Kristian Matsson heeft het er moeilijk mee. Als The Tallest Man On Earth maakte hij dit jaar een nieuw album, Dark Bird Is Home, een zeer persoonlijke plaat waar hij erg trots op is. Het is rijker georkestreerd dan zijn voorgaande werk, met een uitgebreid instrumentarium. Daarom zal hij op de aankomende tour voor het eerst gesteund worden door een band. Een prettige ontwikkeling voor Mattson, die eerder stopte met touren omdat hij ‘volledig gedraineerd’ raakte van het steeds maar in zijn eentje moeten spelen. De plaat is af, repetities voor de tour zijn gestart, binnenkort mag hij met zijn nieuwe band de wereld over, niets mooiers dan dat. Voor het zover is moet er echter nog een grote horde worden genomen: hij moet over de plaat praten. Met journalisten. Niet zijn favoriete bezigheid, om het zacht uit te drukken.
Nergens is hij onvriendelijk of dwars, maar je merkt aan alles dat Matsson het lastig vindt om zijn muziek in woorden te vangen. Zijn antwoorden zijn uitgebreid en weloverwogen, maar komen bijna altijd na een lange pauze of een veelbetekenende zucht. ‘Dit is een van de moeilijkste albums voor mij om over te praten. Het is het meest persoonlijk… Het kwam voort uit persoonlijke ellende.’ Die ellende zit diep. Het maken van Dark Bird Is Home was een belangrijk onderdeel van het verwerkingsproces. Om het nu allemaal weer op te moeten rakelen is moeilijk.
De eenzaamheid van The Tallest Man On Earth
Nieuw album Dark Bird Is Home ‘kwam voort uit persoonlijke ellende’
Kristian Matsson, beter bekend als The Tallest Man On Earth, houdt niet van interviews. De Zweedse singer-songwriter vindt het buitengewoon moeilijk om over zijn werk te praten, vooral omdat het zo persoonlijk is. Zijn nieuwste album Dark Bird Is Home maakte hij nadat hij stopte met touren omdat het hem in zijn eentje te uitputtend was. Zijn echtscheiding en de dood van een dierbaar familielid zitten diep in de lagen van het album verwerkt. Nu gaat hij weer op tour, voor het eerst met een band achter zich. Deze zomer staat hij op Best Kept Secret. 'Ik heb nog geen idee hoe het gaat zijn om deze songs live te zingen.'
‘Ik stopte eind 2013 met touren, ik raakte langzaam uitgeput. Mijn plan was om het een jaar rustig aan te doen en op een gegeven moment weer een album op te nemen. Maar als je zoveel aan het touren bent, krijg je niet echt de kans om een normaal leven te leiden. Als je dan de tijd krijgt om dat wel te doen, kom je er soms achter dat je leven niet echt goed is. Ik ben gescheiden, een familielid dat erg dicht bij me stond overleed. Ik heb dit hele album gebruikt om…’ Diepe zucht. ‘Om simpelweg emoties te uiten. Het kon me niet schelen wat het album zou communiceren of wat iemand ervan zou denken. Ik had dit proces gewoon nodig als… Niet als therapie, maar als ontsnapping.’ Een korte pauze. Hij corrigeert zichzelf: ‘Niet als ontsnapping, maar om van die angst en schuldgevoelens en woede en verwarring iets creatiefs te maken, in plaats van te zwelgen in duisternis.’
Zwemmen
Dark Bird Is Home opent zoals we van Tallest Man gewend zijn: slechts een enkele akoestische gitaar en de wat ruwe stem van Matsson. Je ziet hem meteen voor je zoals zijn publiek hem al zo vaak heeft gezien: in zijn eentje op een groot, donker podium, de aandacht afdwingend puur op de kracht van zijn persoonlijkheid en performance. Met dit album gaan er dan ineens echter wat lichten aan: we horen langzaam aanzwellende blazers en strijkers, dan bas en drums. Een hele band vormt zich achter Matsson op de plaat, en vanaf nu ook op het podium. Zijn persoonlijke pijn heeft de Zweedse songwriter er juist toe bewogen om muzikaal een zo open en hoopvol mogelijke plaat te maken, en om steun te vragen van anderen in plaats van alles alleen te doen.
‘Dat was geen groots vooropgezet plan. Ik vroeg BJ Burton, de engineer voor dit album, om naar mijn huis in Zweden te komen om samen de plaat op te nemen. Ik woon in een heel klein dorpje op het platteland aan een rivier, naast een paardenveldje. Daar heb ik ook mijn studio. Het was hartje zomer, heel erg heet. Het laatste album, There’s No Leaving Now, had ik alleen opgenomen, midden in de winter. Het was donker, ik was in mijn eentje. Er was toen heel veel twijfel, zelfkritiek en technische problemen, en het was ijskoud buiten dus eraan ontsnappen was onmogelijk. Daarna heb ik mezelf beloofd dat ik het volgende album in de zomer op zou nemen, zodat ik tenminste kon gaan zwemmen als het slecht ging.’
