Al sinds het ontstaan omstreeks de jaren vijftig wordt popmuziek gezien als uiting van jongerencultuur. Elvis Presley, die met zijn opzwepende stijl het eerste echte popidool werd van miljoenen jongeren uit de hele wereld en tegelijkertijd de gevestigde orde van de conservatieve, naoorlogse maatschappij tegen zich in het harnas jaagde. The Beatles en Bob Dylan die nog controversiëler waren door de politieke statements in hun muziek. Mick Jagger die tegenwoordig geridderd door het leven gaat, maar die in de jaren zestig bij de doorsnee polygoonjournaalkijker toch vooral bekendstond als die nozem die het Kurhaus had gesloopt. The Who, de band die ‘I hope I die before I get old’ zong en ook alles in het werk stelde om dat werkelijkheid te laten worden.
Popmuzikant van 65plus: hoe word je dat?
Vijf formules voor succes na je 65e (en de beste albums)
De eerste generatie popmuzikanten heeft de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Maar op hun lauweren rusten doen ze niet allemaal: The Stones rockten op de afgelopen editie van Pinkpop als vanouds (nou ja, bijna) en de laatste maanden kwam er een beste golf 65+ albums uit: van Leonard Cohen tot Jackson Browne, van Aretha Franklin tot Robert Plant tot Henny Vrienten. Popmuziek is al lang niet meer iets voor jongeren alleen. Maar hoe blijf je als vijfenzestigplusser relevant? Vijf succesformules.
De pensioengerechtigde popmuzikant
Goed, Keith Moon, Elvis Presley en John Lennon zijn inderdaad om uiteenlopende redenen niet zo oud geworden. Maar Paul McCartney is - al dan niet gebotoxt - nog springlevend en bracht vorig jaar de sterke plaat New uit. Mick Jagger was met de Stones dé headliner van de afgelopen editie van Pinkpop, waar een stuk of drie generaties genoten van Jagger en Keith Richards. In hun gelaat zijn ze weliswaar snel 134 geworden, in hun hart zijn ze altijd achttien gebleven. Bob Dylan kan geen gitaar meer spelen maar komt op orgel nog een heel eind, bovendien zijn de sprankelendste momenten in zijn optredens tegenwoordig de nieuwere songs. En The Who? Weliswaar horen Roger Daltrey en Pete Townshend er zelf weinig meer van vanwege tinnitus, maar ze maakten een paar jaar geleden indruk met een tour waarin ze rockopera Quadrophenia - bij uitstek een plaat waarop de jeugdige rebellie van de Engelse modcultuur centraal staat - integraal spelen. Als vijfenzestigplussers.
Blijkbaar overstijgt de vroege popmuziek de periode waarin zij ontstond. Nu de eerste generatie popmuzikanten de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, is het tijd om de vraag te stellen: waarom is hun formule na al die jaren nog steeds succesvol? Wat maakt dat het ene na het andere bandje doorbreekt en weer wordt vergeten, terwijl de iconen van het eerste (nou ja, tweede) uur nog steeds volle zalen trekken? Grofweg zijn succesvolle popmuzikanten van 65+ in te delen in vijf categorieën - maar daarover zometeen meer.
Weinigen zullen in de jaren zestig hebben gedacht dat de Stones 52 jaar na hun eerste show nog steeds festivals plat zouden spelen, maar ook Nederlandse artiesten als Claws Boys Claw en The Golden Earring treden nog altijd op. Eerstgenoemde band heeft door de jaren heen een cultstatus weten te vergaren en is allerminst vergane glorie. The Golden Earring is ook nog lang niet uitgespeeld en Doe Maar-zanger Henny Vrienten komt deze week op zijn 67e met de soloplaat En Toch bij hiphoplabel TopNotch - een album dat nadrukkelijk gaat over ouder worden. “Nu ik ouder word, merk ik hoe sterk de connectie met je jeugd is”, zegt Vrienten deze week in een interview met 3voor12. “Gebeurtenissen en plaatsen waar je vijftig jaar niet aan gedacht hebt, kunnen ineens terug komen, als een soort pop-up in je brein. Hoe kan dat, waar heb ik dat al die tijd bewaard?”
