Wat moet je in godsnaam met een vent die van zichzelf beweert dat hij ‘het moment wil vangen’, ‘zichzelf probeert te verrassen’ en beschikt over een ‘bottenkrakende, alles verwoestende live band in oprichting’? Wat moet de Utrechtse popwereld nou met iemand die, aldus zijn biografie, verder regelmatig optreedt op bruiloften, bedrijfsfeesten en besnijdenissen? Is Belker een van die liedjeskunstenaars van het über-geniale soort dat zich eeuwig miskend zal voelen en de wereld daarvan de schuld geeft?
De titel van zijn debuutplaat Snaartheorie doet het ergste vermoeden. Snaartheorie, dat klinkt als een ultra-stoffig vak aan het Conservatorium, gegeven door een klein, stoffig professortje met een puntig sikje, een kraakstem en een bochel. Maar schijn bedriegt: navraag leert dat snaartheorie een recent begrip is uit de moderne natuurkunde, met behulp waarvan geleerden proberen te verklaren waarom quantummechanica, relativiteit en gravitatie niet goed samengaan in onze moderne wereld (volgt u nog?).
Net als de geleerden op zoek zijn naar verklaringen voor ingewikkelde natuurkundige vraagstukken, is Belker duidelijk nog op zoek naar een eigen plek in de wereld der (Neder)popmuziek. En dat mag, want daar maak je een debuutplaat voor. De Utrechter laat zich dan ook naar hartelust beïnvloeden door gevestigde namen als Spinvis en Eels. En dankzij de elektronische inbreng is zelfs een invloed van Orbital hoorbaar.
Basis van het elftal liedjes op Snaartheorie zijn de drumcomputer á la Spinvis, oude synthesizerklanken, allerlei verschillende gitaarklanken van akoestisch tot vies en vuig elektrisch, en zang. Belker beschikt niet over een geweldige zangstem, maar net als bij Spinvis: who cares? Want het ietwat hese, afgeknepen stemgeluid met Brabants en eigenwijs accent past uitstekend bij de melancholische, eenzame sfeer van ik-tegen-de-wereld-en-de-wereld-tegen-mij.
Saai is Snaartheorie allerminst. Er valt bijzonder veel te horen. Het omlijstende instrumentarium is erg uitgebreid. Zo zijn er bijvoorbeeld een cello (Vanaf Vandaag) en een mondharmonica (De Eerste Wals) te horen, en mag het begrip gitaar zeer ruim genomen worden. Ze zijn er vies en vuig, maar ook bassig, akoestisch en schoon. Belker heeft ruimschoots genoeg variatie in huis om niet te hoeven terugvallen op steeds hetzelfde geluid, tempo of akkoordenschema. Wel een beetje jammer alleen dat de rock ’n rollige nummers van Snaartheorie nét de ruigheid ontberen die ze nodig hebben. Een schone taak voor Belkers live band in oprichting wellicht?
Ook tekstueel zit het debuutschijfje van de Utrechter puik in elkaar. Belker intrigeert, maar is net niet ongrijpbaar genoeg om hoofdschuddend af te haken. De teksten zijn hier en daar poëtisch, maar zonder af te zakken naar het huisvrouwenniveau van Acda en De Munnik. Teksten over de onbegrijpelijkheid van de vrouw (“zeg nooit dat je van haar houdt, laat nooit iets los en hou je hart vast” – Hart op de Tong) zijn zeer herkenbaar en Belkers wandeling door Utrecht (Naast) zal elke rechtgeaarde ‘Utregter’ warme gevoelens ontlokken.
Maar het belangrijkste van muziek is wat het met je doet. En juist dat is het sterkste punt van Snaartheorie. Het grijpt je, brengt warme gevoelens vanuit de onderbuik omhoog naar de strot. Met de volumeknop op tien moet het zelfs mogelijk zijn om je eigen fysieke gesteldheid te ontstijgen en als een zweempje door de brievenbus naar buiten te zweven, vreemde tuinen in, en vreemde oren (wel rekening houden met de buren). Snaartheorie is hartstochtelijk, en koud en warm tegelijk. Belker weet haarfijn die ene snaar te raken en je gevoelens onverbiddelijk te bespelen.
“Het ruikt hier naar mislukking” begint Belker het nummer Vanavond. Maar dat is gelogen. Snaartheorie is een parel van een visitekaartje. Een uitmuntend debuut dat het verdient om bejubeld te worden, en innig omhelsd.
Belker verdient innige omhelzing
Interessant fenomeen levert met album Snaartheorie prachtdebuut af
Goede dingen komen snel, maar haastige spoed is zelden goed. Daarom heeft Belker rustig de tijd genomen voor zijn debuutplaat Snaartheorie. En het resultaat, dat ergens in een ongrijpbare dimensie moet liggen tussen Spinvis en Gorki, mag er wezen. Hartstochtelijke melancholie, warm en koud tegelijk. Met de schoonheid van een ruwe diamant. Met deze plaat en een warm gaskacheltje kom je de herfst en winter wel door.