Solo op zoek naar magie in San Francisco

Michiel Flamman: “Dit zijn onze beste liedjes ooit”

Matthijs van der Ven, ,

In navolging van labelgenoot Anne Soldaat, gaat nu ook Solo naar de westkust van de Verenigde Staten om aan het nieuwe album te werken. 28 maart vliegen Simon Gitsels en Michiel Flamman naar San Francisco om daar de opnames met hulp van Scott Solter naar een hoger plan te tillen. Een interview met Flamman over wat hij zijn beste liedjes ooit noemt, maar ook over de moeilijke momenten van 2007.

Michiel Flamman: “Dit zijn onze beste liedjes ooit”

Simon Gitsels en Michiel Flamman vliegen 28 maart naar San Francisco en hopen een maand later terug te komen met een nieuw Solo-album dat zo goed als klaar is. Dat wil echter nog niet zeggen dat er voor of net na de zomer al iets in de winkel ligt, benadrukt Flamman: “Het is wachten op het goede moment, kijk maar naar Voicst. Misschien komt dat wel pas in het voorjaar van 2009.” Scott Solter (o.a. Mountain Goats, Spoon en Death Cab For Cutie) zal fungeren als het felbegeerde frisse oor voor de liedjes die de Utrechtse band het afgelopen jaar heeft geschreven. Het proces heeft tot nu toe hele mooie momenten gekend, maar ook zeer moeilijke; met de trip naar de Verenigde Staten lijkt de oplossing gevonden. In de Zeeuwse middle of nowhere, in een oude verffabriek, ontstond in het voorjaar van 2007 een enorme vibe: “Daar hebben we hele goede dingen opgenomen, maar na de zomer dachten we na over wat we er nou eigenlijk mee wilden.” Na te hebben overlegd met Martijn Groeneveld, is voor Gitsels en Flamman duidelijk dat ze het gevoel om met een bandje te spelen wilden nastreven. “Niet zozeer een bandjesgeluid qua volume, maar meer dynamiek; het moet ademen.” Tijdens het opnemen, kreeg de band steeds het gevoel te snel te spelen, zonder dat dit het geval was, legt Flamman uit: “Je voelt de opwinding; je wordt meegenomen door het liedje. Die magie, die openheid, is waar we naar op zoek zijn.” Zonder onbescheiden te zijn, vindt Flamman dat ze het afgelopen jaar fantastisch werk hebben geleverd: “Wat er nu ligt, zijn onze beste liedjes ooit. Ze zijn consistenter, zijn een eenheid: alles is van hoog niveau. Nou was dat op de vorige platen ook wel zo, maar nu is alles nog eenduidiger.” De eerste plaat was singersongwriter met invulling. De tweede was eigenlijk al een bandplaat, maar heel gericht op synthesizers. “Dat is ook een wat killere plaat”, vertelt Flamman: “Nu wilden we juist een album maken dat alleen maar warmte uitstraalt, dus er komen geen synthesizers op. Misschien gaan we wel wat trompetten en een fluit gebruiken, maar we willen het puur houden; zo organisch mogelijk.” Bij het schrijven van teksten voor de nieuwe liedjes, voelt Flamman sterk de behoefte aan input van een native speaker: “Dan gaat het volgens mij veel sneller.” De teksten van het nieuwe werk zijn niet conceptueel uitgepakt, waar op‘ Solopeople’ nog veel liedjes wat droevig of eenzaam thema hadden. Dat ligt voor een groot deel aan Flammans gemoedstoestand: “Ik ben vrolijker dan ik de afgelopen jaren ben geweest. Het gaat beter met me dan ooit en in een aantal dingen is dat terug te horen.” Een nummer waar Flamman zo trots op is dat hij zich bijna verontschuldigt voor zijn eigen enthousiasme is die met de werktitel‘ Up To No Good’. Een liedje met een haast geniale melodielijn en gevoel voor opbouw. Alsof je dobberende boot zich in vloeiende bewegingen laat meevoeren door de golven in de oceaan, zonder zorgen over tijd of andere beslommeringen. Tijdens het luisteren, zou Flamman eigenlijk het liefst elke noot willen uitleggen: “Het rolt over elkaar heen, zit geen duidelijk einde aan zinnen of melodieën. Het begon als simpel dingetje, maar die melodie bleef maar