Er heerst een rare mix van nervositeit en totale kalmte in de hal van zorgcentrum Ingelanden in Utrecht. Een voor een worden de bejaarde bewoners door familie en vrijwilligers naar de entreehal gereden. Buiten regent en waait het, en een aarzeling bij de schuifdeur wordt meteen bestraft: ‘Hé, loop eens door, het is koud!’ Over een half uur begint hier het optreden van Willeke Alberti (1945), die haar specialiteit gemaakt heeft van optredens op dit soort plekken. In 2001 richtte ze er zelfs speciaal een stichting voor op, die floreert als nooit tevoren.
‘Het wordt ook alleen maar leuker,’ zegt ze zelf over die concerten. Het zijn er maar liefst drie deze week, betaald door een ruimhartige sponsor uit het bedrijfsleven. Terwijl een begeleidster twee frikadellen met mayonnaise tussen de rijen door naar voren brengt en een wat verwarde vrouw die wild roept om haar moeder zachtjes wordt afgevoerd, zit een man met zonnebril als een rockster-in-ruste op de eerste rij rustig te wachten. Het is geen fijne plek om te zijn, zo’n zorgcentrum. Althans, dat vind ik, al ruiken die frikadellen nog zo aanlokkelijk. Dit is de plek van het laatste stadium van het leven, voor mensen die meer verleden hebben dan toekomst, voor wie nostalgie misschien zelfs wel het enige is dat ze nog hebben.
‘Confronterend? Juist niet,’ zegt Willeke Alberti er zelf over. ‘Het is juist prachtig om te zien wat muziek bij mensen van die leeftijd nog teweeg brengt.’ In een felroze gewaad zal ze stipt om twee uur het podium betreden, begeleid door vier muzikanten in het zwart. Nee, absoluut niet met een achtergrond-tape. ‘Ik wil dat niet, maar het kan ook echt niet. Een bandje loopt altijd door, ook als iemand mij vastgrijpt om iets te vertellen. Gisteren moest een mevrouw ineens plassen, en ze kon er niet zomaar uit. Dan leg ik het optreden stil, dat kan natuurlijk niet zomaar als er een tape loopt.’
Willeke Alberti is gewapend met een arsenaal aan liedjes dat haar eigen carrière ruim overstijgt. Ze zingt Shaffy en Hazes, maar beter nog resoneren liedjes uit vroeger tijden. ‘Twee motten’ van Dorus en liedjes van Lou Bandy en Eddy Christiani bijvoorbeeld, en natuurlijk de klassieke Jordaanliederen van onder anderen haar vader, de grote Willy Alberti. Hij was de man die haar van kleins af aan letterlijk aan de hand nam, mee het podium op. De Jordanese chansons uit de jaren vijftig en zestig zijn onlangs verzameld in het grote project Parels van de Jordaan. Het is een compilatieserie, uitgebracht door hiphoplabel Top Notch. Geen enkele van de artiesten in de serie leeft nog, en dus wordt Willeke Alberti als wettige erfgenaam van een van de allergrootsten onthaald als de koningin van het Jordaanlied. Dat gebeurde onlangs in Groningen tijdens het festival Noorderslag, maar ook in een tot de nok toe gevulde Paradiso in Amsterdam. Lowlands zou wel eens de volgende stap kunnen zijn. ’Er waren in Paradiso heel veel jonge mensen, dat is toch prachtig? De nostalgie viert hoogtij!’
Terug naar de realiteit in Utrecht Leidsche Rijn. ‘Het is soms hard werken om bij deze mensen binnen te komen, zeker als ze dementerend zijn,’ zegt Alberti. ‘Maar wat we wel weten van mensen met alzheimer: zolang ze omgeven worden door mensen die van ze houden, blijven ze langer bij. Partners die niet steeds snauwen: dat heb je al gezegd. Zo’n effect heeft muziek ook, je trekt ze er weer even bij. Dat vind ik het allermooiste van die optredens, ook om één op een te werken met die mensen, en dat te zien gebeuren. Vaak ook vertellen ze me verhalen over vroeger, en dan luister ik zoals ik ook bij mijn opa en oma aan de lippen hing. Dat kan soms heel emotioneel zijn, omdat ik geraakt wordt door de openheid van mensen.’