BOWL: desoriënterende post-punk over foute mannelijkheid
Utrechtse band zegt nee tegen toxic masculinity
Vanaf volgende week mag de Utrechtse band BOWL zaaltjes gaan platspelen bij De Popronde, en hun nieuwe single ‘I’m No Man’ is alvast een uitstekend voorproefje: het is post-punk met praatzang, maar dan waar een boel bands in dat genre mikken op hoekige grooves à la Gang Of Four via Parquet Courts, kun je juist een beetje verstrikt raken in het desoriënterende gitaarspel van BOWL. ‘Dat is de bedoeling!’ zegt gitarist Jorah Peterse aan de telefoon. Het mag wat vloeiender zijn, we proberen dat hoekige juist te combineren met bijvoorbeeld garagerock en indie. Bands zoals Thee Oh Sees en Black Lips vinden we te gek, maar ook Nederlanders als Korfbal en The Homesick. We willen dat het moshbaar en dansbaar is, maar dat je het óók thuis kunt luisteren, het is een mix tussen al die dingen.’
De vijf leden van BOWL studeren allemaal samen aan de Herman Brood Academie, zo vertelt zanger Vos Ploeg. ‘Daar mochten we samen een band samenstellen, later zijn we de post-punk ingerold na een show van de Franse post-punkband UNSCHOOLING in de kelder van de Vera, lekker gruizig en zweterig.’ ‘I’m No Man’ is de tweede single van hun debuutalbum, dat dit jaar nog moet uitkomen. De rode lijn? ‘Hoe het is om nu op te groeien, tussen alle crises die zich nu afspelen, dat is wel een Gen-Z ding ja. Maar het is niet alleen hopeloosheid, we proberen echt een gesprek op gang te brengen.’
Neem bijvoorbeeld ‘I’m No Man’, dat over giftige mannelijkheid gaat. Vos: ‘Dat is iets wat ik veel voorbij zie komen op social media: Andrew Tate die jonge, onzekere jongens vertelt dat ze zich moeten gedragen als alfa-mannen om respect te krijgen, bijvoorbeeld, maar ook jongens die supergespierde fitness-lichamen willen omdat ze denken dat ze anders niet meetellen. Dat komt voort uit onzekerheid, maar vervolgens projecteren mannen die onzekerheid ook weer op anderen. Binnen onze vriendengroep zijn zulke vragen heel bespreekbaar: wat voor patronen en gedrag houd ik in stand? Wat voor voorrechten vind ik vanzelfsprekend? Hoe lijden anderen daaronder? En hoe kan ik daar rekening mee houden? Het is een groot maatschappelijk probleem, maar in muziek kun je zoiets juist heel goed aankaarten.’