‘In die twee weken die ik met BJ in mijn studio heb gezeten heb ik alles eruit gegooid. Ik begon ineens al die instrumenten te bespelen die ik thuis had staan. Ik heb gewoon een hele hoop geluid gemaakt. Er zijn twee vrienden langs gekomen om bas en drums in te spelen. De vocalen hebben we voor het laatst bewaard, die wilde ik niet thuis opnemen – ik heb het idee dat ik beter zing als ik niet thuis in mijn comfort zone ben. Toen we in Wisconsin aankwamen om de zang op te nemen waren daar heel veel oude vrienden, allemaal heel getalenteerd, dus hebben we ook saxofoons opgenomen, hoorns en trompetten. Het opnameproces verliep zo gemakkelijk, het was zo leuk en het ging heel snel. Iedereen die meewerkte was ontzettend goed. Maar toen ik daarna begon aan het opnemen van de zang, werd wat ik daadwerkelijk geschreven had ineens heel helder. Ik zag alles weer opnieuw voor me. Dat was moeilijk. Ik heb ook nog geen idee hoe het gaat zijn om deze songs live te zingen.’
Meestal weet Matsson zich op het podium wel te distantiëren van zijn songs. ‘Mijn teksten zijn wel persoonlijk, maar ze gaan toch vaak over vrij universele onderwerpen. Ik kan ook best aan andere mensen denken als ik zing, doen alsof het over anderen gaat. Maar op dit album zijn er veel momenten, veel scènes die specifiek zijn…’ Zijn stem en blik dwalen af, naar buiten, richting het IJ, zichtbaar door het raam. Zijn toon verandert, kordater nu. ‘Ik weet het niet. Ik weet niet waar ik het over heb.’ Dat weet hij donders goed, maar hij weet ook dat hij het er niet over wil hebben. In zijn teksten kan hij cryptisch blijven en heeft hij de controle. Als hij in een interview te open is, is het nog maar de vraag wat de journalist daarmee zal doen. Daarom houdt hij zich in. Ook in zijn songs durft hij niet volledig open te zijn: ‘Op dit album heb ik mezelf gecensureerd. Veel nummers heb ik herschreven omdat het te duidelijk was waar het over ging, het was te persoonlijk. Ik kan niet mijn hele leven op die plaat gooien, dat is het niet waard.’
Thuis
Dat zijn teksten weinig specifiek zijn heeft ook nog een andere reden: ‘Ik wil graag dat mensen zelf de kans krijgen om mijn teksten te interpreteren, dat doe ik zelf ook als ik muziek luister. Tijdens de live shows wil ik ook graag contact hebben met het publiek, een energie met de mensen creëren en uitwisselen. Ik probeer ze allemaal in de ogen te kijken en alles te geven. Ik kan niet verwachten dat als ik daar ga staan met mijn ogen dicht ze dan blijven opletten. Ik vind het zelf ook saai als ik naar een show ga en de artiest totaal niet communiceert.’ Voor het eerst fleurt Matsson op. We praten nu over wat hij mooi vindt, iets wat vanzelfsprekend voor hem is: optreden. ‘Ik vind het stiekem het leukst als iemand zijn vriend of vriendin meeneemt die er helemaal niks aan vindt. Je ziet ze gewoon staan, meegesleept door hun wederhelft. Ze staan zich zo ontzettend te vervelen. Dan ga ik juist op ze focussen. Je ziet ze denken, “what the hell, waarom staat deze kerel me aan te staren?” Dan probeer ik ze charmeren. Er is niets leukers dan dat. Als iemand geraakt wordt door mijn muziek die er in eerste instantie niet voor open stond… Vaak weet ik ze nog te overtuigen ook!’
‘Ik ben dankbaar dat ik dit mag doen. Waar anders mag ik mensen elke avond recht in hun gezicht staren totdat ze wegkijken?’, lacht hij. ‘Ik heb hiervoor ook wel normale baantjes gehad, maar mijn brein is te abstract voor een kantoor. Dit is een ontzettend rare baan. Je probeert iedere avond om de allerbeste show mogelijk neer te zetten en je moet altijd on top of your game zijn. Ik vond het heerlijk om het alleen te doen, om zelf de controle te hebben over het publiek en de ruimte, maar het is ook uitputtend. Na je show zit je in de green room, de crewleden zijn alweer aan het opruimen, de tourmanager is druk bezig. Dan zit je in je eentje en denk je “Is dit het?”. Wie heb je dan om het mee te vieren? Nu heb ik een familie bij me op het podium, en een meer dynamische show.’