Waakhond: groteske emoties en een kleine viezerik
Intrigerend Nederlands talent klinkt als James Blake meets Tricky
Die ik-persoon op ‘Kleine Viezerik’, die klinkt nogal als een creep. ‘Je kijkt zo fucking dom met je rugje krom’, gromt hij. En ook: ‘De seks is niet slecht. Ze kreunt een beetje gek, maar gelukkig niet te luid.’ Het is nogal een opgehitst, overstuurd funknummer waarmee Nederlands talent Waakhond zijn intrigerende debuut-EP Tweeling opent. Een intrigerende EP waarop slowmotion house en Nederlandstalige autotune-ballads a la James Blake te horen is, maar ook duistere triphop a la Tricky.
Die creep in ‘Kleine Viezerik’, dat is Casper Buijtendijk alias Waakhond niet per se zelf, haast hij zich te zeggen. ‘Deze EP kwam tot stand aan het eind van een relatie. Ik had een hoop pijn en verdriet, en merkte dat er emoties boven kwamen waar ik van schrok. Jaloezie, schaamte voor mezelf, een bepaald soort narcisme als tegenreactie op de onzekerheid. Giftige emoties worden vaak geromantiseerd in liedjes, ik wilde als tegenwicht ook juist de lelijkheid en kwetsbaarheid laten zien. Van die autobiografische emoties heb ik dus personages gemaakt, ik heb ze uitvergroot. Ik wil dat je je afvraagt: wie is hier de ik-persoon? Voor mij is dat in ‘Kleine Viezerik’ een stem van zelfhaat, een kwaadaardige stem in je hoofd die de dingen verdraait, de wereld op een enge, vieze manier laat zien en ook míj stom en klein vindt.’
Buijtendijk maakte nooit eerder muziek, hij studeerde aan de filmacademie. ‘Daar word je intuïtie in eerste instantie platgeslagen, je leert allerlei technieken toe te passen en vanuit een helikopter met een kritische lens boven jezelf te zweven. Muziek maken is voor mij het tegenovergestelde en juist heel intuïtief: als iets vet klinkt, dan klinkt het vet.’
Zijn belangrijkste referenties waren voor dit project dus Radiohead en Ronnie Flex. ‘Echt waar. Radiohead gaat op zoek naar experiment binnen popmuziek, en werkt met contrasten: angst versus verleiding, het duistere en schoonheid. En de tekst verhoudt zich vaak op een bepaalde manier tot de sound. Dat probeer ik ook te doen, op “Geen Gedoe” bijvoorbeeld: dat nummer klinkt sfeervol en seksueel, maar de tekst gaat over manipulatieve afhankelijkheid. En Ronnie Flex? Die durft precies te zingen wat hij wil zingen, hij zingt wat hij voelt en windt daar geen doekjes omheen. Dat wilde ik ook: blép, zo de emoties op papier gooien en er niet twee keer over nadenken.’