Ergens achter op het podium rent iemand van een percussie-instrument naar een microfoon om het refrein mee te brullen. Onderweg stopt hij zijn stokjes weg en grijpt een trompet, om na het zingen te bespelen. Na de trompet is de percussie weer aan de beurt. Dit gebeurt allemaal binnen een halve minuut, en dan zijn er nog zeven andere bandleden ook...
Je zou kunnen zeggen dat er acht onverbeterlijke ADHD-ers op het podium van EKKO stonden: dat de precisie van het spel verloren ging in geren van microfoon naar gitaar naar sampler en dat er geen idee echt uitgewerkt werd. Maar daar doe je de Australische indielievelingen Architecture In Helsinki tekort mee.
Wie zo veel ideeën heeft kan zich waarschijnlijk ook maar beter niet druk maken om een perfecte uitvoering: na een minuut moet de volgende melodie alweer gespeeld worden, dus wat maakt het uit?
Wie zich door het enthousiasme en het speelplezier van voorman Cameron Bird en de zijnen mee laat slepen heeft in EKKO dan ook een geweldige avond. Ondergetekende voelde zich in elk geval een kind in de muzikale snoepwinkel. Elk nummer opnieuw vliegen de onverwachte geweldige vondsten je om de oren. Van lofi-disco tot blaaskapelindie tot kleuterhiphop, niets is Architecture In Helsinki te gek. Je moet dus wel van verrassingen houden.
Wat zo ongeveer wel genoeg lijkt om de band te onderscheiden van de rest van het aanbod in muziekland: maf en eclectisch. Of niet?
Misschien vergis ik me, maar het lijkt mij dat de onderliggende gedachte van bijna alle popmuziek nog steeds het al uit de romantiek stammende idee is van de persoonlijke expressie. De artiest voelt zich goed, of slecht, of verliefd, of wat dan ook, en schrijft daar een liedje over. Dat liedje zou dan op unieke en persoonlijke wijze het gevoel van de muzikant over moeten brengen.
Is het echter ook niet zo dat elk liefdesliedje, doodsliedje of gefrustreerd liedje in een enorme traditie van soortgelijke liedjes staat? En dat het helemaal niet zo uniek en persoonlijk is om nog zulke liedjes te schrijven? Een van de belangrijkste criteria die muziekrecensenten dan ook hanteren, is dat van de originaliteit. Telkens speelt de vraag mee of de artiest wel iets eigens toe te voegen heeft aan zijn 'eigen' idioom.
Maar wat is nu in hemelsnaam het genre waar Architecture In Helsinki zich in beweegt? Het lijkt er op dat de bandleden zelf ook weigeren te kiezen. Of, preciezer; dat ze alles kiezen wat ook maar enigzins in hun bereik ligt. Om zo niet de clichés wanhopig te proberen te omzeilen, maar ze juist te omhelzen, om er een onnavolgbaar spel van te maken. En zo juist, vreemd genoeg, origineler te zijn dan bands die wel op zoek zijn naar het uitdragen van unieke gevoelens.
Niet alleen origineler trouwens: Architecture is ook stukken leuker. Want de charme, de overtuiging en de kwaliteit van de liedjes van de band zorgt er voor dat bij de afsluiter 'Do The Wirlwind', met het hele voorprogramma Tilly and the Wall als gastmuzikanten, heel EKKO met een enorme grijns op het gezicht staat. Waarna de toegift weer een staaltje biedt van die bizarre genreverbuigingen waar de Architecture in Helsinki al de hele avond in uitblonk: drie Denen uit het publiek mogen op het podium komen om hun volkslied te zingen terwijl de band een surfnummer covert.
Strikt gezien is er niets eigens aan, maar ik had het nog nooit eerder meegemaakt.
Architecture In Helsinki & Tilly and the Wall
Gezien: EKKO, vrijdag 12 mei 2006.
Architecture In Helsinki zorgt voor plezierige verwarring
Australisch achttal knalt van EKKO-podium af
Opnieuw was het EKKO gelukt om een internationale indiesensatie te strikken voor een optreden. Architecture In Helsinki barstte met zijn acht muzikanten haast van het podium af en speelde een volle zaal helemaal plat. Maar wat maakt de band nu zo de moeite waard? 3VOOR12/Utrecht zoekt en vindt.