‘Binnen een paar jaar zouden we weer dixieland spelen’
De VPRO Gids maakte vorig jaar de serie Bop Till You Drop over popmuzikanten die de 65 benaderen. “In het verleden was ik in de veronderstelling dat popmuziek voor jonge mensen is, wat oorspronkelijk natuurlijk ook zo was”, zei René van Barneveld van Urban Dance Squad. “Om ervan af te zijn, liet ik mijn leeftijd in het midden.” Peter te Bos is het niet met hem eens: “Ik heb juist altijd geloofd dat popmuziek niets met leeftijd te maken heeft”, zei hij. Henk Hofstede (The Nits) zei zelfs nog nooit zo productief te zijn geweest als de laatste jaren - dankzij de iPad en het muziekprogramma Garageband. Rinus Gerritsen (bassist The Golden Earring): “Eerst was popmuziek alleen voor tieners, toen werden het twintigers, enzovoorts. Het schoof met ons mee op.” Collega Bertus Borgers (saxofonist en ‘vijfde bandlid’): “Je kreeg te horen: je moet zorgen dat je snel binnen bent, want over een paar jaar is het afgelopen met die muziek van jou.” Gerritsen: “Het zou vanzelf overgaan en dan gingen we met zijn allen weer dixieland spelen.”
Dat bleek in de loop van de seventies, eighties, nineties en zeroes natuurlijk nooit het geval. Niet alleen bleef de popmuziek in razend tempo alle kanten op evolueren, ook vele vaandeldragers van het eerste uur zijn nog lang niet uitgerangeerd. Paul McCartney zong ooit over hoe het zou zijn als hij de 64 had bereikt, maar inmiddels is hij de 70 zelfs voorbij, net als bijvoorbeeld Mick Jagger. Leonard Cohen is dit jaar zelfs 80 (!) geworden maar maakte onlangs de meer dan uitstekende plaat Popular Problems. Dat hij min of meer gedwongen wordt nog steeds platen te maken omdat zijn manager er met zijn geld vandoor ging, nemen we dan maar voor lief: het is de katalysator voor een zeer creatieve periode uit Cohens carriere gebleken.
1: De grijze vos
Het succes van Popular Problems roept de vraag op: waarom is Leonard Cohen nog zo goed? Wat is zijn succesformule? Het antwoord ligt erin besloten dat hij zijn leeftijd volledig omarmt - in scherpe tegenstelling tot bijvoorbeeld de Stones die juist het ideaal van de eeuwige jeugd aanhangen. Zou er ooit eerder een hoes van een popalbum zijn gemaakt waarop de artiest poseert met een wandelstok? Cohen heeft nooit bekendgestaan om up-tempo knallers, maar deze plaat vol extreem trage ballades had hij op zijn dertigste niet kunnen maken. Dat geldt overigens nog meer voor zijn vorige plaat Old Ideas, die nog veel meer over sterfelijkheid gaat. Zijn stem is door de jaren heen dieper en dieper geworden. Hij wekt op de plaat de indruk van iemand die met levenservaring en bijkomende afstand naar zijn eigen aftakeling kijkt. Hoewel, aftakeling? "It’s not because I’m old, it’s not because I’m dead, I always liked it slow, that’s what my momma said", gromt hij in het openingsnummer Slow.
Ook voormalig Led Zeppelin-frontman Robert Plant (66) wil niet meer de stoere rocker uithangen. Dat blijkt op de fraaie plaat Lullaby and the Ceaseless Roar die hij september dit jaar uitbracht, maar ook al tijdens zijn stijlvolle, ingetogen optreden dit jaar op Pinkpop - nota bene een dag nadat de Stones wél uitbundig de eeuwige jeugd vierden. En Eric Clapton (69) onderstreept met de geweldige albumtitel Old Sock eveneens weinig issues te hebben met ouder worden.
