Recap Vinyl s01e01: Groupies, privéjets, coke en meer clichés

Rock-‘n-roll epos Scorsese en Jagger trapt af met 2 uur durende pilot

Sjoerd Huismans ,

Vanaf deze week elke dinsdag op 3voor12: een terugblik op de nieuwe aflevering van Vinyl, die de maandag ervoor te zien is op HBO. Als de samenwerking tussen Mick Jagger, Martin Scorsese en Boardwalk Empire-maker Terence Winter nog niet genoeg was, werd de muziekliefhebbers wel lekker gemaakt met flitsende trailers vol met de muziek, maar ook de excessen uit de seventies. Kan Vinyl de hoge verwachtingen waarmaken? (LET OP: bevat spoilers).

Vinyl ontstond uit een idee voor een film waar Mick Jagger ooit mee aankwam bij Martin Scorsese: de Rolling Stones-frontman wilde de muziekindustrie van de jaren zeventig naar het witte doek brengen. Dat plan werd geparkeerd toen de economische crisis uitbrak, uiteindelijk wilde HBO het verhaal alsnog verfilmen als tv-serie. Martin Scorsese regisseerde hoogstpersoonlijk de eerste (twee uur durende) aflevering, Mick Jagger is uitvoerend producent en verantwoordelijk voor de muziekkeuze. Bovendien speelt zijn zoon James een van de hoofdrollen. Vooraf werd veel geschreven over de opwindende periode waarin Vinyl zich afspeelt: het is 1973, New York is failliet, een gevaarlijke stad. Uit die ellende ontstond een bloeiperiode voor de muziek: de disco kwam op, tegelijk met de punk en hele vroege hiphop. Maar in de uiteindelijke pilot – we vallen maar met de deur in huis – is eigenlijk alleen ruimte voor rock, drugs en een hele hoop testosteron.

De openingsscène zet alvast de toon: We zien Richie Finestra (prototype Scorsese-hoofdpersoon, gespeeld door Bobby Cannavale) zwaar doorgesnoven in zijn auto zitten, en volgt een meute jongeren die cultband de New York Dolls in actie willen zien in een tegenovergelegen kraakpand. Hoe is Finestra hier terechtgekomen? Even terug in de tijd. Richie leidt de fictieve New Yorkse platenmaatschappij American Century – ooit een hip label, nu broodheer van middle of the road softrockacts als England Dan & John Ford Coley. In de volksmond heten ze al ‘American Cemetery’: het label waar artiesten naartoe gaan om te sterven.

Tijd een grote vis aan boord te halen dus: de platenmaatschappij staat op het punt om Led Zeppelin te tekenen. Finestra en rechterhand/ chef payola Zack Yankovich (gespeeld door komiek Ray Romano) hebben die deal hard nodig. Ze willen het bedrijf maar wat graag verkopen aan het Duits-Nederlandse megaconcern PolyGram. Feit en fictie lopen in Vinyl door elkaar: PolyGram was een echt concern, begonnen door Philips en Siemens en in 1999 opgegaan in Universal Music Group. PolyGram stond inderdaad bekend om zijn overnamedrift. Zeppelin is de allereerste ‘echte’ band in de show (er zullen nog vele volgen). Een jonge Robert Plant verwijt Richie te beknibbelen op het percentage aan royalty dat de band krijgt, terwijl de legendarisch chagrijnige manager Peter Grant (Ian Hart) even later aankondigt de deal af te blazen als de schandalige overname door “those nazi bastards” doorgaat.

Met Scorseseaanse snelheid vliegen we zo door het eerste uur: privéjets, coke, nog meer coke, groupies, rockmuziek en o ja, coke. Mick Jagger heeft alle A&R-managers die hij kent opgetrommeld, om de filmmakers van info uit eerste hand te voorzien. Het leverde een cynisch beeld op van een jonge industrie die non-stop op zoek is naar de nieuwe hit. American Century is zijn edge op dit gebied definitief verloren. Tijdens een katerige vergadering staat ABBA (“some Swedish girl group”) op. “Wat is dit, Alvin & The Chipmunks? Zet deze shit af!”, schreeuwt iemand. Century blijkt de Zweden te hebben afgeslagen, waarna concurrent Atlantic ermee aan de haal is gegaan. Richie is woedend op zijn personeel: “Horen jullie nu echt allemaal hetzelfde!? Binnen een paar maten hoor ik al dat ze stadions gaan vullen!” Met de vuist op tafel: “I want what’s next!” 

