The Hunches leveren een bijzondere noise-ervaring

Amerikaanse garagerockers weten intens te rammelen

Mike B, ,

Terwijl openers Bobby Kingsize een tandje strakker en uitbundiger mogen, doen The Hunches er alles aan om strakheid te vermijden. Ze blijken een stakke set ook niet nodig te hebben. Net zomin als duidelijke nummers en catchy beats.

Amerikaanse garagerockers weten intens te rammelen

De Utrechters van Bobby Kingsize deden in april in EKKO al hun ding als voorprogramma van Little Killers. Dit keer staan ze minder laconiek op de planken dan toen. Brulgaragerock lijkt wel hard werken: verbeten koppies, elke pauze benuttend om vocht bij te vullen uit bierblikjes (genreverplichting nietwaar). Het is al duizend keer eerder gedaan, maar ze kiezen hun clichés gelukkig op de goede manier: De introotjes en breaks kloppen als een bus, het gitaarwerk smeert lekker dicht, het neigt tot meezingen en ze krijgen het publiek zowaar lichtjes aan het bewegen. Maar ook deze keer blijft de waarderingsmeter steken op “leuk voorprogramma”. Als de heren hun strakheid op AC/DC cq Danko Jones peil krijgen zal dat zeker anders worden, want nu heb je het (zoals ook vaker in dit genre) toch wel gehoord na drie kwartier. Dan past de laconieke jas toch beter. Strakheid is ook niet iets waar The Hunches uit Portland in uitblinken. Het lijkt zelfs of ze dat koste wat kost proberen te vermijden. Maar dat valt wellicht te verwachten met singles als “Fuck disco beats”. Het is een wat bizar viertal. Gitarist Chris Gunn staat met zijn rug naar het publiek vol overgave zijn gitaar te mangelen op oorverdovend volume. Hij lijkt vooral gespecialiseerd in extreme feedback-soundscapes. Zanger Hart Gledhill staat er wat stoned bij. Het ene moment staat hij als een hangerige zoutzak wat te mompelen in zijn microfoon, het volgende moment stuitert hij schreeuwend op en neer om naarmate de set vordert zich steeds meer te verdiepen in een delay-pedaaltje om Butthole Surfer-achtige capriolen mee uit te halen. Drummer Ben Spencer en bassiste Sarah Epstein doen nog wel dingen die enigszins gestructureerd lijken. En dit alles uiteraard met de versterkers op 11. Zo negatief als dit wellicht klinkt, zo boeiend blijkt het te zijn. Zonder duidelijke songstructuren, zonder catchy beats, zonder duidelijk contact met het publiek doen The Hunches vooral hun DING. En dat blijkt gek genoeg te werken. Het deel van het publiek dat blijft staan (en dat is het grootste deel) staat gebiologeerd toe te kijken en wordt geleidelijk aan meegezogen in het grote punkrockgevoel dat The Hunches weten over te brengen. Zo’n onbeschrijflijke mengeling van apathie, nihilisme, nonchalance, verveeldheid, experimenteerdrift, woede, dadendrang en noem maar op. Het soort muziek waar je dus zin van krijgt om dingen op te blazen. Na afloop hangt er een behoorlijk opgewonden sfeer in Ekko, dus het werkt wel. Van insiders begrijp ik dat als je ze zo’n tien keer hebt gezien en hun platen vaak draait dat er uit de keiharde geluidsbrij (denk Pussy Galore en MC5 spelen Velvet Underground anno 2004) toch wel degelijk nummers naar boven komen drijven. Noise voor gevorderden dus. Maar die voor de leek ook blijkt te werken, want het merchandise standje deed goede zaken. Wie weet de volgende keer ook wel met mij. Want zien wil ik ze nog wel een keer. In de onstuitbare massa gitaarbands zijn The Hunches namelijk een van de weinigen die een gevoel weten over te brengen. Wat dat dan ook moge zijn. The Hunches & Bobby Kingsize Gezien: EKKO, donderdag 23 september 2004.