Interview Underworld: "Verhalen gaan verloren, en dat is vreselijk"

Karl Hyde over het platteland, obsessief notities maken en de scheurtjes in steden

Ralph-Hermen Huiskamp ,

Na zes jaar is er deze week weer een nieuw album van het legendarische Britse danceduo Underworld. Ze gaan inmiddels al ruim dertig jaar mee en als je hun nieuwe album luistert, blijken ze zichzelf nog steeds scherp te kunnen houden. Hoe krijgen ze dat voor elkaar, na zo veel albums, eindeloze tours, zijprojecten en meer? 3voor12 sprak frontman Karl Hyde. "Ik dacht dat ik nooit meer zou kunnen schrijven."

Als bands hun bekendste albums integraal gaan uitvoeren, weet je vaak al dat het creatief een beetje op is. Helemaal niet erg en best begrijpelijk na een lange carrière. Precies dat beeld ontstond toen Underworld vorig jaar op tour ging met Dubnobasswithmyheadman, hun album uit 1994. Het leverde steengoede optredens op en het album bleek nog steeds urgent te voelen. En toch stemde het ook wat treurig. Was de koek dan op met het ooit zo progressieve duo? Nee, blijkt deze week. Op Barbara Baraba, We Face A Shining Future laat Underworld het ouderwetse ramwerk achterwege en durven ze terug te schakelen, wat veel spanning oplevert. De plaat zit vol opgekropte energie, die slechts sporadisch wordt los gelaten in korte uitbarstingen. Aan niks merk je dat de leden inmiddels de zestig naderen. 

Hij zit er nog fris bij, Karl Hyde, ergens op een zolderverdieping in Amsterdam. Lurkend aan een flesje water, ‘nee, niet uit de koelkast. Kamertemperatuur het liefst’, werkt hij in zijn karakteristieke gestreepte shirt rustig de interviews af. “Het is haast een Eno-ism om te zeggen, maar Brian zegt altijd dat als je vaak een take opnieuw doet, er iets interessants in de eerste, maar ook in de laatste take zit. Zo zie ik dat met interviews ook, al beantwoord ik dagenlang dezelfde vragen, beetje bij beetje leer ik meer over mijzelf. Juist wanneer ik helemaal murw ben, gebeurt er iets bijzonders.”

Op het moment dat de recorder aangaat en het interview begint, hapt Hyde opeens naar adem. “Wacht even” en grijpt naar een aantekeningenboekje, kijkt ondergetekende diep aan en krabbelt snel een halve pagina vol. “Er gebeurt op dit soort momenten iets chemisch in mijn hoofd. Door mijn synesthesie is alles altijd in beweging. Kleuren, geluiden, woorden. Ik probeer dat te filteren, omdat ik er over wil schrijven of het wil fotograferen. Ik houd van documenteren, wil alles vastleggen.”

Die drang tot vastleggen zie je ook op je blog. Foto’s, schetsmatige of associatieve stukjes. Zelden over de grote dingen die de kranten bezig houden, vooral gebaseerd op je eigen observaties. En altijd zo dat je er als lezer net geen grip op krijgt. Net als de teksten op dit nieuwe album eigenlijk.
“De grote dingen, of het debat van de dag interesseren me niet. Ik ben juist geïnteresseerd in het kleine, de dagelijkse dingen. De gesprekken die mensen voeren, de wassen die ze draaien, hoe ze hun band verwisselen of naar de winkel gaan. Want dat is wat de meerderheid van de mensen doet. Zogenaamd grote dingen zijn saai, beroemdheden interesseren me niet. Zo groeide ik ook op. Oude mensen kwamen langs in de keuken van mijn oma en vertelden dan verhalen over waar ze opgroeiden. Ik deed alsof ik aan het spelen was, maar luisterde stiekem mee. Ik noem het kampvuurverhalen. In onze cultuur hebben we er daar te weinig van. Iedereen is te druk met techniek om nog te vertellen. Daarom werk ik aan een database met dergelijke verhalen. Het wordt uiteindelijk ook een toneelstuk. Samen met een stel oude vrienden maak ik opnames terwijl we door Engeland reizen. We stellen vragen aan mensen en zij vertellen ons hun verhalen. We spreken vaak over gewone mensen, maar het zijn juist allemaal bijzondere mensen. Dat is er zo magisch aan. Als je de beroemdheden eraf schraapt, blijkt alles en iedereen daaronder veel interessanter, rijker en complexer.”

