10 jaar poponderwijs aan de Herman Brood Academie

‘Maar laten we wel wezen, de Nederlandse muzieksector is geen vetpot'

Rolf Hermsen ,

De Herman Brood Academie, mbo-opleiding popmuziek, bestaat tien jaar. Tien jaar output van de HBA heeft een ijzersterk merk in de Nederlandse muziek opgeleverd. ‘Martin Garrix kwam hier als zestienjarig jongetje binnen en twee jaar later ging hij weg als wereldster.’

In 1964 begon Herman Brood een schildersopleiding aan de kunstacademie in Arnhem. Maar als er toen een popschool had bestaan, een Peter Koelewijn Academie, zou hij dan daarvoor hebben gekozen? Thijs Lodewijk, in 2006 mede-oprichter van de Herman Brood Academie (hba), aarzelt. ‘Nou, Herman was geen type om in wat voor schema dan ook mee te draaien. Ik denk van wel, al had hij het misschien maar een paar dagen uitgehouden. Wel weet ik zeker dat de sfeer hier hem uitstekend zou zijn bevallen.’ Vroeger weken afwijkende figuren uit naar de kunstacademie. Zo ook de jonge Herman en inderdaad: zelfs op die relatieve vrijplaats maakte hij nog geen drie maanden vol. Zijn naam in 2001 aan een mbo-opleiding popmuziek verbinden en die Herman Brood Academie noemen levert dan ook wel een super contradictio in terminis op. Wat een domheid!

Maar zie het anders, zie de naam als grap en het is een briljante. Uw reporter heeft Brood niet persoonlijk gekend, maar kan zich voorstellen hoe hij er smakelijk om had kunnen grinniken. Eigenlijk is het reuze rock-’n-roll, of zelfs ronduit subversief, om onze grootste drugs-flierefluiter te linken aan de term ‘academie’. Lodewijk: ‘Rogier Wagenaar en ik ontwikkelden de eerste ideeën voor een pop-opleiding en we zochten naar een naam als de Rietveld Academie, dus met een duidelijk boegbeeld. Al snel kwam Ivo Severijns erbij en die was in de jaren negentig nog bassist bij Brood, maar ere wie ere toekomt: het idee voor de naam kwam van Sander Geboers, de vaste toetsenist van Claudia de Breij. Wij vonden het eerst niks, “Herman Brood Academie”, maar al snel beseften we dat het goud was – mediageniek, alom bekend en met een breed appeal. Elke andere Nederlandse popnaam legt het wat dat betreft af tegen Brood. En de niet-academische sfeer op onze school wilden we juist heel graag benadrukken.’

Vakopleiding voor popmusici
Al in 1980 was in de film Fame te zien dat je in New York naar een school voor showbusiness kon, in 1996 opende The Liverpool Institute for Performing Arts zijn deuren in de voormalige jongensschool van Paul McCartney en in 1999 ging in ons eigen Tilburg de Rockacademie van start met een hbo-opleiding. Daarop haakten diverse conservatoria in met een eigen pop-afdeling.

De Herman Brood Academie begon in 2006 als een van de eerste mbo-scholen voor popmuziek. Dat betekent niet alleen dat de instap lager is, maar vooral dat het een echte vakopleiding is, gericht op de praktijk en de eisen van de muziekbranche – marktgericht dus. Marianne Toussaint, hba-teamleider sinds 2009, haast zich om die term toe te lichten: ‘Je moet dat heel neutraal opvatten en niet in de zin van “markt, dus commercieel”. Wij sorteren echt niet voor op kansen op de markt, integendeel. Ons uitgangspunt is het eigen talent van de student en hoe die zichzelf wil uiten. Dat kan hij of zij hier ontwikkelen en wij ondersteunen dat. Onder de noemer “relevant en realistisch leren” vragen we de studenten vanaf dag één hun eigen beroepspraktijk op te starten.’

De hba biedt drie opleidingen: voor popartiest, podium/studiotechnicus en music industry professional (mip). Dit jaar waren er meer dan 500 aanmeldingen voor de negentig plekken voor artiesten. Van de honderd aanmeldingen voor techniek konden er veertig beginnen en onder een kleine zeventig mip-kandidaten waren dertig plaatsen te verdelen. Bij de toelating wordt niet alleen naar motivatie en talent gekeken. Een grote rol speelt ook de drive die iemand al getoond heeft door zelf in de praktijk bezig te zijn, op welk niveau dan ook.

Meer dan een optelsom van leerpaden en specialisaties ziet de hba zichzelf als een community zonder hokjes. De verschillende disciplines kunnen elkaar goed vinden en gebruiken. Instrumentalisten, rappers, danceproducers, licht- en geluidstechnici, boekers en managers – ze werken samen in onderlinge kruisbestuiving. De vele freelance docenten, stuk voor stuk actief in de muziekwereld van nu, zorgen voor stevige wortels in de weerbarstige praktijk.

Gediplomeerd danceproducer
De Herman Brood Academie bestaat tien jaar. Er valt dus wat te vieren en daar zullen we de komende tijd nog van kunnen meegenieten. Het begon op zaterdag 10 september met een groot feest in Paradiso. De line-up van die avond, uitsluitend alumni, zegt iets over de diversiteit van stijlen binnen de hba en over het succes van de opleiding gemeten naar naamsbekendheid van de artiesten. Mister And Mississippi, Birth Of Joy, Mister Polska, Project Bongo, The Brahms, Yung Felix, Tahco – de lijst is langer. Te lang om van toevalstreffers te spreken. Daar kan de Tilburgse Rockacademie nog een puntje aan zuigen. Die schonk ons Krezip – maar verder?