In dezelfde categorie valt uiteraard de American Recordings-serie van de inmiddels overleden Johnny Cash. Henny Vrienten stipt de laatste in die fraaie reeks - Ain’t No Grave - deze week nog even aan in het interview met 3voor12, als voorbeeld van een plaat over aftakeling. “Een bijna dode man met een stem die uit elkaar valt. Een prachtige plaat.” In plaats van zijn eigen countrynummers stonden in de American-reeks covers van andere artiesten centraal - vaak een heel stuk jonger dan Cash zelf: van U2 tot Depeche Mode tot Soundgarden. Bovendien werd hij door producer en American Recordings-eigenaar Rick Rubin aangemoedigd om het sober te houden. De eerste American Recordings - met een akoestische gitaar opgenomen in zijn woonkamer - wordt gezien als zijn beste album sinds de jaren zestig. Op de latere American Recordings-albums kijkt Cash steeds nadrukkelijker terug op zijn leven, met Nine Inch Nails-cover Hurt als het bekendste en droevigste hoogtepunt.
2: De gouden samenwerking
Zonder Rubin had Cash dit natuurlijk niet kunnen doen: het was de beroemde producer die bij de countrylegende aanklopte met de vraag of hij dit wilde doen. En vervolgens ook leidend bleef in het creatieve proces: hij stelde veel van de covers voor en ‘clearde’ ze bij de schrijvers van de songs. En dit soort samenwerkingen zie je vaker: de popmuzikant op leeftijd die er nog lang niet klaar mee is maar wel een nieuwe impuls nodig heeft, de producer die juist in zijn creatieve bloei zit. Denk aan de geweldige plaat The Bravest Man In The Universe (2012) van de dit jaar overleden Amerikaanse soulzanger Bobby Womack. Damon Albarn en XL Recordings-eigenaar Richard Russel waren de producenten. Het was toen zijn eerste album met nieuwe eigen muziek sinds 1994. Meest bijzonder aan de plaat is de combinatie van Womacks doorleefde soulstem en Albarns Gorillaz-achtige producties: elektronische beats en zoemende bassen. Zonder hen had Womack waarschijnlijk tot zijn dood geen nieuwe muziek meer uitgebracht. Zoals zijn dochter zei in een interview: “Hij keek tv en lag elke avond om 10 uur in bed. Hij had geen passie meer voor de muziek.”
Van hetzelfde laken een pak is de plaat Locked Down die Dr. John (73) in 2010 uitbracht. Dan Auerbach van The Black Keys treedt op als gitarist, achtergrondzanger en producer. In tegenstelling tot Womack is de eclectische Malcolm John Rebennack uit New Orleans altijd (goede) platen blijven maken. Toch was het Auerbach, met zijn moderne productie en karakteristieke gitaar, die ervoor zorgde dat Dr. John op Locked Down boven zichzelf uitstijgt. De afrobeatinvloeden op de plaat zorgen ervoor dat het moerasland van Louisiana tot leven komt als in de HBO-serie True Detective. Over die serie gesproken: daar zit ook de nodige muziek in van John Lee Hooker, die zijn grootste successen pas na zijn 65e beleefde. Met de plaat The Healer maakte hij in 1989 een sterke comeback. Met Carlos Santana, die meespeelt op het titelnummer, sleepte Hooker een Grammy in de wacht.
Natuurlijk werkt het niet altijd. Voor haar gloednieuwe plaat verzamelde Aretha Franklin (72) een supersterrenteam met onder meer Harvey Mason Jr., Andre 3000 en houseproducer Terry Hunter. Ideetje van platenbons Clive Davis. Doel was duidelijk om een ‘Clashje’ te doen met covers van zowel generatiegenoten (Gloria Gaynor, Barbra Streisand) als veel jongere diva’s (Alicia Keys, Adele). Maar ze wil nog véél te veel met haar stem die het allemaal al lang niet meer aankan, terwijl de gladgestreken productie die matige zang maar matig kan verdoezelen. En serieus, een stukje bass in I Will Survive!?