Hoe leg je die verhalendatabase aan?
“Ik werk samen met een vriend die docent media is. Het zijn echt interviews. Het begon met opnames in mijn geboortestad, met generatiegenoten van mijn ouders. Vervolgens bedacht ik dat het misschien ook wel tof was om hetzelfde te doen met mijn schoolvrienden, waar ik nog steeds close mee ben. Sommigen zijn gebleven, sommigen zijn vertrokken. We vertellen elkaar gewoon over ons leven en hoe het op school was. Toen we dat deden dacht ik, we moeten het hele gebied op deze manier documenteren en vervolgens een netwerk van gebieden maken. Mensen laten zogenaamd iconische werken na; een album, een schilderij, artistieke statements. Maar de verhalen gaan verloren en dat is vreselijk. Zo heb ik halve verhalen van mijn oma, die niemand kan uitleggen. Mijn moeder heeft ze nooit gehoord, mijn tante kende ze maar is overleden. Hoe gaan die verhalen verder, wat is het einde? Ik weet het niet.” 

Hoe verhoudt het zoeken en vastleggen naar verhalen zich tot het schrijven van je teksten?
“Ik schrijf elke dag, zeven dagen per week. Om 7u ’s ochtends ga ik naar een café, waar ik vervolgens een uur bezig ga. Ik vul zo al 25 jaar boekjes met mijn schrijfsels. Als we dan weer nieuwe muziek hebben, sla ik zp'n boekje open en kijk ik of er iets staat dat overeenkomt met hoe ik me over de muziek voel. Als dat zo is, begin ik improviserend de teksten te zingen. Elk boekje begint hetzelfde. De datum, waar ik ben en wat er aan de hand is; Wat doet mijn familie, hoe voel ik me. Op die manier plaats ik het direct in een context. Als het boek vol is, schrijf ik op de rand de datum. Als we dan een keer hele positieve muziek hebben, waarvan ik denk dat het negatievere teksten kan gebruiken, kijk ik terug. Dan denk ik, ‘oeh, 1997, dat was echt een donkere periode.’ En trek dan een paar notities van dat jaar uit de boek. Het grootste deel van de teksten zijn nog nooit gebruikt. Dat komt goed uit, want als Rick me eind jaren tachtig om tekst vroeg, moest ik ter plekke wat schrijven. Die teksten waren vaak dan ook niet zo goed. Op deze manier hebben we altijd genoeg materiaal.”

En je schrijft al sinds eind jaren 80 de boekjes vol in cafés en niet op rustige plekken zoals veel andere schrijvers vaak doen.
“Nee, nee! Het zou kunnen, maar ik houd van mensen om me heen. Ik houd van het verkeer, beweging, dat mensen binnen komen en weg gaan, flarden van gesprekken, kleuren en geuren. De omgeving is op zo’n plek altijd in beweging en ik moet me altijd aanpassen."

Je zou je nooit willen terugtrekken op het platteland en daar in alle rust werken?
“Ik woon tegenwoordig weer op het het platteland, haha! Ik houd nog steeds van de stad, ik wil me inpluggen op het geluid, maar vervolgens vind ik het fijn om ergens te zijn waar ik niet constant naar andermans herrie hoef te luisteren. Ik groeide op op het platteland en studeerde in de stad waar altijd wel stereo’s stonden te brullen, waar ik niet goed kon nadenken. Nu kom ik vooral in steden om informatie te winnen.”

Ook jullie nieuwe album klinkt nog steeds urbaan.
"
Steden blijven een enorme bron van inspiratie. Het is grappig, ik vertelde laatst iemand dat ik van het platteland kwam en nooit gedacht had dat ik er terug zou keren. Ik dacht echt dat het mijndood zou worden. Toen ik er net weer woonde, dacht ik dat ik nooit meer zou schrijven. Op de eerste dag zou ik beginnen: “Dag 1, er is een boom” En dat was het dan. Het was uiteindelijk het tegenovergestelde. Ik doe juist veel meer." 