gaan.” De band dook de studio in bij Groeneveld en is zeer tevreden over de resultaten. Toch bleek het niet genoeg, legt Flamman uit: “Het zijn zulke goede liedjes, hoe kunnen we die nog beter maken dan het al is, was wat we dachten.” Die vraag leek het duo zelfs enigszins te verdelen over hoe het verder moest. “Er zit een verschil tussen Simon, Martijn en mij wat betreft liedjes schrijven. Ik ben niet zo goed met instrumenten, dus als een song niet lekker loopt, ga ik terug naar de basis. Simon – als muzikant vanuit het conservatorium - kijkt of we het beter kunnen spelen en Martijn kijkt wat de sound van het liedje nog nodig heeft en probeert dat er bij te stoppen.” In die driesplitsing kwam het trio in november van het vorige jaar vast te zitten, geeft Flamman toe: “Hoe ga je die nummers nu echt dát meegeven dat ze verdienen?” Het idee ontstond om dat wat ze nu in een lang traject hebben gedaan, in kortere tijd te moeten kunnen doen. Labelgenoot en inmiddels ervaringsdeskundige Maurits Westerik - zanger van Gem – vertelde Flamman over zijn ervaringen in Riga en dat triggerde hem er ook iemand bij te zoeken voor een nieuw, deskundig oor: “Iemand die naar de songs kijkt. Die niet alleen zegt hoe we het mooi op kunnen nemen, want we hebben al hele goede opnamen. Het gros hoeft niet nog een keer opgenomen te worden.” Meerdere grote namen passeerden de revue, maar waar de een te duur bleek, was de ander te druk. Het idee van een grote overtocht naar de Verenigde Staten kwam naar bovendrijven en juist op dat moment kwam Frans Hagenaars met Tiny Telephone Studio’s in San Francisco, van John Vanderslice. Flamman: “De goeroe van Tiny Telephone is Scott Solter. Dat is de man waarmee we het gaan doen. Aaron Prellwitz is er ook bij, maar vooral achter de knoppen.” Deze twee Amerikanen moeten het gaan doen, geen gekke gedachte gezien de kant die Flamman met Solo op wil gaan. Een deel van het nieuwe werk, waaronder ‘Love Always Hopes’ – waarschijnlijk het openingsnummer van de nieuwe plaat – heeft iets dat aan Death Cab doet denken, hoort ook Flamman: “Snelle drums, maar op een bepaalde manier toch relaxt. Op een bepaalde manier wordt het alternatiever. Niet omdat dat zo nodig moet, maar het gebeurt gewoon.” “Scotts reacties op onze songs en wat wij aan het doen zijn, waren overweldigend”, vervolgt Flamman: “Voordat wij goed en wel contact hadden gezocht, kregen we al een mailtje van hem: ‘ik ken Excelsior, ben hartstikke geïnteresseerd en vind het heel leuk’.” Het eerste wat Solter aan de telefoon zei, zorgde meteen voor veel vertrouwen bij de Utrechter: “Scott zei: ‘I want to bring more danger into your music’. Hij weet nu al wat hij er bij wil gaan horen. In mailtjes schrijft hij ook niet ‘misschien moeten er wat meer vocalen in het refrein’, maar ‘het voelt als vallende sneeuw, het moet meer regen krijgen’.” Solter zal vooral richtingen aangeven en Solo helpen alle liedjes in dezelfde richting te krijgen. “Het is nog steeds een gok, maar de liedjes staan al zo duidelijk in de steigers, dat moet goedkomen. Drie liedjes hebben bijvoorbeeld van Martijn al zo’n goede sound gekregen, daar wil ik helemaal niet van afwijken. Die hoef ik dus alleen nog maar in te zingen.” Gitsels en Flamman hebben wat speling ingeboekt in hun Amerikaanse verblijf, om de optie open te houden het album ter plekke te laten masteren. Het is hoe dan ook een hele belevenis voor beide muzikanten: “Het wordt voor ons allebei de eerste keer dat we naar Amerika gaan.” Mooi om dat allemaal te zien, maar het wordt ook hard werken: “We gaan zeventien dagen achterelkaar, tien uur per dag werken. Amerikaans tempo. We logeren bij familie en kunnen iedere ochtend lopend naar de studio. Ik ben heel benieuwd; heb echt zoveel zin.”