Gedreven Afterhours trekt vooral Italiaanse fans

Matig Templo Diez en mislukte lichtshow enige smetten op mooie avond

Tekst & Fotografie: Mike B., ,

Het onsamenhangende spel van voorprogramma Templo Diez doet ondanks de toepasselijke muziek vooral naar het hoofdprogramma Afterhours verlangen. De band is wereldberoemd in thuisland Italië en trakteert EKKO op een prachtige afwisselende set, voor een publiek waar opvallend weinig Nederlanders tussen zitten.

Matig Templo Diez en mislukte lichtshow enige smetten op mooie avond

Het Italiaanse Afterhours speelt thuis voor uitverkochte zalen, maar hier in Nederland (en de rest van Europa) zijn de eerste vijf platen in hun moedertaal hooguit de grens overgekomen dankzij een vakantiebezoek. Om in de rest van Europa voet aan de grond te krijgen, bracht de band haar laatste album Ballads For Little Hyenas" (geproduceerd door Greg "Afghan Whighs" Dulli) ook in het Engels uit; een prachtige melancholisch rockende schijf in de lijn van The Doors, Madruga en The Tea Party. De zaal is vanavond akelig leeg bij voorprogramma Templo Diez. Dat lijkt in eerste instantie wat jammer, want de Franse frontman Pascal Halibert heeft een aangename stem die mooi past bij de melancholieke nummers, die ondanks het wat hogere alt.country gehalte (richting Sparklehorse) prima bij het hoofdprogramma passen. Helaas doet de rest van zijn Haagse band er behoorlijk voor onder door onsamenhangend te spelen, wat wordt gecombineerd wordt met een hoge dosering neo reli uitstraling. Aangezien de lichtman het er allemaal nog beroerder laat uitzien, hoor ik de rest van het matige optreden bij de bar uit. Als Afterhours begint is de zaal gelukkig wat gevulder, met name door een navenant groot deel Italiaanse fans. De opener "Ballad for my Little Hyena" zet meteen de toon van een boeiende en afwisselende set die vooral gebaseerd is op het materiaal van de laatste plaat, waarbij live nog meer opvalt hoeveel goede nummers daarop staan. Het hoofdprogramma bestaat uit een groep multi-instrumentalisten, die ervoor zorgen dat alle fraaie arrangementen van de plaat ook live uitgevoerd worden, inclusief meerstemmige zangpartijen. De violist pakt regelmatig een tamboerijn, aan de rechterzijde staat een tweede gitarist met ontzettende '70's look die regelmatig naar links gaat om toetsen te spelen naast de al eveneens zo uit de muppetshow weggelopen saxofonist. Die laatste speelt ook verdienstelijk toetsen, dwarsfluit, fagot, hobo en mondorgel, en wanneer dat allemaal niet nodig is staat hij gedreven met een tamboerijn te tikken. En ondanks alles wat er op het podium gebeurt, blijkt Manuel toch de frontman om wie het gaat. Met een indrukwekkende stem schiet hij van zacht en laag (denk Mark Lanegan contreien) omhoog met een rauwe schorre strot met een mooie snik in de uithalen, waarmee hij je behoorlijk weet te raken. Je zou bijna vergeten dat hij ondertussen nog erg verdienstelijk gitaar speelt, en dat met een gebroken pols! Eén van de leuke intermezzo's is een voordracht op muziek waarbij hij eerst de Italiaanse tekst op A4 ronddeelt zodat je het zou kunnen volgen. Mits je de taal machtig bent natuurlijk, waarvoor hij zich excuseert omdat de vertaalmachines op internet zo beroerd zijn.Het enige wat er vanavond ontbreekt, is een eigen lichtman. Het uitlichten van niet meespelende bandleden ten gunste van actieve muzikanten is misschien hilarisch, maar niet zo passend bij dit repertoire. Ook zouden dan de rustigere nummers waarschijnlijk niet verstoord worden door nerveus geknipper. Aangezien de nummers ook de volwassen popliefhebber zullen aanspreken (zo komt The Bed van Lou Reed ook live langs in een mooie uitvoering), zal het een kwestie van tijd (en marketing) zijn dat deze Italiaanse rockers ook in Nederland geliefd worden. Jammer dat het merchandise-standje niet de Italiaanstalige platen bij zich had, want daar ben ik inmiddels door het duidelijk hoorbare accent in de Engelse nummers en de soepelere zang in de paar Italiaanse nummers eigenlijk ook wel benieuwd naar. Afterhours & Templo Diez Gezien: EKKO, zaterdag 18 maart 2006.