Vrouwen stelen de show op zesde editie Blue Highways

Americana-festival in Vredenburg maakt belofte waar

Olaf Koeneman en Stefan 't Hooft, ,

Afgelopen zaterdag vond de zesde editie plaats van Blue Highways. Het festival wordt gepresenteerd als 'The Ultimate Americana Music Fest'. En met een entree van bijna veertig euro mocht best wat verwacht worden.

Americana-festival in Vredenburg maakt belofte waar

Omdat een toegansbewijs voor Blue Highways niet goedkoop is (E 37,50), mag er van het programma wat verwacht worden. Sterren bijvoorbeeld. In het verleden waren dat nogal eens acts uit de oude doos (Chris Hillman) of acts die ons land toch al regulier bezoeken (Buddy Miller). Ook helde het programma nogal eens richting belegen, makkelijk te verwarren met authentiek, en werd nauwelijks gepoogd een jonger publiek binnen te halen met artiesten die een bredere demografische aantrekkingskracht hebben. Niet nodig, zo zal de gedachte zijn: het publiek, met een gemiddelde leeftijd van 35+, komt toch wel. Alhoewel het programma dit jaar in feite dezelfde kenmerken vertoonde, was het tevens het interessantste in jaren. De verwachting werd ingelost, want vanaf 16.00 tot aan 1.30 uur speelde er steeds in één van de twee zalen wel iets dat de moeite waard was. En dat is weleens anders geweest. Het begint al aardig vol te lopen in de Grote Zaal als Jim Lauderdale het podium beklimt. Lauderdale is een echte Americana-kameleon: country, bluegrass, folk, het zit hem allemaal als gegoten. Vandaag is het voornamelijk een bluegrass aangelegenheid en dat zit hem niet alleen de repertoirekeuze, maar vooral ook in de samenstelling van de band. Nummer na nummer worden de ogen van aanwezige muzikanten in het publiek uitgestoken: wat kunnen die lui asociaal goed spelen. En ook dat hoort een beetje bij bluegrass uiteraard, want de solo’s zijn toch een beetje de krenten in de pap. Zeker voor een ongeoefende luisteraar zal het bluegrass-idioom wellicht mooi maar beperkt zijn. Als het sextet de grenzen van het genre opzoekt en zodoende uitkomt op countryliedjes-in-bluegrass-verpakking wordt het pas echt interessant. Achter de haag van mannen van middelbare leeftijd plukt een jonge blom, Bryn Bright, aan de staande bas en die zien we ook weer terug aan de zijde van Caroline Herring, even later in de Kleine Zaal. Aan de andere zijde van Herring staat Jeff Plankenhorn, een zeer begaafd muzikant, ditmaal op dobro en later ook nog bij Eliza Gilkyson te zien. Maar het gaat allemaal om de dame in het midden: Caroline Herring. In een volgepakte Kleine Zaal weet ze het publiek ruim een uur lang stil te houden. Haar prachtige, verhalende countryliedjes zijn redelijk traditioneel, maar van zeldzaam hoge kwaliteit. Dat ze dan ook nog eens een pracht van een stem heeft en zeer intrigerende teksten schrijft, bewijst dat we hier te maken hebben met een supertalent. Als je op deze leeftijd dit niveau al hebt bereikt…waar moet dat heen? Het zal voor vele festivalbezoekers de ontdekking van dit jaar zijn. Ze zien er een beetje uit als De Drie Dikke Dames van de VPRO televisie, maar wat kunnen ze mooi driestemmig zingen: Tres Chicas. Caitlin Cary, Lynn Blakey en Tonya Lamm worden op het podium in de Grote Zaal bijgestaan door een toetseniste en een bassiste, maar dat is eigenlijk nauwelijks nodig. De kristalheldere samenzang van de drie front ladies is zo betoverend, dat elke toevoeging overbodig aandoet, het vioolspel van Cary daargelaten. De liedjes van Tres Chicas zijn übersmartlappen: tragische verhalen over ongelukkige figuren, synchroon gesnikt door drie stemmen die in elkaar vloeien als tranen in een glas bier. Het nadeel is wel dat de driestemmige partijen in werkelijk elk nummer, midtempo of driekwarts, terugkomen. Af en toe een klein, intiem liedje met minimale begeleiding zou een mooie afwisseling kunnen zijn. Hoe dan ook, het publiek kan er geen genoeg van krijgen. Een van de hoogtepunten van deze editie. Jay Farrar besloot na een paar soloplaten Son Volt weer in het leven te roepen, maar dan met nieuwe, en zo bleek, hele jonge mensen. Mooi is het om het alt.country icoon een hartelijke glimlach (!) te zien uitwisselen met het gitaristenbroekie rechts van hem. De show opent met een paar uptempo rockers. Slecht wordt het bij Farrar nooit, maar vlak is het wel. Tijdens favorieten van het debuut Trace wordt het niveauverschil met het oude repertoire pas echt duidelijk. En op een festival gebeurt dan het onwaarschijnlijke: weglopen bij een held. Het valt niet mee om op een bijna uitverkochte editie de kleine zaal binnen te komen, maar in het geval van Eliza Gilkyson wordt de moeite meer dan beloond. Met in dit millennium al een aantal sterke platen op haar naam (met name Hard times in Babylon en het recente Land of milk and honey) waren de verwachtingen hooggespannen, maar Gilkyson zet het publiek met een groot gemak naar haar hand. Haar band, met onder meer zoonlief op