3: Ten halve gekeerd…
Nee, dan liever artiesten die nog steeds doen waar ze goed in zijn. Neil Young (68) die ouderwets laveert tussen folky en grungy op Psychedelic Pill, David Bowie (67) die terugblikt in het prachtige Where Are We Now? van het vorig jaar verschenen The Next Day. Paul McCartney (72) die vorig jaar zijn sterkste album in jaren maakte: New. Moderne productie, maar grotendeels Beatlesque liedjes. Avant-gardist Scott Walker (71) had vanwege de geslaagde samenwerking met dronemetalband Sunn O))) eigenlijk ook in de alinea hierboven gepast. Hun samenwerking op het onlangs verschenen Soused is even compromisloos als melodieus. Toch was Walker ook op eigen kracht wel in deze lijst terechtgekomen vanwege de dreigende, abstracte plaat Bisch Bosch van twee jaar geleden: zijn langste plaat - sluitstuk van de experimentele trilogie met Tilt (1995) en The Drift (2006) - is ook een van zijn beste. En dat op zijn 69e.
Artiesten die wéér doen waar ze goed in zijn, dat mag natuurlijk ook, het is nooit te laat voor een mea culpa. Jackson Browne (66) bijvoorbeeld, die zichzelf in de jaren tachtig wat verloren was, maar afgelopen maand met de sterke comeback Standing In The Breach kwam. Zijn eerste plaat in zes jaar bevat weer de melodieuze, heartland folkrock waar we Browne van kennen; met politieke maar ook persoonlijke teksten. Door een overdosis aan politieke statements was zijn trilogie van anti-Koude Oorlog albums tijdens de jaren tachtig een stuk minder dan het trio meesterwerken dat hij een decennium eerder maakte: For Everyman, Late For The Sky en The Pretender. Bovendien verloor Browne zich zoals vele artiesten in cheesy jaren tachtig geluiden, hoewel hij het op de meeste nummers tot een minimum beperkte. Ook zijn vorige plaat Time The Conqueror was één grote aanklacht tegen acht jaar George W. Bush, maar op Standing In The Breach lijkt Browne de balans weer te hebben gevonden. Als 65-plusser kijkt hij terug op zijn leven, al doet hij dat in liedjes die niet allemaal even nieuw zijn. Opener en hoogtepunt van de plaat The Birds Of St. Marks schreef hij al in 1967, toen hij een arme singer-songwriter was die hoopte het lied aan The Byrds te kunnen slijten.
4: De laatbloeier
Op late leeftijd doorbreken doorbreken kan natuurlijk ook. Vashti Bunyan (69) maakte haar eerste plaat Just Another Diamond Day in 1970, maar die sneeuwde destijds onder. Pas toen hij jaren later herontdekt werd door liefhebbers van obscure fluisterfolk, kreeg Bunyan alsnog een cultstatus. Na een heruitgave kwam ze ook met de opvolger Lookaftering (2005), vorige maand bracht ze als vijfenzestigplusser de nieuwe plaat Heartleap uit. Daarmee is het ook echt klaar, heeft ze aangegeven. Drie platen in 44 jaar: het is misschien niet veel, maar ze zijn wel alle drie even raak. Volgende week speelt Bunyan op Crossing Border in Den Haag.
Seasick Steve (72) werd met zijn zelfgebouwde gitaren in een clap eveneens een cultfiguur nadat hij in 2006 met doorbraakplaat Doghouse kwam. Een plaat die klinkt alsof hij er al een stuk of honderd heeft gemaakt, maar niets is minder aan. Wel is Steven Gene Wold al sinds de jaren zestig actief in de muziek - als bluesmuzikant, technicus en sinds de jaren negentig ook als producer van onder meer de debuutplaat van Modest Mouse. Maar het grootste deel van zijn jeugd bracht hij door als typisch Amerikaanse rondreizende hobo. En dus had hij ook wel genoeg meegemaakt om op late leeftijd te imponeren met weerbarstige bluesmuziek - zo onlogisch is het soms niet om op je 67e een MOJO Award te winnen voor Best Breakthrough Act. Het best is Seasick Steve op You Can’t Teach An Old Dog New Tricks, de iets strakker geproduceerde plaat in 2011 waarop Led Zeppelin-bassist John Paul Jones meespeelt. Het album bracht hem langs alle grote Europese popfestivals.
