We maken het helaas veel te weinig mee. In de donkere zaaltjes waar het o zo vaak door god vergeten Utrechts talent zich doorgaans een weg naar eeuwige roem worstelt, worden we vaak omringd door verveeld kijkende mannen. Pakje zware shag, geruststellend lekker dichtbij in de aangehouden jas en verder verwijderd van de vreugde van de ontluikende en nog onschuldige liefde dan, laten we zeggen, Geert Wilders bij de realiteit.
Bij Noah and The Whale in het grote, lichte en hippe Tivoli de Helling staan er jonge en vitale meisjes voor ons, achter ons en naast ons. Ze klappen mee, maken foto’s van elkaar en zichzelf en doen van opluchting een dansje bij afsluiter en hit ‘5 years time’. Maar jongens, wacht even, de wereld was toch een plek vol geestelijke armoede en menselijke tekortkomingen? Eigenlijk wel ja, maar soms is het gewoon beter dat te vergeten. Soms is het gewoon beter om te genieten van de vreugde die popmuziek ons wil schenken.
‘Blue Roses’ bestaat vanavond uit twee jonge, enthousiast lieve vrouwen met in de kast waarschijnlijk een indrukwekkende hoeveelheid bloemetjesjurken, platen van Joni Mitchell en dozen vol gepassioneerd geschreven maar nooit verstuurde liefdesbrieven. Samen brengen ze met behulp van viool, akoestisch gitaar toetsen en een naar hysterie neigende hoge stem folky liedjes ergens tussen Joni Mitchell en Joanna Newsom in. Mooi maar na drie nummers vooral saai.
Dankzij ‘The First Days Of Spring’, het recent uitgebrachte en prachtige tweede album van Noah and the Whale, kan de herfst echt beginnen. De liedjes gaan vooral over de dingen waar een mens aan denkt als de liefde over is. Zo zingt zanger Charlie Fink in ‘Stranger’ ‘Last night I slept with a stranger, for the first time since you’ve gone’ en of het nu zijn donkere, naïeve baritonstem is of het verder nauwsluitend toepasselijk weemoedige nummer zelf, feit is dat je oprecht met die arme Charlie te doen hebt. Seks met vreemden, wat een deerlijke droefenis!
De nieuwe liedjes zijn anders dan doorbraakhit ‘ Five Years Time’ niet gemaakt om gelukzalig en opgewekt ritmisch mee te klappen. De op folk-leest geschoeide en rijkelijk gearrangeerde nummers doen het juist heel goed in de veilige intimiteit van de studentenkamer (waar je een weemoedige traan gewoon kan laten lopen), maar blijven dankzij een wat meer rockgeoriënteerd live geluid ook in een behoorlijk vol de Helling overeind. Nadeel aan dit wat stevigere geluid is de legitimatie die de bassist kennelijk heeft gevonden om te doen alsof hij in Mötley Crue speelt. Zelden geëvenaard staaltje overacting.
Ondanks de prachtige en live overtuigend en bij vlagen ontroerend mooi uitgevoerde nieuwe songs, valt het hoogtepunt toch in de toegift, bij twee nummers van het debuutalbum. Als ‘Jocasta’ in een perfect op maatgesneden poprockjasje is gegoten en daarna een wat rommelige, gehaaste versie van ‘Five Years Time’ volgt is het opeens feest. Er wordt gedanst, meegezongen en later als iedereen is uitgeklapt en wacht in de garderobe rij valt meerdere malen de tevreden verzuchting; ‘pfieuw gelukkig speelden ze nog wel de oude hits.’
Met een rijk en dankbaar gevoel fietsen we die avond in september dan ook de donkere avond in. Volgende week staan we vast weer tussen onze vrienden in een donker zaaltje waar god nooit zal komen. Toch hebben we vanavond onder de felle lampen van de indiemainstream iets waardevols geleerd. Soms is het inderdaad gewoon beter te genieten van de vreugde die popmuziek een mens kan bieden. YES!
Gezien: Noah and the Whale & Blue Roses, dinsdag 15 september 2009 @ Tivoli de Helling