Ga maar eens na. Op welk popfestival denk jij het vaakst na over de maatschappij? Wellicht kocht je vorig jaar op Pinkpop nog een roze hoedje van Amnesty International. Of een bakje fairtrade espresso van Oxfam Novib. Maar zelden wakkert de organisatie van een groot popfestival zelf engagement aan. Behalve dus de Zwarte Cross, waar om de paar meter een handgeschilderd bordje je met een kleine speldenprik tot nadenken aanzet. Of je met een heel erg flauwe woordgrap op het verkeerde been zet. Waarom doen zij, nota bene qua bezoekers het grootste festival van allemaal, dit wel?
Pieter Holkenborg doet al sinds 2008 promotie en communicatie voor De Feestfabriek, de organisatie die de Zwarte Cross organiseert. ‘Maar’, weet hij, ‘die bordjes waren er al vanaf de eerste editie in 1997. Toen was de Zwarte Cross nog meer een buurtfeest met vrienden, zo’n 1000 bezoekers. De band Jovink en de Voederbietels organiseerde het en hun teksten zaten al veel ludieke grapjes. Ze waren niet per se maatschappelijk ofzo, maar wilden wel een beetje uitdagen en provoceren. Voor hen moet het gewoon logisch zijn geweest om die manier van humor direct te vertalen naar het festival.’
‘Dat is namelijk wat de Zwarte Cross is: veel zelfspot. We nemen ons werk serieus, maar onszelf niet. Zo zit deze hele regio sowieso in elkaar: op het platteland wordt alles gerelativeerd. Mensen moeten niet zo moeilijk doen, vinden we hier. En dat vertaalt zich naar veel relativerende kreten en teksten. In de loop der jaren werden we langzaam maatschappelijker. De Cross begon als amateuristisch vriendenfeest. Daar ga je niet op de bres springen voor iets dat op het wereldtoneel gebeurt, maar wil je gewoon vrienden en bezoekers aan het lachen maken. Bier drinken en muziek vinden we nog steeds tof, maar het is ook leuk om mensen op een andere manier te prikkelen. Het is alleen nooit een bewuste keuze geweest om maatschappelijk te doen, het ontstond gewoon.’