Wat vooraf ging: Het is zes uur als ik me meld bij Da Capo Records en de winkel gaat even op slot. Dinerpauze voor Van der Woude’s collega’s, die het niet kunnen laten nog wat lollig te doen over deze onderneming. Want wie had dat nu gedacht? De naar eigen zeggen “notoire Marillion-hater” Michel van der Woude, op weg naar Muziekcentrum Vredenburg om Hogarth en Co. aan het werk te zien. De wonderen zijn de wereld niet uit. Dat blijkt maar, want we gaan niet onvoorbereid. ‘Marbles’ had ik even opgesnord en aan wat draaibeurten onderworpen en Van der Woude bekent de liveplaat ‘Anorak in the UK’ (wat een gewéldige woordgrap trouwens!) vanmiddag in de winkel uitgezeten te hebben. “Die rockt behoorlijk trouwens! Een beetje hardrockachtig wel, stevig.” En we besluiten even een hapje te eten en Marillion daarna zo blanco mogelijk tegemoet te treden.
Tijdens de gyros-hap scoort FC Utrecht tweemaal en babbelen we als vinylnerds duchtig over platenspelers, versterkers en mastering. Het grote moment is dan toch daar en we fietsen naar Vredenburg. Fietsje stallen, melden bij de kassa… Maar het lijkt wel alsof de duvel ermee speelt; we staan niet op de gastenlijst. Heen en weer werk, praten, bellen, zoeken. En ik zie in Van der Woude’s ogen die guitige hoop opdoemen: “O God, laat het niet lukken, dan hoef ik niet!”. Dan worden alsnog de klaargelegde kaarten gevonden en als pleister op de wachtwonde biedt Vredenburg ons een rondje van de zaak aan.
We zijn binnen. Marillion is dan al een minuut of twintig bezig. Ze spelen hun eigen voorprogramma, daar hebben ze geen andere band voor nodig. Door de gangen van het labyrintische gebouw struinend, vangen we zachtaardige klanken op. We vinden links naast het podium een plekje. Overvol blijkt het amfitheater; in alle hoeken en gaten houden de bezoekers zich op. Wat meteen opvalt, is het enorme scherm boven en achter de band. Strakke visuals in de lijn van het ‘Marbles’ artwork en caleidoscopische beelden van de bandleden wisselen elkaar af. En uit de vier grote trossen speakers komt een voor Muziekcentrum Vredenburg verrassend gebalanceerd geluid, zonder echo, overdreven volume of ander naars. Nee, dat heeft Marillion mooi voor elkaar.
We zien pas het eerste deel van de set. Om erin te komen speelt de band vooral midtempo ballads. Werk van de zoetsappige soort. Muzak die toch wel zwaar op de maag ligt. Tijd voor een peukje dus. En we begeven ons naar buiten. Als bannelingen zitten we op een bankje wanneer een knappe Amsterdamse blondine ons gezelschap komt houden. Zij blijkt ook voor het eerst een Marillion-concert te zien. Eigenlijk is ze meer van het Fish-kamp, maar in die tijd heeft ze de band nooit gezien. Dan toch maar een keer afgezakt naar het Utrechtse. Van der Woude steekt van wal en fulmineert tegen het klapveewerk wat Marillion nu speelt. “En dan klappen ze ook nog op elke tel! Of op de één en de drie, terwijl het swingt als je op twee en vier klapt. Allemaal de schuld van Joop van den Ende; die stond toch ook altijd vóór het publiek in zo’n teeveestudio de klap-maat aan te geven. Op de klapveemanier dus.” Maar goed, de band vráágt er niet eens om, de zaal eet ook zo wel uit Marillions handen. “Marco Borsato-werk, daarvoor ben ik niet gekomen!”, valt de blondine Van der Woude bij. Ik probeer nog wat hoop te brengen. Het is toch nog maar het begin, straks gaat het vast van-dik-hout-zaagt-men-planken. IJdele hoop?
Weer binnen sleept Marillion zich door darmkrampopwekkende slowkraker na larmoyant saai niemendalletje. En dat valt niet mee. De band speelt als een geoliede machine, dat zeker. Steve Hogarth pingelt een stukje piano, hanteert een cricketbat (waarvoor wordt niet helemaal duidelijk) en zingt niet eens onaardig. De bassist is redelijk solide, maar blinkt niet uit. Mijnheer op gitaar krijgt voor elke solo – randje podium en centerstage gespeeld natúúrlijk – zijn portie gejuich en applaus. Iedereen blij? Nou nee, want de drummer heeft zijn dag niet en wil duidelijk snel naar huis. Hij jaagt meer dan eens flink door, zijn fills zijn net te vroeg klaar en dus hakkelt en hapert de ritmesectie eigenlijk de hele avond. Een bak strijkertjes uit één van de zes synthesizers laat dan ook nog spontaan het glazuur van de tanden springen.
