Het is inmiddels zo’n beetje vaste prik: elke twee jaar komt Aestrid met een nieuw album vol melancholische indierock en presenteert dat dan in EKKO. Zo ook het inmiddels vijfde album van het drietal uit Soest. Voor het opnemen van de opvolger van No Map Or Adress, dat in Canada werd opgenomen, bleef Aestrid deze keer dicht bij huis. In de voormalige PTT fabriek in Zeist werd, met hulp van Robin van Saaze (Robbing Banks) en Sonne Scheermakers (The Badger And The Bass) Silver in tien dagen opgenomen. De helft van de nummers stond op papier, de rest werd ter plekke samengesteld.
Het resultaat is harder, weerbarstiger en experimenteler dan alles wat ze hiervoor hebben gedaan. Het optreden in EKKO wordt geopend met ‘North Star’, dat zowel op het album als live een lange en instrumentale intro heeft, vol abstracte geluidseffecten waarna geleidelijk, en laagje voor laagje een geluidsmuur van formaat op wordt gebouwd. Het nummer ‘Division Line’ is een mooi voorbeeld hoe knap Aestrid speelt met de dynamiek in hun liedjes. De start is log en zwaar, maar langzamerhand schroeven ze het tempo op. De muziek wordt onstuimiger om vervolgens te worden onderbroken door een veel subtieler en rustiger middenstuk en uiteindelijk te eindigen in de stuurse cadans waar het nummer ook al mee begon. Live wordt alles nog wat dikker aangezet dan op plaat. Gruiziger en feller in het opzwepende deel en nog minimaler in de rustige delen.
Een albumrelease zonder voorprogramma, zonder opwarmer, waarbij iedereen met klem wordt verzocht dus op tijd te komen. Houdt dat in dat iedereen daardoor op deze doordeweekse avond netjes op tijd naar bed kan? Niets blijkt minder waar. Aestrid grijpt de kans om, geïnspireerd door bezochte concerten van Motorpsycho, een ware marathonsessie te maken van de albumrelease van Silver. Maar liefst twee uur en een kwartier weet Aestrid het publiek te boeien en te beroeren met lange uitgesponnen versies van hun liedjes. En wanneer dat voor datzelfde publiek dan voelt als een sessie van slechts een uur is één ding duidelijk: dit was een bijzondere en intrigerende avond.
Ondertussen ben je dan zo maar tien minuten verder, want radiovriendelijke liedjes van drie minuten daar conformeert Aestrid zich niet aan. Gelukkig maar, want die eigenzinnigheid zorgt er juist voor dat muzikale hoogten kunnen worden bereikt, die anders niet voor de hand lagen, en zeker niet samengebald binnen één nummer. Compromisloos wordt gekozen voor een eigen weg, die doorgaans de juiste blijkt te zijn.
Wat opvalt is dat de band, net als het publiek, geheel in de muziek lijkt te worden gezogen. Voor interactie met het publiek is geen tijd. Mogelijk kosten de nieuwe nummers daarvoor simpelweg nog te veel van het concentratievermogen, want na een blokje oudere nummers lijken de heren losser te raken. Halverwege de set richt Menning zich dan alsnog rechtstreeks aan het publiek. Hij beschrijft spelen op een podium als het meest ware, maar eveneens het meest enge dat er is. Het is niet vanzelfsprekend dat ze daar staan, want het kost ontzettend veel.
Opmerkelijk om te zien dat een muzikant die zo zelfverzekerd overkomt in zijn muzikale keuzes en podiumuitstraling, blijkbaar van binnen zo veel twijfels kan hebben over of het wel goed genoeg is. Menning geeft aan dat het hem echt moeite kost en dat hij zichzelf moet pushen om op een podium te gaan staan, doodsbang dat iedereen de zaal uit zal lopen. Wat overigens direct met een welgemeend en luidkeels uitgeroepen “Echt niet!” uit de zaal wordt beantwoord.
Speciale gast van de avond is Robin van Saaze, die met zijn kenmerkende Robbing Banks drumkitje een plekje krijgt op het podium. Daarvoor moet eerst wel de hele batterij gitaren van Bo Menning worden verplaatst. (“Het voelt ook altijd een beetje als een groep acht musical”). Wat volgt is een vlammende versie van ‘Wishing Well’.
Het laatste deel van de set komt de band pas echt op stoom en wordt afgerekend met de innerlijke demonen van Menning. Met name de band met zijn vader speelt daarbij een grote rol. Een vader die net iets te vaak zei: het was niet goed genoeg. Het bewijst echter wel dat innerlijke strijd naast het zwartste, ook het mooiste in de mens kan bovenhalen. Wanneer Menning na 14 nummers en 135 minuten tijdens de laatste tonen van ‘Needles Of The Tree’ zijn gitaar aan het plafond hangt is in ieder geval duidelijk dat zijn vader ongelijk had. Het was wel goed genoeg. Meer dan goed genoeg.
Gezien: Aestrid, woensdag 5 oktober 2016 @ EKKO, Utrecht