Twee dozijn bezoekers, meer is er niet op de Belgische Utrecht Boft!-matinee afgekomen. Verdeeld over de verschillende opstapjes zitten ze in de donkere EKKO-zaal. Afwachtend, bereid om een van de laatste zonnige nazomerdagen van het jaar op te offeren voor een middag mooie muziek. Een offer met resultaat. Drie talentvolle Belgische acts geven stuk voor stuk goede optredens weg. Ongedwongen en ontspannen spelen ze voor hun kleine bevoorrechte publiek.
Wolf opent de matinee. Dit duo bestaat uit een jongen met een gitaar en een meisje in een blauwe stippeltjesjurk, met een harp en een lieflijk stemmetje. Klinkt als zoetigheid waar je tanden spontaan van uitvallen, maar dat blijkt gelukkig reuze mee te vallen. Wolf speelt simpele, korte liedjes, gebaseerd op klinkende gedichten die van een kinderlijke onbevangenheid getuigen. Poëtische verhaaltjes met onderwerpen als plastic boeien in de zee die worden aangezien voor dobberende dames en twee rivieren in gesprek. Zangeres Laura Verlinden, badend in het spotlight dat nadrukkelijk niet op de jongen naast haar is gericht, zingt vanuit de losse pols. Achteloos haast, als iemand die gedachteloos neuriet terwijl ze met iets anders bezig is. Het heeft een zekere charme, maar komt ook wat afgeraffeld over. Zo leunt haar meisjesachtige stem vooral aan het begin van de set behoorlijk tegen het valse aan. Later vindt haar stem een betere balans met het gitaarspel van haar partner en fladdert hij ontspannen van het podium de zaal in. Bij vlagen doet Verlindens stem denken aan die van Louise Rhodes, zangeres van triphopformatie Lamb. Door haar stem iets bewuster in te zetten, zou Verlinden de liedjes wellicht van net wat meer gelaagdheid kunnen voorzien. Na een set van krap een half uurtje (“dat was het laatste nummer, was ik vergeten aan te kondigen”) staat ze op van haar stoel, strijkt ze de rok van haar jurk glad, slaat ze haar handtasje om haar schouder en loopt ze met haar partner het podium af.
Dan is het de beurt aan Soy Un Caballo, wederom een duo bestaande uit een jongen en een meisje. Maar daar houdt de vergelijking dan wel weer zo’n beetje op. Een enorme xylofoon waar zij, Aurélie Muller, achter staat trekt de aandacht naar zich toe. Andere, minder in het oog springende instrumenten zijn twee gitaren (hij een en zij een) en een drumcomputer. De ongedwongen, ontspannen houding van het Brusselse tweetal is een verademing. Perfectie is niet het streven; lekkere muziek is dat wel. Met zichtbaar plezier brengen ze hun liedjes ten gehore. Aurélie Muller en Thomas van Cottom zijn perfect op elkaar ingespeeld. Het samenspel van hun warme, Frans zingende stemmen klinkt verrassend en in balans. Van Cottom wandelt met nonchalant swingende stapjes over het podium, terwijl Muller op haar reuzexylofoon slaat, wrijft en tokkelt. Muzikaal komt Soy Un Caballo in de buurt van Stereolab. Door de xylofoon en de dromerige zang zijn de nummers van het duo een tikkeltje vervreemdend; de Franse teksten dragen bij aan de dromerige sfeer. Niet alle nummers zijn even sterk en op den duur lijken de zang- en xylofoonpartijen enigszins in herhaling te vallen. Die xylofoon zou bijvoorbeeld best wat harder gerockt mogen worden. Desondanks weet Soy Un Caballo de aandacht vast te houden doordat in elk liedje wel een nieuw gek geluidje, smakelijk vette bastoon of rauwgerand gitaarakkoord verstopt zit. De nummers galopperen in rustige draf door, als het relaxte paard dat Soy Un Caballo (letterlijk: ik ben een paard) is, en wij vlijen ons op zijn rug voor een zeer aangename rit.
Derde en laatste act van deze matinee is De Anale Fase. Weer een duo, weer een jongen (Joeri Cnapelinckx) en een meisje (Anna Vercammen), maar voor dit optreden worden zij ondersteund door een trompetist en een saxofonist, later geduid als Mo en Eva. De band neemt zijn tijd om de instrumenten, waaronder –jawel– een xylofoon(tje), te stemmen en te decoreren met een rijke hoeveelheid meegebrachte bloemetjes. De aankleding van het podium doet denken aan een boomhut, waarin de jongen en meisjes van De Anale Fase na schooltijd hun hoofdkwartier opzetten. Vroeger, of misschien nog steeds. Als we hun liedjes moeten geloven, worden er behoorlijk lugubere plannetjes gesmeed in dat hoofdkwartier. Cnapelinckx en Vercammen zingen over mama’s onder de grond, Lucy in een zakje op het water (“Lucy is de lucht al op? Lucy krijgt een blauwe kop”) en mama met een krak in haar kop (“Ge bent zo schoon als u valt op uw kop”). In combinatie met hun vrolijke melodieën en zoete zangstemmen zorgen deze zwartgallige teksten voor een verontrustende schijn van onschuld. “We hebben geprobeerd liefdesliedjes te schrijven,” verontschuldigt Vercammen zich voor hun donkere repertoire, “Maar het lukt niet.” Om toch wat licht in het duister te brengen, spelen ze een geslaagde cover van “een liefdesliedje uit het Nederlandse schlagerrepertoire, in ons land gezongen door een zangeres met een championkapsel”. Het is Gordons hit ‘Ik hou van jou’. Kunnen we toch nog lekker slapen vanavond.
Gezien: Utrecht Boft! met Wolf, Soy Un Caballo en De Anale Fase, zondag 20 september 2009 @ EKKO