Enter A&R-assistent annex ‘sandwich girl’ Jamie Vine – een soort jonge juffrouw Jannie met een berg harddrugs in haar laatje. “Ik heb er wel een: The Nasty Bits”, grijpt ze verlegen in. De band van Kip Stevens (gespeeld door James Jagger) staat symbool voor de puristische protopunkbeweging die de ingeslapen, neppe rockscene eens even komt opschudden. Het publiek begrijpt niks van ze. Tijdens een show krijgen ze zoveel flessen bier naar hun hoofd gegooid dat Stevens zijn woede op de toeschouwers richt en het optreden ontaardt in één grote vechtpartij. Uiteraard ligt Kip even later in bed met Jamie Na de seks zegt zij dat hij een personage moet worden, net als Iggy Pop. Kip haat die aansteller van een Iggy. “Doe mij maar de oude Stooges.” Waarna hij een naald in zijn arm steekt. Authenticiteit wordt in Vinyl helaas niet minder clichématig verbeeld dan nepheid.

Evengoed lijkt het een thema te worden in Vinyl: wat is nu ‘echte’ muziek, wat is er nog oprecht in deze wereld? De enige momenten dat we door het doorgesnoven masker van Richie heen kijken, is als muziek hem een ervaring geeft die drugs niet kunnen bieden. Het gebeurt als hij iets in ABBA hoort wat zijn staf ontgaat, maar vooral als hij de New York Dolls of Led Zeppelin in actie ziet – je merkt dat hij het cynisme van de industrie van zich af kan zetten en volledig opgaat in de muziek. Gelukkig neemt Scorsese in elk geval uitgebreid de tijd voor de muziekscènes.

Even terug naar het cynisme. Door middel van een subplot over blueszanger Lester Grimes wordt verteld hoe Richie Finestra uiteindelijk platenbons werd. Grimes speelt in de bar waar Richie de glazen spoelt, na de show biedt hij de zanger aan zijn manager te worden. Labelbaas Maury Gold ziet er niet veel in: “Muzikanten zijn je vriend niet”, zegt hij tegen Richie. “Het zijn producten.” Lester Grimes moet door het leven als Little Jimmy Little, covers spelen. Succes gegarandeerd, natuurlijk. Richie krijgt een mooie baan bij het label, maar wil eigenlijk voor zichzelf beginnen. Een gouden kans doet zich voor als Maury te maken krijgt met schuldeisers. Ze spreken af in een Italiaans restaurant met een Italiaanse vlag voor het raam, als kijker weet je: het is de maffia! Richie biedt aan zichzelf uit te kopen van het label om de schuld te betalen. Hij heeft maar één verzoekje: Little Jimmy Little moet mee.

“Who the fuck is that?” vraagt de maffiabaas.
“Je weet wel, die gast van dat dansliedje, de Cha Cha Twist.”
“Oh ja, mijn dochter houdt van dat liedje! Hij is goed. Hij blijft.”

Uiteraard loopt het niet goed af met Lester Grimes. Het is geen superorigineel verhaal, maar in elk geval is er sardonisch genoegen merkbaar in de manier waarop het wordt verteld. In het tweede uur van de pilot vliegt Vinyl helaas definitief uit de bocht. Zoals bij Richies (onbedoelde) betrokkenheid in de moord op Frank "Buck" Rogers, baas van een keten radiostations, die gedreigd heeft alle muziek van American Century-label te boycotten vanwege een akkefietje met Donny Osmond. Totaal onnodige twist. Net als het tot dusver obligate familieverhaal over Richies vrouw en kind thuis in Connecticut, die hij tussen alle drugs en drukte door verwaarloost. Juist deze verhaallijn zou boeiend moeten worden – als je actrice Olivia Wilde moet geloven, die vertelde dat ze de rol geweigerd zou hebben als het een standaard passieve vrouw-van (à la Betty Draper in Mad Men) was geweest. Bovendien is haar personage Devon één van de ‘Factory girls’ van Andy Warhol, die haar - zo wordt althans gehint - nog niet vergeten is.

De pilot eindigt waar hij begint: met Richie Finestra in extase bij de show van de New York Dolls. Na de brute moord eerder in de aflevering kijk je nauwelijks nog op van het gebouw dat tijdens het concert instort. Toch blijkt deze gebeurtenis dicht bij de waarheid te liggen: het Mercer Arts Center in Greenwich Village is daadwerkelijk ingestort, de Dolls hebben er echt gespeeld. Alleen stortte het niet in tíjdens een Dolls-show, en was het bovendien op tijd geëvacueerd. Richie echter strompelt moedeloos onder het puin vandaan: terug aan de drugs, zijn bedrijf verkocht en met een rechercheur achter zich aan. Op deze manier verweeft Vinyl waargebeurde verhalen uit de jaren zeventig met over-de-top-fictie, op een manier die vooralsnog weinig recht doet aan het tijdperk en de muziek.