Raad voor Cultuur wil ruimte voor festivals, maar waar is de popmuziek?

“Er spreekt in elk geval weer liefde voor de cultuursector uit dit advies”

Sjoerd Huismans ,

Het kabinet moet volgens de Raad voor Cultuur jaarlijks 29,5 miljoen euro extra investeren om het cultuurbeleid anders in te richten. Dat zegt de raad in het advies ‘Agenda Cultuur 2017 – 2020 en verder’, dat vandaag in ontvangst is genomen door minister Bussemaker. De raad wil dat het extra geld wordt gebruikt om jongeren en mensen met een niet-westerse achtergrond te trekken, en ziet daarin een grote rol voor festivals die "die zo'n belangrijke rol kunnen spelen bij de verbreding en vergroting van het publiek". Opvallend: popmuziek wordt in het advies nauwelijks genoemd.

De raad wijst er in het advies op dat er de afgelopen jaren zwaar is bezuinigd op de cultuursector. Het zou daarom nu tijd zijn voor een beleidsverandering, en die kan niet kostenneutraal in gang worden gezet. De raad maakt zich zorgen over “een verdere uitholling van de rijksbegroting en roept op de financiering van cultuursector op peil te houden”, zegt ze in het advies. Volgens Mark Minkman, directeur van Paradiso, is het belangrijk dat na alle bezuinigingen “weer liefde voor de cultuursector spreekt uit dit advies. De terminologie van alleen maar bezuinigen is weg, het gaat weer om de sector zelf en de betekenis voor de samenleving.”

Lacunes

Volgens de Raad voor Cultuur zijn er enkele “lacunes” in het cultuurbeleid; dat wil zeggen sectoren die te weinig aandacht of financiële ondersteuning krijgen. Daaronder worden ook festivals gerekend, die volgens de raad meer financiële ruimte moeten krijgen omdat het “toegankelijke podia zijn voor innovatieve, internationale en interdisciplinaire cultuuruitingen.” Volgens de raad zijn festivals belangrijk omdat ze een divers en breed publiek weten te trekken voor cultuuruitingen. Dat zou nog meer moeten gebeuren, en daarvoor moeten festivals extra financiële ruimte krijgen.

Om de breedte en diversiteit beter te benutten moeten festivals meer in het rijks- en lokale cultuurbeleid verankerd worden. Opmerkelijk: festivals dringen al langer aan op rijkssteun, maar tot nu toe was de regel dat festivals niet voor rijkssubsidie in aanmerking komen. Minkman: “Ik lees het advies niet zozeer als: ‘er gaat meer geld komen voor popfestivals’, maar wel meer ruimte voor aanbod van vernieuwende dingen. Neem Grasnapolsky, zij zouden dat geld niet steken in popprogrammering, maar bijvoorbeeld in beeldende kunst. Dat geeft meer kleur aan zo’n festival.”

Peter Smidt, creatief directeur van Buma Cultuur, wijst erop dat popfestivals of popmuziek in het algemeen eigenlijk nauwelijks worden genoemd in het advies. “Het woord popmuziek komt twee keer voor, beide keren tussen haakjes. Ik vind het jammer dat de raad niet meer aandacht heeft voor zo’n belangrijk cultuurfenomeen. Popmuziek is óók kunst, weliswaar wordt de sector minder gesubsidieerd dan andere gebieden maar het verdient wel aandacht. Ik zie nergens in het advies een visie daarop.”

Breder en diverser

Hoewel Paradiso zelf niet ontzettend veel te maken heeft rijkssubsidie (96 procent van de inkomsten komt uit de markt), ziet Minkman het wel als opdracht om zo breed en divers mogelijk te programmeren. “De raad geeft aan dat de samenstelling van het publiek in de grote steden verandert. Met hippe bandjes uit Engeland trekken we toch vooral hoogopgeleide jongeren. Het is niet erg dat dat onze kern blijft, maar ik wil voor de hele stad programmeren. Bijvoorbeeld door de soefimuziek en Turkse rock tijdens het Holland Festival. Ik noem dat liever geen ‘Turks programma’ maar het geeft wel een betere afspiegeling van de stad. Dat de raad de cultuuruitgaven dichter bij stedelijke ontwikkelingen wil brengen, zie ik als een bevestiging van dat beleid.” Volgens Smidt “worden alle doelgroepen redelijk bediend” door de festivals waar Buma Cultuur bij betrokken is – Rotterdam Beats voor het urbanpubliek, ADE voor dance en Eurosonic Noorderslag voor Europese en Nederlandse pop.   

Stedelijke regio’s

Verder wil de raad dat  stedelijke regio’s een centrale rol krijgen in het cultuurbeleid omdat het “de natuurlijke brandpunten in het culturele aanbod zijn”. Stedelijke regio’s hebben immers meer oog voor de eigen identiteit en kunnen volgens de raad beter inspelen op de samenstelling en behoeften van de bevolking. Minkman heeft dubbele gevoelens bij dat advies: “Het is een logische ontwikkeling: er komt veel creativiteit uit de stedelijke regio’s en kunstenaars trekken er naartoe. Projecten als Strijp-S in Eindhoven trekken veel economische activiteit aan. Maar het mag niet zo zijn dat er geen cultuuraanbod meer is op het platteland en iedereen voor kunst en cultuur naar de stad moet. Daar zit een spanning tussen.”

Na dit advies bepaalt de regering de hoofdlijnen voor het cultuurbeleid voor de komende vier jaar. Dit vormt weer de basis voor het vaststellen van de subsidieadviezen, waarmee de raad in het voorjaar van 2016 naar buiten komt. Minkman: “Er is dus niet zo veel tijd, de minister wil al vrij snel met de hoofdlijnen komen.” Maar hoe die er precies gaan uitzien? “Dit advies staat vol met beleidsterminologie”, zegt Minkman. “Dat past ook wel bij de positie van zo’n adviesorgaan, maar wat betekent het nu concreet? Er moet meer geld naar de stedelijke regio’s, maar wie gaat dat toewijzen?”