God Save the Queen voedt geen woede of ontevredenheid

Punktentoonstelling is vooral braaf en kalm

Tekst: Marjolein Schaake ,

Geen toekomst. Hier en nu. Zorg dat je zelf wat van je leven maakt want een ander doet het niet voor je. Doemdenken. Woningnood. Koude oorlog. Veel woede en ontevredenheid. Dat is volgens het Centraal Museum in Utrecht de essentie van punk. Helaas weet de tentoonstelling, die een historisch punkoverzicht toont, deze sentimenten niet op de bezoeker over te brengen.

Curator Marja Bosma heeft voor God Save the Queen: kunst, kraak, punk 1977-1984, samen met haar team een enorme punkcollectie bij elkaar gezocht. De meeste werken zijn prachtig en inspirerend, maar het is wel de vraag of deze kunst de punkessentie raakt. De werken zijn grofweg in twee groepen te verdelen; de eerste groep dient als voorbeeld voor wat er zich in de jaren tussen 1977-1984 afspeelde in de internationale kunstwereld en de tweede groep laat punkers en hun activiteiten zien. En zo kan het dat werk van de Amerikaanse kunstenaar Jean-Michel Basquiat naast een serie fotoportretten van concertgangers in Paradiso hangt. 

Het pronkstuk van de tentoonstelling is een werk dat 25 jaar lang opgesloten was in een depot. ‘Rom 87’ van Rob Scholte en Sandra Derks beslaat maarliefst 44m² en toont een fantastisch beeldend verhaal over de misstanden en wreedheden in de wereld. Mooi detail is het terugkerende blinkende kroontje. De titel van de tentoonstelling spreekt immers over dezelfde koningin die dit jaar weer eens jubileert. Deze indrukwekkende en verontrustende verfcollage was wellicht een betere opener geweest dan een titelloos werk van Keith Haring.
 
De tentoonstelling is propvol. Zo vol zelfs, dat een aantal werken ondergesneeuwd dreigt te raken door de interactieve druminstallatie van Tijmenrockt of door de als martelwerktuigen ogende werkbanken van Joep van Lieshout. Dat is aan de ene kant jammer, aan de andere kant is het charmant om in een statische omgeving toch het idee van chaos mee te geven.
 
De expositie kabbelt langzaam voort en het is pas bij de collages van Hugo Kaagman dat het verschil tussen hoge en lage cultuur begint te verdwijnen. Elitaire kunst maakt plaats voor laagdrempeligheid. Hier wordt de Do It Yourself-mentaliteit van de punkers goed zichtbaar: de zelfgemaakte en zelfgestencilde fanzines liggen overal. Schreeuwende posters en pamfletten hangen zij aan zij, terwijl de informatiebordjes met de namen van de kunstenaars en de titels van de werken met een grove kwast vol behanglijm en vol rimpels op de muren van het museum zijn gekwakt. Waterpas, dat dan weer wel.
 
Op de eerste verdieping is er aandacht voor de visuele kant van de punkmuziek. Een uitgebreide verzameling deels Nederlandse LP's en 7” singles sieren de muren. Hier gaat een muziekhart sneller van kloppen. De analoge Facebookmuur van Saar Amptmeijer is hier helemaal niet op zijn plek. In een haast wanhopige poging om dan toch maar iets met sociale media te doen, verdringt haar werk de ruimte waar anders aandacht had kunnen worden besteed aan de kunst van de platenhoezen en de samenwerking tussen muzikanten en grafisch ontwerpers.
 
Terwijl de grommende en ontevreden Occupy’ers om de hoek kou aan het lijden zijn in hun tenten, staan binnen voor de vitrine met beschilderde schoenen, buttons en inmiddels grauw geworden T-shirts twee jonge meiden naar een leren jack te kijken. “Zo'n jasje wil ik echt al heel lang nog eens hebben”, zegt een van de twee. In de hal zingt Joe Strummer ons toe. Punk is nog lang niet dood, maar de levensdrift van de beweging is in het Centraal Museum niet goed voelbaar.
 
Te zien: expositie God Save The Queen: Kunst, kraak, punk: 1977-1984, tot en met 10 juni 2012 @ Centraal Museum, Utrecht