Binnen de muren van de moderne poptempel bekruipt bij het zien van een ‘roots’-muzikant al snel het gevoel dat deze is losgerukt uit zijn natuurlijke omgeving. Ironisch genoeg is dit nog het meest het geval bij de enige écht Nederlandse act van het festival: Bökkers. Hun afkomst - het Sallandse platteland - wordt ingezet als de grote troef van hun ‘boeren’ rock-‘n-roll. Als de zaal wordt gemaand ‘godverdomme’ te scanderen weet menig persoon niet waarom. Voor wie het Sallands dialect niet beheerst, is er namelijk weinig van de liedjes te begrijpen. Behalve dat ze vooral gaan over lekker bier en mooie meisjes dan. Tijdens de show bevestigt Bökkers die beeldvorming maar al te graag: “mooie meisjes, vooral geen mannen” worden verzocht om op het podium te komen dansen.
Roots in the Park werd deze zomer om onduidelijke redenen afgelast, dus was het zaterdag aan herfstvariant Ramblin’ Roots om het samenraapsel van traditionele Amerikaanse genres op de Utrechtse kaart te zetten. De genres die veelal hun oorsprong vinden in het landelijke Amerika, worden in TivoliVredenburg in al hun gemodificeerde gedaantes en facetten tentoongespreid. Het diverse publiek is daar een leuke aanvulling op.
Doug Seegers werd bekend nadat hij op zijn 62ste als dakloze straatmuzikant in Nashville werd ontdekt door de Zweedse countryster en tv-presentator Jill Johnson. Hij zingt over leven op de rand van de samenleving. Sinds hij is verlost uit de ellende van zijn zwerversbestaan, lijkt zijn muziek te zijn geëvolueerd. Seegers komt niet aanzetten met kleine akoestische liedjes, maar trakteert het publiek met voltallige band op Western Swing en honky tonk: de ‘fiddle’ en de ‘twang’-gitaar doen hun intrede. De charismatische Doug vertelt dat zijn leven niet makkelijk is. Hoewel hij trots is op het overwinnen van zijn drugs- en alcoholverslaving, zegt hij jaren later nog elke dag de drang naar de fles te voelen.
Boven in de Cloud Nine vertoont Jesse Dayton een hoop gitaargeweld. Dayton speelde jarenlang in dienst van countrylegendes als Waylon Jennings, Ray Price, Willie Nelson en vele anderen. Dat Dayton het nodig vindt om dat van de daken te schreeuwen, is tekenend voor zijn optreden. Het motto van Daytons eigen band na jaren dienstbaar werk: “We play whatever we want.” Rockabily, outlaw country en klassieke rock-’n-roll passeren de revue. Waar de ruige en ontsporende solo’s van Dayton bij het rockabilly repertoire nog toepasselijk aanvoelen, vallen die compleet uit de toon als hij die op ook inzet bij een rustige en liefelijke ballade. Dayton’s machogedrag zorgt voor een muzikaal minder interessante act, al lijkt zijn stoere en vogelvrije houding voor sommige bezoekers precies datgene te zijn wat ze zoeken.
In een volgepakte Ronda dwingt Michelle David (geboren en getogen in New York maar al jaren woonachtig in Amsterdam) een waar gospelfeestje af: “I want to go back to my homeland, to church!” Met haar project The Gospel Sessions probeert ze zo getrouw mogelijk de rauwe en uitgeklede soul en gospel uit vervlogen jaren te doen herleven. Dat de begeleidingsband van Michelle David uit een paar heel Hollandse jongens bestaat is gelukkig niet te horen; de gitaren klinken droog en afgeknepen. Samen met de strakke blazerssectie vormt de band het perfecte bedje voor Michelle’s onnavolgbare stem. Ze heeft niet alleen een fantastisch bereik, ze verandert ook moeiteloos van stemgeluid als de nummers daarom vragen. “This is the 105 year-old me”, grapt ze niet voor niks. Een energiek optreden, dat tot de hoogtepunten van het festival behoort.
Andrew Combs gaat van start in nog geen half gevulde Cloud Nine. Waar hij eerder dit jaar in EKKO nog terug kon vallen op zijn band, moet hij het nu in zijn eentje oplossen. Zijn liedjes zijn ingetogen en ernstig, hij begeleidt zichzelf op gitaar. McCombs laat zijn stem huilen, beven of overslaan. Gecontroleerd en toch geloofwaardig. Halverwege het optreden laat Combs ons weten: “This is about being at the bottom and looking up, as are most of my songs.” McCombs zingt over alle mogelijke vormen van persoonlijke ellende. Hij is een troubadour die altijd onderweg is, vooral slaapt in slechte hotels en dus nooit écht thuis is. Imponerende hoe hij de zaal het zwijgen oplegt.
De Ben Miller Band helpt geluiden afkomstig uit meer traditionele rootsvormen met krakkemikkige instrumenten en elektronica om zeep. Het doel: alles zo vunzig en modderig mogelijk laten klinken. Het door effecten gemanipuleerde ‘washboard’, de ‘washtub bass’, een bas bestaande uit niet veel meer dan een stok en een snaar en de krakende zang door een ouderwetse telefoon zijn enkele voorbeelden hiervan. De stuwende ritmes houden de boel nog maar net bij elkaar. In het modderige geluid schuilt misschien ook de zwakte van de Ben Biller Band: bij vlagen wordt het wel érg rommelig.
De line-up van Ramblin’ Roots bestond vooral uit minder bekende namen. Dat is voor de fanaticus een leuk aangrijpen om nieuwe artiesten te leren kennen, maar wellicht is het ook een van de redenen dat Ramblin’ Roots dit jaar minder goed bezocht werd. Dat is zonde. Ramblin Roots is alleen al de moeite waard door de diversiteit. Qua programmering, maar ook qua publiek. Van de liefhebbers van Andrew McCombs kleine liedjes tot stevig bebaarde mannen die zich wel thuis voelen bij de ‘mudstomp’ van de Ben Miller Band. Van de stedeling tot de ‘hillbilly’ die weet hoe het voelt om een ‘outlaw’ te zijn.
Gezien: Ramblin’ Roots, zaterdag 21 oktober 2017 @ TivoliVredenburg.