Als we weer even een rookpauze nemen, wordt het druk buiten. Korte pauze tussen de sets? Dan wordt het zometeen interessant, menen we. Snel weer naar binnen! De band speelt nog steeds op de kalm-aan toer, dus we checken even de merchandise. Mooie handel: van muismat tot deluxe cd en natuurlijk ook de bandkledij. “Maar zestig euri voor die sweater met capuchon! Die moet ik hebben.” Ja, de ironie begint nu echt van Van der Woude’s opmerkingen af te druipen. Spontaan knalt Marillion een tandje hoger! Een ronkende riff, dat wel wat naar de Sixties leunt, beukt door de zaal. De solo komt weliswaar precies wanneer je hem verwacht en de drumrolls zijn zo stuiterend ernaast dat het even een supercomplexe maatsoort lijkt, maar het rockt wel. Een beetje, heel even. God, wat duurt die opleving kort! ‘Hey Jude’ wordt meteen daarna vakkundig verkracht en algehele lethargie valt weer over het Muziekcentrum.
De blonde Amsterdamse heeft genoeg gezien en gehoord. Onder een luid en duidelijk: “Ik vind er geen FUCK aan zeg!”, gaat ze naar huis. En ze is niet alleen. “Commerciële troep”, “Wat een gezeik”; zijn andere opmerkingen die we horen. Van mensen die de aftocht aanvaarden. En we zijn dan pas zo ongeveer net na de helft! Zelf houden we het op kwalificaties als: puberpoëzie van de meest verschrikkelijke soort, slappe hap en poedelmuziek. Poedelmuziek? Ja: werk voor mensen die met een gecoiffeerd hondendier door het park struinen op een zondagmiddag. En Van der Woude schetst een horrorscenario: “Er zijn mensen voor wie dit het hardste is wat ze thuis hebben. Die kijken elkaar nu aan in de zaal met een blik van: zo, die gaan hard, rocken hè, man! En dan heb je ook nog van die “Ons Nummer”-types. Die thuis op het witte neplerenbankstel zitten. Tot tranen toe geroerd. En dan zegt de een: hou me even vast schat…” Het zou zomaar kunnen.
Muzikaal tekent Marillion geen ander beeld. Jammer is en blijft het dat Marillion na een oprisping zo snel terugzakt. Pas helemaal op het eind wil het nog wel even vlammen. En we doen écht ons best. Maar Hogarth en band komen gewoon niet echt uit de verf. Te slap, te poppy en gewoon te weinig vuur. De ene keer menen we een Bono-stemverheffing te horen, dan weer komt een vlaagje Radiohead voorbij. Als ik verzucht dat het op een gegeven moment bijna Bon Jovi is, veert Van der Woude op: “Was het maar Bon Jovi! Dan stond ik nu vooraan mee te brullen!” En gezamenlijk heffen we een paar strofes aan van Bon Jovi’s klassiekers. Oei, dat was wel andere koek geweest.
Richting eind van de set zitten we in de nok van het Muziekcentrum met prima uitzicht. Niet alleen op Marillion. Maar vooral op dé uitschieter van de avond. Midden tegenover het podium spotten we hem. Een luchtdrummer, annex luchtgitarist van de beste soort; de keuze tussen de twee valt hem zwaar. Even een solo-tje pingelen, snel naar de drumbreak en wild doorrammen. Het is zíjn avond, het is zíjn nummer. Deze man zien genieten, is zelf genieten, van hem dan. Zo opgaan in muziek, het is een wonder. Twee toegiften, een ludieke actie door de camera op het publiek te richten (zwaaien naar het vogeltje!!!) en een spetterende lichtshow tot besluit en avondje één van Marillion is over. Net als zowat alle nummers als een nachtkaars; zonder overweldigend slotakkoord, technisch verbluffend snarengeweld, of echt symfonisch en progrockend beukwerk, van de breedsprakige soort.
Marillion anno 2004 is pure popmuziek van de brave soort. Twee keer een vol Muziekcentrum Vredenburg staat erbij en kijkt ernaar. En de meeste bezoekers zijn na de zoveelste keer waarschijnlijk toch wel weer voldaan naar huis gegaan. Hún nummer zat er vast weer tussen. Dat maakt heel veel goed. Als de twee oude mannetjes uit de Muppet-show zaten we bovenin. En hadden schamper commentaar. Zo dropen we ook af. We hadden allebei op meer gehoopt. Het had zo mooi kunnen zijn, onze Marillion ontmaagding. Met een schraal en onvoldaan gevoel keerden we huiswaarts. Valt niet mee, zo’n eerste keer; het valt toch altijd een beetje tegen…
Gezien: Marillion, Muziekcentrum Vredenburg, donderdag 16 september 2004