drums, is onberispelijk en zorgt er met ingetogen en broeierig spel voor dat de zang optimaal tot zijn recht komt.Gilkyson praat ronduit en laat het publiek uitgebreid meezingen in het door Woody Guthrie geschreven Peace call. Is it like today van World Party is een andere fraaie cover, en Sanctuary een geheid kippenvelmoment. Een hoogtepunt. Een van de zusjes McGarrigle was verlaat omdat haar trein over een koe was gereden. Zo’n smoes verzin je niet dus het moest wel waar zijn. Het programma ging erdoor danig op de schop, waardoor Kelly Willis nogal onverwacht aan haar set begint. De ‘Nachtegaal van Austin’ is haar stem kwijt. Daar loopt ze dan ook uitgebreid over te miepen, maar ondertussen klinkt hij nog steeds indrukwekkend. Willis speelt de beste selectie die ze kan maken uit haar oeuvre, dat dicht tegen mainstream aanligt. Op plaat is zij slim genoeg om daarom in zee te gaan met de juiste mensen. De ironie wil dat deze mensen voor een groot deel aanwezig zijn op Blue Highways (Son Volt, Chuck Prophet), maar dat Willis het moet doen met een ronduit zouteloze band. Zo is het tegelijkertijd genieten van puike liedjes (Take it all out on you, Heaven bound) als ergeren aan de plichtmatige uitvoering ervan. Zonde. Roots-veteraan Tom Russel is een beetje een rare snuiter. Hij oogt een beetje nors en verongelijkt, maar zijn vrolijke van-alles-wat Americana brengt het publiek in de Grote Zaal in feeststemming. Zijn countryliedjes zijn doordrenkt van Zuidamerikaanse invloeden en dat zorgt voor een aangename afwisseling na het tranendal van Tres Chicas. Entertainment, maar wel met de nodige diepgang: veel van zijn teksten hebben een maatschappijkritische ondertoon. Hij heeft een geweldige band, waarin vooral multi-instrumentalist Fats Kaplin (accordeon, pedal steel, viool) de show steelt, een man die al vaker op Blue Highways te zien is geweest (Kristy Rose & Pulp Country), evenals Gurf Morlix die ditmaal bassist is. Russel mag dan in het begin wat stuurs overkomen, hij krijgt het publiek wel luidkeels aan het zingen in het feestelijke Mohammed Ali. Russel kan kiezen uit een enorm repertoire en zet derhalve een gevarieerde set neer. dB Harris & his men of action en Nathan Hamilton & No deal hebben bandnamen die interessanter zijn dan hun liedjes. Dan maar naar de oude garde. Kate & Anna McGarrigle zijn vooral vermaard door hun platen uit de jaren zeventig en hebben binnen de folkwereld een nisje voor zichzelf gevonden met een zeer eigen idiom vormen. Teksten zijn nooit lang en de akkoordenschema’s eenvoudig, waardoor een soort aangename folkdrone ontstaat. Hun stemmen klinken oud en kinderlijk tegelijk en het is niet moeilijk ze te zien als voorlopers van een modernere act als CocoRosie. Zeker na hun onlangs verschenen en nogal verguisde plaat Le vache qui pleure is het optreden nogal verrassend te noemen. Lori McKenna, huisvrouw en moeder van vijf, maakt indruk met een divers arsenaal aan liedjes. Deze worden ook nog divers en zeer smaakvol ingevuld door Marc Erelli, die prachtige achtergrondvocalen zingt, en producer Lorne Entress, die afwisselend snaarinstrumenten en drums bespeelt. Drie turven hoog, maar wat een stem. Soms heel twangy, zeker voor iemand uit Massachussetts, dan weer omfloerst. Doordat het maximale uit stem en band wordt gehaald en de liedjes variëëren van leuk tot bijzonder leuk boeit de set van begin tot eind. Chuck Prophet is iemand die altijd de grenzen van de Americana heeft opgezocht, waardoor het niet eenvoudig is zijn muziek in te delen. Bluesy country die soul heeft, zoiets. Met een hechte band betreedt hij het grote podium, waarbij vooral tweede gitarist/steeler Tom Heyman opvalt omdat hij geen noot teveel speelt. Maar het is eerste gitarist, Prophet zelf, die de show stal met zijn zeer herkenbare speelstijl. De set-opbouw is in orde, al komt een belegen liedje hier en daar akelig in de buurt van de Fun lovin’ criminals. Het festival wordt afgesloten door het onstuimige trio Two cow garage. Deze jonge honden gaan er vanaf de eerste seconde flink tegenaan en waren nog uiterst gelukkig met een bepaald niet gevulde kleine zaal. Ze waren geboekt voor een gig in Nederland en dat was toch ‘not bad for a bunch of dickheads from Ohio’. De show is zo spijkerhard in het begin dat er van zanglijnen niet veel waar te nemen is, maar dat verbetert zich gaandeweg. Two cow garage mixt Slobberbone met vroege Uncle Tupelo en Gingersol en doet daar wat gas bij. Wat daar qua liedjes uit komt is nog niet zo indrukwekkend als wat erin gaat, enerverend is het wel, alsmede een belofte voor de toekomst. En zo gingen we weer eens naar huis met het gevoel beduidend meer gezien te hebben dan twee of drie leuke acts. Americana mag te boek staan als een conservatief genre, het waren de vrouwen die het op deze zesde editie voor het zeggen hadden. Met dank aan Mathijs Peeters Blue Highways 2005 Gezien: Muziekcentrum Vredenburg, zaterdag 23 april 2005