopeloze teksten. ‘Mensen proberen ons te kleineren door te zeggen “she’s doing the most” of “he’s doing too much”. Maar waarom willen we eigenlijk zo graag het minste doen?’ In ‘Jewelry’ zingt Hynes over de eenzaamheid en hopeloosheid van anders zijn. Maar vervolgens laat hij Mock horen, die, begeleid door een jazzy saxofoon, een licht in de duisternis toont: als je buitengesloten wordt door je identiteit, bijvoorbeeld omdat je transgender bent, moet je noodgedwongen op zoek naar een plek waar je wél welkom bent. ‘Plekken waar je jezelf niet kleiner hoeft te maken. Waar je niet hoeft te doen alsof. […] Wij mogen onze familie kiezen. We worden niet beperkt door biologie. Wij creëren onszelf, en we creëren onze familie.’ (‘Family’)
Zo’n plek wil Blood Orange voor de luisteraar creëren, voor mensen die zich op wat voor manier dan ook met hem identificeren. Een plek waar je jezelf kunt zijn, waar ruimte is voor liefde, schoonheid en saamhorigheid, maar ook voor je diepste angsten en meest hopeloze verdriet. Een veilige haven voor de vreemde vogels, die zich ooit te donker, te queer, te eenzaam, te anders, ‘too much’ hebben gevoeld.
Blood Orange staat op 30 oktober in de Melkweg in Amsterdam.
Check meer #nieuwemuziek op 3voor12 en abonnneer je op de #nieuwemuziek-playlist op Spotify.