Tien jaar output van de Herman Brood Academie heeft dus een ijzersterk merk in de Nederlandse muziek opgeleverd. De opwaartse ontwikkeling is sinds het aantreden van Marianne Toussaint als teamleider/directeur gevoed door twee belangrijke innovaties: de start van de opleiding tot music industry professional in 2009 en de toevoeging van de specialisatie dance aan de artiestenopleiding in 2010. Sindsdien kun je, behalve voor ‘traditionele’ popmuzikant of mc (rap), BC (beat composer) of vc (vocals composer) ook voor dp studeren: danceproducer! ‘En toen hadden we onze Martin Garrix,’ vertelt Marianne Toussaint, ‘Zegt je dat wat? Martin kwam hier als zestienjarig jongetje binnen en twee jaar later ging hij weg als wereldster. Hij heeft meer dan drie miljoen volgers op twitter. Dat zette ons wel op de wereldkaart. We krijgen nu mailtjes uit India, “I wanna be Martin Garrix!” Het is echt een nieuwe doelgroep: jongens die niet zo nodig een instrument hoeven te beheersen maar puur op de laptop creëren.’

Waarschijnlijk is het veelzeggend voor sfeer en kwaliteit van de hba-community dat Martin Garrix na zijn wereldhit ‘Animals’ de opleiding wel afmaakte. Nu is hij gediplomeerd danceproducer. ‘Maar laten we wel wezen,’ nuanceert Toussaint, ‘de Nederlandse muzieksector is, hoe zullen we dat eens zeggen, geen vetpot. Het is keihard knokken. Ik vind het super-stoer dat onze studenten ervoor gaan, dat ze het durven proberen in een wereld die vooral veel afknijpt. Wij proberen ze te steunen en dat maakt dit mooi werk.’

Nieuwsgierige onschuld
Bij wijze van epiloog nog iets over de aard van de popmuziek: wat is het, hoe onderscheidt pop zich van andere muzieksoorten, en is het ook kunst? Uw reporter dacht eerst dat het ongeveer als volgt zat. Popmuziek is in wezen, dus als het goed is, tegendraads. Vanaf de geboorte uit de rock-’n-roll, begin zestiger jaren, zetten popmusici vraagtekens bij vanzelfsprekende waarden en stoken vuurtjes onder de regels van de gevestigde orde. Virtuositeit is ver ondergeschikt aan inventiviteit. Dilettantisme is bijna een voorwaarde, want popmuziek is allesbehalve academisch. De krachtigste pop heeft een hoog doe-het-zelfgehalte. Er moet een nieuwsgierige onschuld in zitten: ‘Wat zou er gebeuren als ik dit doe?’ Die houding heeft gezorgd voor het tomeloze gebruik van de technische mogelijkheden van de opnamestudio.

Op dat punt onderscheidt popmuziek zich van alle andere muzieksoorten en zo heeft zij de ontwikkeling van de studiotechniek voortgestuwd. Tijdens popconcerten gaat het vaak vooral om energie en directheid, maar een plaat is andere koek – dat is een zorgvuldig of met opzet slordig opgebouwd werkstuk om keer op keer te beluisteren. In popmuziek wordt telkens opnieuw een wieltje uitgevonden en hopelijk niet te vaak hetzelfde wiel. Het wordt soms kunst, wanneer zij zich niet aan de regels van de kunst houdt en ook spot met de eigen regels. De blauwdruk voor het leerproces dat een band moet doormaken is vastgelegd door de beginnende Beatles, vanaf 1960 in Liverpool en Hamburg. De trefwoorden zijn: armoe en uitbuiting, zweet en condens, drive en ambitie, stank en overlevingsdrift, pep, seks, kou, uitputting, mach Schau! Plus inventiviteit en talent. Dat is de school van de popmuziek. Zoiets dus.

Ambachtelijk
Maar al het bovenstaande klopt alleen als de popmuziek van de jaren zestig de maat der dingen is. En dat kun je je afvragen. Want er bestaat al eeuwen volks- of populaire muziek. Plaats de popmuziek eens in dat historische kader en pik de draad op in 1877 bij Edisons uitvinding van de fonograaf. De daaropvolgende ontwikkeling en massale productie van geluidsdragers in de eerste helft van de vorige eeuw gaf de populaire muziek een enorme boost. Eind vijftiger jaren ontstond er zoiets als jeugdcultuur. Die was rebels en gaf aan bepaalde volks- en populaire muziek een opwindende draai.

In de sixties voltrok zich een culturele revolutie waarin deze popmuziek een grote rol speelde, mede door exploderende creativiteit in de muziek zelf. Zoetjesaan raakte de vormtaal van het rebelse genre ingeburgerd, geaccepteerd en geschikt voor alle leeftijden – zij nestelde zich in en over de populaire muziek. De beoefening van popmuziek heeft inmiddels, vijf decennia na de sixties, een hoog ambachtelijk gehalte.

Uiteraard kun je naar school om het vak te leren. Sommige popmuziek kun je kunst noemen, zoals bepaalde films en televisieprogramma’s ook kunst zijn. Met enige regelmaat schokken de sixties nog na en nieuwe (tegen)geluiden zullen ook in de toekomst de kop opsteken in de populaire muziek. Gelukkig maar. Ondertussen vervagen langzaamaan de grenzen tussen alle muzieksoorten in een proces dat horizontaal wordt versneld door de globalisering en verticaal door de egalisering van hoge en lage kunst.