The Subhuman op tour: beslagen ruiten, kraakpanden en autopech

Stefan Breuer vertelt over zijn afgelopen tour met Master Solo

Tekst: Casper Sikkema / Fotografie: Martijn Zuidweg, ,

Stefan Breuer trok als the Subhuman, samen met vriend Cedric en de Engelsman Master Solo, langs stad en zelfs land voor een kleine vergoeding, een slaapplek en wat eten. Doel: het verkopen van cd’s. En, minstens zo belangrijk: gezellig bier drinken met onbekenden. Over hoe je als klein artiest genoeg zielsverwanten hebt. In Parijs, in Brussel….ja, zelfs in Meppel.

Stefan Breuer vertelt over zijn afgelopen tour met Master Solo

De vraag kwam van Gerben Houwer (We vs. Death): of Stefan Breuer iets kan met de Engelse singer-songwriter Master Solo. Die wil namelijk op het vasteland komen spelen. Breuer, zelf niet onbekend met grensverkennende verlangens, regelt een korte tour. Via Meppel voert de reis langs Lille, Parijs, Brussel en Maastricht om glorieus weer tot stilstand te komen in het hart van gitaarmuziek beoefenend Utrecht: dB’s. Dat is het plan. Met op Dag 1 een niet-startende auto in de vrieskou na een optreden in Meppel, lijkt de praktische uitwerking ervan wat gecompliceerder. Na wat technische interventie (het aansluiten van de startkabel) blijkt er verder niets aan de hand. “We zijn ’s ochtends om acht uur nog naar de garage gegaan, daar konden ze ook niets vinden. Toch blijft het idee dat de auto elk moment weer kan weigeren, een stressfactor.” Veilig in Lille aangekomen, wordt er in een platenzaak gespeeld. “Ze kenden daar amper Engels, maar waren bijzonder aardig. Ook hadden ze een toffe collectie platen waar we nog mooie dingen hebben gevonden.” Op het laatste moment is via myspace een slaapplek geregeld. Als de gastvrouw met wodka komt binnenlopen, is het lot snel bezegeld. “We hebben daar tot diep in de nacht gedronken. We vielen zo ongeveer knock-out in slaap en stonden de volgende ochtend op met een typische tourkater die de rest van de week niet van onze zijde week.” Na Lille volgt Parijs. Het verkeer is verschrikkelijk, een parkeerplaats praktisch onvindbaar en bij aankomst moet er nog twee uur worden gewacht. De club waar ze spelen blijkt een van de hipste plekken van Parijs. “Iedereen liep daar in skinny jeans en alle mannen waren homo”, vat Breuer de entourage samen. Het optreden van Stefan en Cedric gaat naar wens. Hip Parijs klapt de handen stuk. Master Solo moet het echter doen met een steeds leger wordend zaaltje. “Omdat Mark’s stemming snel kan omslaan, maakte ik me nogal zorgen. Hij vatte het best persoonlijk op.” De stemming wordt er ook niet beter op als er lastig wordt gedaan over geld. “We sliepen die nacht bij een van de barmannen. We kwamen ‘s nachts doodmoe aan in een soort gay mansion. Het was er super netjes en aan de muur hing een ingelijste partituur van ‘Madame Butterfly’, mét aantekeningen van Puccini. Gelukkig kregen we uiteindelijk de dag erna ons geld nog wel.” Geradbraakt staan ze de volgende ochtend om acht uur weer in druilerig Parijs. Het graf van Jim Morrison wordt bezocht (“piepklein, een steentje weggestopt achter een ander”) en ’s middags beleeft de tour het dieptepunt als de jongens vier uur moeten wachten. In een auto met beslagen ruiten dringt zich een troosteloos beeld op van verveling, vermoeidheid en een licht gevoel van desillusie. Die avond delen ze als enige keer het podium met een Franse band, toevallig de band van een van de sessiemuzikanten van Nouvelle Vague. Een afspraak voor het optreden van die band een tijdje later in de Melkweg, wordt gemaakt. Toeren is tenslotte mensen ontmoeten. Het optreden zelf is een teleurstelling, bijna niemand luistert. Bij afrekening mogen de jongens welgeteld dertig euro in de zak steken. Een behoorlijk karige interpretatie van de minimaal afgesproken honderd euro. “Die dag was wel het dieptepunt van de week. Je verwacht er natuurlijk best veel van, dan is het toch een behoorlijke desillusie, dat Parijs.” In Brussel staan de jongens in een kraakpand. “Daar ontmoetten we de aardigste gast van allemaal. Hij heeft dat podium helemaal zelf gebouwd, en kon ook nog eens geweldig koken.” Het optreden is een succes en als ze later die avond zelfs nog in een lokale jamsessie (in een kapsalon) terechtkomen, is Parijs alweer ver weg. “Mensen van allerlei nationaliteiten waren daar aan het trommelen, jammen, zingen, rappen en breakdancen. Na een tijdje pakten Cedric en ik de mic en begonnen daar teksten van de Jeugd van Tegenwoordig te spitten. We hebben daar allebei veel naar geluisterd en kennen ze allemaal. Stonden we daar tussen al die negers onze raps te droppen.” Terug in Nederland is er een warm onthaal in Maastricht, in Utrecht nog eens dunnetjes overgedaan in dB’s. “Heel het achterzaaltje van dB’s stond vol. Veel vrienden, familie en bekenden, maar ook onbekenden. Cedric en ik speelden daar nog een vette, harde set met Guinevere Leaves, ook leuk voor Cedric. Het was echt de beste avond van de hele tour. Ik zat wel met de vraag waarom we, als dit de vetste show van de hele week is, dan helemaal die kant op moesten. Als je er echter op terug kijkt, was alleen Parijs minder en dat kwam misschien ook wel omdat er in Parijs geen afterparty’s waren. Je bent er uiteindelijk niet alleen om te spelen. Je bent ook op tour om nieuwe mensen te ontmoeten, contacten te leggen en met vreemden bier te drinken.’ En om cd’s te verkopen natuurlijk. Stefan bracht een half jaar terug ‘A world full of melodies’ uit en wil de gedane arbeid graag uitbetaald zien. “Ik heb geld geïnvesteerd in de cd en hoef in principe alleen quitte te draaien. ‘A world full of melodies’ is het document van de laatste anderhalf jaar van mijn leven. Vanaf het moment dat mijn ouders uit elkaar gingen tot het spelen voor tienduizend man op het Bevrijdingsfestival met Findel. Alles staat erop. Ook het uiteenvallen van Findel, het einde van mijn vorige relatie en het begin van mijn huidige relatie. Al met al heb ik erg mijn best gedaan het allemaal te verwerken en dat is ook gelukt: ik zit nu over het algemeen lekker in mijn vel. ‘A world full of melodies’ klinkt misschien als soundtrack voor de moeilijkste tijd van mijn leven, maar ergens is dat nog waar ook.”