Haagse Amsterdammer Makam gaat er al jaren op vakantie, de baai Than Sadet op het door backpackers platgelopen Koh Phangan in Thailand. Op een gegeven moment nam ie maar wat apparatuur mee en maakte hij er wat schetsen voor wat uiteindelijk een album werd. Een album waarop die ene specifieke baai uiteindelijk uitgroeide tot een wereld op zich.

Gus Blanken is al even bezig. Toen Dekmantel net begon met feesten geven, tien jaar geleden, draaide hij er al snel. Niet gek ook dat ie nu zijn album op het label van die organisatie uitbrengt. Hij maakte in die tijd snel naam met ouderwetse house producties. Veel soul, vocals, richting deephouse. Het leek zo uit New York te komen. Als je daar op rekent op dit album of op de tribale techno die hij onder de naam Talismann maakt, kom je bedrogen uit. Niet dat er niet gedanst kan worden op Than Sadet - geen paniek! -, maar het is allemaal net wat abstracter. Als er al een kick klinkt, dan klinkt die veel losser dan in alle eerdere Makam producties. Sowieso lijkt alle percussie alsmaar in beweging en te schuiven. Zo vanuit zijn Thaise strandhut naar buiten kijkend, hoefde het voor Makam blijkbaar allemaal niet streng en strak binnen de lijnen.

Diezelfde losheid zit in de benadering van het onderwerp van de plaat. Je hebt sowieso als producer natuurlijk al flink wat vrijheid als je een instrumentale plaat maakt over iets concreets als een strand. En al hoef je op zo’n album dan eigenlijk niet concreet te worden, toch is er een hoop direct te herleiden naar de vakanties van Makam, alsof hij toch wat kaders wil uitzetten.  ‘Chihuahuas' is genoemd naar de zwerfhonden op het strand, ‘Buddhas Bridge’ naar een bestaande brug, ‘Seven Kings’ naar de koningen die een heilige plek bezochten, ‘Mai Pen Rai’ is een bekende Thaise uitdrukking (die in tal van situaties gebruikt kan worden), en ‘Riding High’ gaat over stoned op je scooter rondrijden. 

Als je die titels laat voor wat ze zijn en gaat luisteren, dan blijken Makams associaties nog veel verder te gaan dan die ene plek. Zoals dat gaat met verre vakanties, doen ook ogenschijnlijk random dingen je er aan denken. En dus duikt er tussen de spaarzame house-akkoorden en jolige kreetjes van iemand die de zwerfhonden in ‘Chihuahuas' honden lijkt te lokken, opeens Indiase vocale percussie op. In slowmotion, alsof het half een droom binnen sijpelt. En in ‘Mr Singh’ (dat over een masseur gaat die zijn voeten in brand steekt) hoor je een Japanner boze teksten schreeuwen. Niet zo maar een Japanner trouwens, maar Yoshimitsu, de robotsamurai uit Tekken. Natuurlijk niet iets wat je hoort op een idyllisch strand in Thailand, maar wat je er wel maar zo aan doet denken.  

Ondanks de vrolijke uitschieters en dat een perfecte vakantiebestemming het uitgangspunt vormt, is het een stemmig album. ‘Buddha’s Bridge’, met zijn zoemende koor, vervreemd gepitchte sample en ritme dat tegen two-step aanzit, zou zo op een Burial-album passen. Perfect voor nachtelijke tochten door lege steden. Of het naargeestige ‘Resort Abondoned’, dat klinkt als een koortsdroom in Centre Parcs.  Het album gaat alle kanten op, van de dansvloer naar de hangmat, en van de hangmat weer naar koptelefoonsessies in de nacht. Maar dankzij de terugkerende samples van regen en fluitende vogels, altijd buiten. En met de prettige dreiging van een tropische regenbui in de lucht.