Hoe komt het dat je meer doet, is het puur dat je niet meer de herrie van anderen hoort?
“Toen ik nog in Soho woonde, merkte ik dat mijn vrienden van het platteland veel meer deden dan ik, als ze in Londen waren. Ze boekten een hotel, zagen dan in twee dagen alles wat er te zien was en gingen weer naar huis. Heel anders dan ik. Ik woonde in een flat, ging naar een bar en ging vervolgens weer naar mijn flat. Ik dacht altijd ‘ ach, ik kan morgen wel naar een galerie gaan. Ach, ik ga morgen wel langs de Thames lopen.’ Morgen, morgen, morgen. Nu werkt het beter voor me. Als ik dan nu ook weer in Amsterdam ben, ik geniet er echt van. Die herrie, kleuren. Ik kom ook regelmatig in Berlijn. Whaa! Het is er dynamisch, vies, spannend. Ik verzamel er een hoop informatie. Ik neem geluiden op, sta op straathoeken met mijn recorder, schrijf erover, fotografeer het en ga weer naar huis. Met een nieuwe bibliotheek aan materiaal.”

Amsterdam, Berlijn, is Londen van vroeger? Haal je daar nog informatie vandaan?
“Het is gek. Ik ben sneeuwblind geworden in Londen. Het is heel moeilijk voor me om er nog over te schrijven. Ik zie het niet meer. Daarom ging mijn soloalbum ook over de randen van Londen, die omgevingen waren nieuw voor me. Dat was ook eng, omdat ik daar opviel. Een man met een zwart notitieblok. Op de hoek van een straat, in een omgeving waar mensen auto’s verkopen die misschien niet eens van henzelf zijn. Mensen gingen direct de confrontatie aan. Ze kwamen naar me toe, en vroegen of ik kentekens noteerde. ‘Wat doe je?!’ Dan moest ik alles uitleggen. Helemaal als ik fotografeerde op plekken waar de politie normaal niet komt. Intussen heb ik geleerd dat ik beter aantekeningen kan maken op mijn telefoon. Dan denken mensen dat ik sms. Maar ik schrijf het nog steeds thuis over in mijn boekjes.”

Je bibliotheek met potentieel bronmateriaal voor nieuwe Underworldteksten wordt dus alleen maar groter. Maar tegelijk werk je altijd al zo. Hoe houdt je het voor je zelf dan alsnog fris?
"Het wisselt. Rick en ik hebben altijd gesprekken over hoe ik de wereld zie. Uiteindelijk speel ik altijd spelletjes. Ook met schrijven. Soms betrap ik mezelf dat ik al aan songteksten aan het denken ben als ik in dat cafe zit om 7u 's ochtends. Dan probeer ik me op andere dingen te focuussen. Zo orden ik mijn gedachte. Het is het dichtste bij meditatie dat ik kan komen. Want zodra ik ergens stil ga zitten om te mediteren, begint mijn hoofd juist te malen. Voor dit album hebben we weer een nieuw spel verzonnen. Het moesten juist geen volledige verhalen zijn, maar teksten zoals ik ook fotografeer voor mijn blog. Dat zijn altijd hele specifieke foto's. Ik fotografeer tien dingen, en dat zijn niet de vijftig dingen die anderen fotograferen. Bijvoorbeeld, nadat we vorig jaar in Paradiso speelden liep ik nog even naar buiten. Ik keek wat ik wilde fotograferen en vond wat drugsresten ergens en maakte er wat fotocomposities van. Amsterdam is een prachtige stad, maar het zijn dat soort kleine scheurtjes die me interesseren. Ze zijn onderdeel van de stad, niet de grote waarheid. Het zou extreem oneerlijk zijn om te zeggen dat het representatief is voor Amsterdam. Net zo min als je van mijn dorpje zou zeggen dat het een lief schattig market town is. Ik kan je zeggen, dat is het niet. Het lijkt misschien zo als je naar de vakantiebrochures kijkt, haha. Zo speel ik met mijn teksten nu een nieuw spel, ik focus me op fragmenten. Ook wanneer ik aantekeningen maak. De teksten omschrijven hoe ik me voel. 'Oh Karl heeft heeft weer over donkere steegjes, hij is weer in een slechte bui.' Ik weet niet hoe ik moet zeggen hoe ik me voel, maar als ik tekstcollages maak dan hoop ik dat die iets zeggen. Niet van, oh is Jezus niet prachtig. Maar zie eens die weilanden en hier, kijk nu dan. Die prachtige blauwe lucht!"