Flashback naar een tolweg in Frankrijk. "He pannenkoek, mafkees!" Ergens onderweg naar Parijs komt een kant van Tim Knol boven die je niet van hem verwacht. Tim Knol de wegpiraat, Tim Knol het opgewonden standje. Hij slaat hard met zijn hand op het raam en maakt een gebaar richting een Hollander die het Excelsior-busje afsnijdt op weg naar een tolpoortje. We zijn op weg naar Parijs, waar zijn labelgenoot Bent van Looy optreedt in club Silencio. Tim Knol is uitgelaten. Zijn nieuwe plaat is af, hij heeft drie maanden niet gedronken - strikte onthouding! - en laaft zich nu aan het Vlaamse tankstationpils. Samen met Kees Schaper, die sinds kort niet meer zijn drummer is, maar gewoon weer zijn jeugdvriend. "Ik heb een hooligan in me", zegt de zanger eerlijk. "Ik heb geen spijt, het was toch gewoon een asshole?"
"Ik ben gewoon een dorstige man"
"Het was echt even nodig", beaamt Knol een paar weken later in een Amsterdams café. "Even niet drinken. Ik was op Lowlands drie dagen aan het zuipen zonder dat ik dronken werd. Waar doe je het dan nog voor? Tijdens De Wereld Draait Buiten stond ik voor het eerst met mijn nieuwe band op het podium. Ik had allemaal gasten op het podium, alle belangrijke mensen stonden in het publiek - mijn boeker Jan ten Boom, Ferry Roseboom - en ik voelde me niet fit. Het kost best een hoop energie, vier, vijf avonden per week in de kroeg zitten. Dan heb je soms katers, natuurlijk. Ik drink gewoon heel snel, ik drink zo zes, zeven bier weg in twee uur. Ik kan er niks aan doen, ik ben gewoon een dorstige man."
Het leek er zomaar even op dat Tim Knol alles anders zou gaan doen. Hij begon een garagerockbandje en richtte een eigen vinyllabel op. Bovendien stapte zijn pianist, manager en mede-songschrijver Matthijs van Duijvenbode op. In diens kielzog verdween bijna heel zijn band, op Anne Soldaat na. De Daryll-Ann-gitarist is volgens Knol ontzettend belangrijk voor zijn geluid. Misschien is hij er uiteindelijk inderdaad wel de reden van dat Tim Knol geen weerbarstige, maar een zorgvuldig gearrangeerde liedjesplaat maakte. Tim Knol de druktemaker, die zijn ADHD beteugelde door een ambacht te leren. "Ik voel me inderdaad steeds meer een soort ambachtsman", zegt Knol. "Anne had voor de eerste plaat het liedje Only Waiting geschreven. Hij zei: je moet het zo en zo zingen. Ik dacht: laat mij nou maar gewoon mijn gang gaan. Maar hij had gelijk, weet ik nu. De melodielijn maakt het liedje. Ik dubbel mijn eigen stem ook steeds vaker in de studio. Die truc heb ik van Harry Nilsson."
Tim Knol: "Ik heb een hooligan in me"
Maar de zanger toont zich vooral als ambachtsman
Morgen houdt Tim Knol zijn nieuwe album officieel ten doop op een speciale 3voor12 Presenteert-avond in Desmet, die we vanaf 20.00 uur live streamen via 101.tv. Soldier On is een ambachtelijke liedjesplaat, maar onder de oppervlakte borrel er van alles. Tim Knol over onrust en gestileerd werken.
Het lijkt erop dat die balans tussen rommelige (creatieve) vrijheid en structuur de rode draad vormt in het leven van Tim Knol. De dwang van de schoolbanken wist hij te weerstaan. Toen hij op zijn vijftiende de mavo verliet (met goed resultaat) had hij naar eigen zeggen nog nooit een boek opengeslagen. Toen hem een paar jaar later op de Herman Brood Academie geleerd werd allerlei vormen van muziek onder de knie te krijgen, stortte Knol zich liever vrij als een vogel op het schrijven en opnemen van zijn eigen liedjes. Tegelijk laat hij zich graag begeleiden door ervaren muzikanten als Anne Soldaat en Matthijs van Duijvenbode. En, niet te vergeten: hij heeft al zes jaar hetzelfde vriendinnetje.
