De laatste cd van Kammerflimmer Kollektief is de wereld ingestuurd met een begeleidende tekst waarin uitgelegd wordt dat het in de muziek die op het schijfje staat niet alleen gaat om wat er wel te horen is, maar misschien wel evenveel om wat er ontbreekt. Hoe gaat dat in zijn werk vraag je je dan toch meteen af?
Wie flauw wil zijn kan zeggen dat het helpt om de halve band thuis te laten: waar er normaal zes Kammerflimmers zijn, wordt deze tour in een triobezetting gespeeld. Maar zoals in zo veel Duitse gezelschappen is de noemer van de band meer een idee dan een vastomlijnd gezelschap. Vreemd misschien voor een collectief, maar Kammerflimmer Kollektief is begonnen als het soloproject van Thomas Weber. Wie zegt dat Duitsers geen gevoel voor humor hebben?
Weber is er vanavond uiteraard wel bij, op gitaar en elektronica, samen met bassist Johannes Frisch en Heike Aumüller op harmonium. Het is een trio dat behoorlijk goed op elkaar ingespeeld lijkt. Effectiviteit lijkt echter meer het doel van de muziek dan virtuositeit. Soms wordt er zelfs zo minimaal gespeeld dat men zich op het randje van het dodelijke ‘kabbelend’ begeeft. Maar wie zich daar aan overgeeft wordt meestal snel weer bij de les gehaald door een onverwachte inval of een verhoging in tempo en volume.
Vooral bassist Frisch doet af en toe rare dingen: hij bespeelt zijn instrument vanuit elke mogelijke hoek, op elke mogelijke plaats (linksonder drumt heel aardig bijvoorbeeld) en met een stel pinnen, een strijkstok of drie en hij weet zelfs muziek uit het ding te krijgen door een stel haren van zijn strijkstok aan een snaar te binden en daar overheen te strijken. Soms komt er iets moois uit deze akoestische manipulaties, maar soms wordt het ook iets teveel gedoe, wat de aandacht van de muziek juist afleidt.
Toch blijft er het hele concert een bepaalde spanning hangen. Niet alleen omdat er veel moois te horen is, maar ook omdat het gevoel blijft heersen dat men zich inhoudt, dat niet alles gespeeld wordt dat er gespeeld kan worden. Waarmee we weer aangekomen zijn bij het statement dat het bij Kammerflimmer Kollektief net zo veel gaat om wat er wel als wat er niet te horen is. Een waar woord?
Het lijkt er wel op. Juist door de ruimte die de luisteraar geboden wordt om haast tussen de partijen door te luisteren, komt zowel het individu als het samenspel op fraaie wijze bloot te liggen. In deze context krijgt de spanning van de improvisatie op minimale wijze maximaal effect. En wanneer men dan eens loos gaat, zoals in het adembenemende afsluitende stuk, is de impact des te groter. Zodat er ook telkens een geladen stilte valt tussen de laatste gespeelde noot en het applaus. Precies de stilte die verraadt dat de luisteraar nog helemaal niet wil dat het afgelopen is.
Het mooie is nu dat dit effect dus deels bereikt wordt door zo veel open te laten dat het publiek zelf aan het werk gaat. 'After all, we are not only endowed with the ability to hear, but also to think', zoals het manifest stelt.
Kammerflimmer Kollektief.
Gezien: Theater Kikker Utrecht, zaterdag 14 januari 2006.
Kammerflimmer Kollektief doet in stilte en subtiliteit
Duits gezelschap schept spanning met minimale middelen
Onder het motto ‘Luisteren!’ is er regelmatig mooie experimentele muziek te horen in Theater Kikker. Afgelopen zaterdag bijvoorbeeld trad Kammerflimmer Kollektief op, een groep die een behoorlijke reputatie geniet bij liefhebbers van geïmproviseerde hedendaagse muziek. Maar was ‘luisteren’ wel de juiste opdracht voor de avond? Het Kollektief schijnt het publiek namelijk ook nog eens aan het denken te willen krijgen.