Een nog groter succesverhaal in deze categorie is de Buena Vista Social Club die in 1997 al op leeftijd waren toen ze de gelijknamige debuutplaat maakten die wereldwijd succes oogste. Een aantal van de mannen had nog opgetreden in de oorspronkelijke Buena Vista Social Club; ontmoetingsplek voor muzikanten die tot in de jaren veertig bestond in Havana. Ironisch genoeg verjongt de groep intussen: een groot deel van de groep - waaronder zanger Ibrahim Ferrer - is inmiddels overleden en wordt langzaamaan vervangen door jongere muzikanten. Dan zit er niks anders op dan je gepensioneerde imago zorgvuldig te cultiveren. Zouden ze die wandelstokken echt nodig hebben om het podium op te komen?
Inmiddels is de band na bijna twintig jaar toch begonnen aan de Adios Tour. Daarmee stonden ze vorige maand nog in het Concertgebouw in Amsterdam, de Oosterpoort in Groningen en het Muziekgebouw Frits Philips in Eindhoven. Zou het nu eens echt afgelopen zijn? Voor bandicoon en zangeres Omara Portuondo (83) waarschijnlijk wel, noteerde Robert van Gijssel in de Volkskrant. “Na een laatste toegift wankelde Portuondo toch echt van het podium, door twee man ondersteund richting kleedkamer. Het Concertgebouw bleef diep ontroerd achter en moet vrezen dat het de zangeres met de etherische stem nu werkelijk voor de allerlaatste keer heeft uitgezwaaid.”
5: De eeuwige jeugd
Zo ver is het nog lang niet voor The Rolling Stones, zo bewezen Mick Jagger (71) en co dit jaar als headliner van Pinkpop. Wanneer zou de laatste keer zijn geweest dat de Stones een echt goed liedje uitbrachten? Single Doom and Gloom van twee jaar geleden was aardig, maar voor de laatste echte hit moeten we terug naar Anybody Seen My Baby? in 1997. Maar bij de Stones maakt dat niet zoveel uit. Waar de band een aantal jaar geleden nog zalen uitverkocht omdat mensen dachten dat het nu écht de laatste keer was dat ze zouden komen, is dat nu al lang niet meer zo. Even ontstond nog een soort moeheid rondom de band: het optreden dat de band in 2007 in het Nijmeegse Goffertpark trok maar weinig belangstelling. Van de 60.000 kaarten waren er ongeveer 40.000 verkocht en de prijzen dropten van 90(!) naar 40 euro.
Toch is er iets gebeurd met de Stones, vooral sinds ze met het zeer geslaagde optreden op Glastonbury 2013 een terugkeer naar de popfestivals waagden. En dit jaar dus Pinkpop: “Ooit dacht waarschijnlijk zelfs Jagger zelf dat hij dat niet tot in lengte van dagen kon blijven zingen, maar kennelijk blijft de honger toch altijd bestaan, bij band en bij publiek”, besloot de 3voor12 recensie. “Bespaar je de grappen over de vier rollators die backstage klaar staan om de band af te voeren. Vanavond ouderwets afterparty in het hotel van de Stones.” Zou Robert Plant erbij zijn geweest? Waarschijnlijk zou hij er een dag later meewarig om hebben gelachen. Plant weet: dit is maar één van de vele manieren om oud te worden als popmuzikant.
Tot slot: (een greep uit) de beste albums gemaakt door vijfenzestigplussers:
Leonard Cohen - Popular Problems
Buena Vista Social Club - Buena Vista Social Club
Seasick Steve - You Can't Teach An Old Dog New Tricks
Johnny Cash - American IV (The Man Comes Around)
David Bowie - The Next Day
John Lee Hooker - The Healer
Bobby Womack - The Bravest Man In The Universe (en nee, Gil Scott-Heron is maar 62 geworden)
Robert Plant - Lullabye and the Ceaseless Roar
Scott Walker - Bisch Bosch
Jackson Browne - Standing On The Breach
Eric Clapton - Old Sock
Paul McCartney - New
Dr. John - Locked Down
Vashti Bunyan - Heartleap
Neil Young - Psychedelic Pill
Marianne Faithfull - Give My Live To London
Bryan Ferry - Olympia