Gestileerd, zorgvuldig
"Meneer Knol, mag ik misschien met u op de foto?" De zanger stoot bijna zijn ginger-ale met verse munt om, zo vriendelijk wil hij op het verzoek in gaan. "Maak ik bijna nooit mee, zeker niet in Amsterdam", zegt hij, voor hij verder vertelt hoe hij met dat vriendinnetje net voor de release van het Soldier On-album nog even naar New York trok. Zijn schoonvader liep er de marathon, en Knol had genoeg Buma in zijn zak om platen te kopen en heel even luxe te leven. "Geld is niet belangrijk, maar het is wel lekker om het uit te kunnen geven", zegt Knol, die natuurlijk zijn fotocamera bij zich had. Hij fotografeert zoals hij liedjes schrijft: gestileerd, zorgvuldig. Hij wil geen snapshots maken, maar de techniek onder controle krijgen.
"Ik heb in New York maar één goede foto gemaakt. Ik zag een heel mooi gebouw, midden in Manhattan, waarop de weerkaatsing van een glazen gebouw viel. Ik zag een mooie vrouw en een stelletje, en ik schoot, een momentopname. Voor de rest heb ik wel wat aardige beelden gemaakt, maar niet echt iets iconisch. Ja, dat is toch wel altijd het streven. Ik heb in New York een fotograaf ontmoet, ene Bob Gruen, die allerlei bekende mensen voor zijn lens gehad heeft. Een beroemde foto van John Lennon in een New York City-shirt, veel punkbands uit die tijd, Lou Reed. Een grote popfotograaf dus, een beetje een rare vent. Maar als ik dan naar zijn foto's kijk, denk ik: technisch niet zo heel bijzonder eigenlijk. Hij had gewoon de mazzel dat John Lennon hem graag mocht, denk ik. Misschien moet ik ook meer gewoon foto's maken, maar ik vond het al moeilijk Blaudzun te fotograferen vlak voor zijn Lowlands optreden, terwijl ik Johannes goed ken."
Die fotograaf ontmoette hij dan weer via Kevn Kinney, een Amerikaanse songwriter die zijn vader had kunnen zijn, en met wie hij een opvallende band heeft opgebouwd. Kinney was de eerste van inmiddels zo'n honderd shows die Knol boekte in Het Huis VerLoren in Hoorn. En hij zal binnenkort - als eerste na Knol's eigen garagerockbandje The Miseries - een single uitbrengen op zijn labeltje. Wat moet zo'n ouwe vent met een jonge Hollander? "Dat is mij ook een raadsel", zegt Knol. "Hij heeft wel net zo'n bolle kop als ik. Maar er is inderdaad een klik. Het is een humoristische, coole gast en een bijzondere muzikant. Zijn liedjes zijn niet heel moeilijk, maar wat hij speelt komt recht uit het hart. En hij heeft gevoel voor mooie woorden. We hebben in New York ook weer opgetreden. Ik was op de een of andere manier heel zenuwachtig. Ik weet niet zo goed waarom, maar de Bloody Mary's van de avond ervoor speelden vast mee. We hadden elkaar maanden niet gesproken. En vergis je niet: in Nederland is een Bloody Mary gewoon tomatensap met wodka, daar wordt echt voor je gekookt, met allerlei spices."
"Ik wil graag een soulplaat maken"
Het directe hoor je volgens Knol bij hemzelf vooral terug in een nieuw nummer als Cold Cold Rain, een van zijn persoonlijke favorieten. Hij schrijft ook over anderen. Bury The Ocean bijvoorbeeld gaat over een bevriende muzikant die kampt met een depressie. Een ontroerend liedje, maar de ultieme directheid - soul - durft hij nog niet aan. Grappig, want dat zei hij bij zijn debuutplaat ook al. "Echt, zei ik dat? Ik zou inderdaad heel graag een soulplaat willen maken, ooit, maar ik heb gewoon nog niet genoeg levenservaring om dat op een geloofwaardige manier te doen. Soul is het levenslied, het roept emotie op. Ik was in New York ook bij de Amateur Night in het Apollo theater. Daar zag ik een gast fantastisch The Dock Of The Bay zingen. Als je ziet wat dat nummer nu nog steeds oproept, ook bij jonge mensen, echt bijzonder."
Misschien komt hij er ooit, die soulplaat. Nog even wat meer lef en zelfvertrouwen opbouwen. In elk geval is hij achteraf blij dat zijn vaste begeleider Duif hem het nest uit geschopt heeft. Uit de veilige haven, niet meer verschuilen achter een boom, zoals hij in Motion Of Life zingt. "Ik was natuurlijk ook pas achttien toen mijn debuutplaat uit kwam, het is logisch dat het zo liep. Gelukkig maar, anders had ik hier vast niet gezeten. Ik hoef niet zo nodig op mijn bek te gaan, ik ben liever gelukkig dan ongelukkig. Duif vond dat het tijd was voor verandering, en achteraf gezien had ie gelijk."