Strijder Sufjan laat woord en snaren zegevieren

Grote Amerika-biograaf Sufjan Stevens keuvelt songs naar nieuwe hoogtes

Sven Schlijper en Melvin Wevers, ,

“Seven Swans” en “Michigan” zijn de twee platen waarmee singer-songwriter Sufjan Stevens bij het wat grotere publiek bekend werd. Tivoli markeert het einde van zijn Europese zegetocht. Braaf zittend onderging een muisstille zaal deze liedjessmid. Een ware revelatie kwam, zag en overwon moeiteloos. Tekst, uitleg en een heuse landkaart; Sufjan Stevens zaait en oogst verdiend lof.

Het geroezemoes van de bar verstomt snel wanneer een knappe jongeman op zijn barkruk gaat zitten. Het podium is groot en leeg. In het midden zit Sufjan Stevens. Alleen, met landkaart en akoestische gitaar. Meer heeft hij niet nodig. Meer heeft een netjes gevulde Tivoli niet nodig. Een elftal snaren en een stem is zijn hele arsenaal. Al doet zijn Armeense voornaam anders vermoeden. Vrij vertaald komt Sufjan neer op: ‘bewapend met een zwaard’. Stevens’ minimale wapenuitrusting blijkt vanavond echter niet voor een kleintje vervaard. De set wordt geopend met ‘The One I Love’; inderdaad een cover van R.E.M.. Waar Michael Stipe een persoon toezingt, maakt Stevens er een lofzang op zijn thuis van, waardoor het overbekende openingsnummer een heel andere lading krijgt.

En meteen is de toon voor deze avond gezet. Sufjan Stevens begint in Michigan, zijn ‘homestate’. De plaats waar ook ‘Holland’ ligt. Het gelijknamige nummer mag natuurlijk niet ontbreken op deze slotavond van de Sufjan-tour. Vroeg in de set gespeeld, geeft Stevens vooraf een uitgebreid college over het plaatsje; ‘Holland’ gedoopt door Nederlandse kolonisten. Lieftallig vertelt de knappe Stevens over zijn studiejaren aldaar, het jaarlijkse bloemfestijn en de vele restanten Nederland. Daar ergens midden in Michigan. De manier waarop de verlegen Sufjan het publiek toespreekt - als een opa die de kleinkinderen over zijn avonturen vertelt - geeft de liedjes zo’n persoonlijke sfeer dat ze akelig dichtbij komen. Als de gitaar wordt ingewisseld voor de banjo in ‘For the Widows in Paradise, For The Fatherless in Ypsilanti’ kun je een speld horen vallen in de Tivoli.

Omvallende bekertjes blijken meer geluid te maken dan ooit. Wanneer nummers afgelopen zijn hangt er een ijzingwekkende spanning in de lucht: wie gaat er als eerste klappen, wie doorbreekt deze stilte. Fluisterend, breekbaar, vaak amper versterkt wordt een vijftal van het meeste recente album ‘Seven Swans’ gebracht. Deze kleinoden gaan vooral over Stevens’ zelfexploratie en de rol die het geloof en liefde hierin speelt. Over hoe hij op een bruiloft van een ex-vriendin verscheen in een te klein kostuum (‘A Size Too Small’). Of hoe op een morgen de achtertuin in brand stond en in de rookwolken allerlei vormen - waaronder zeven zwanen - te zien waren.

En dan is er ook nog Stevens’ hippie-achtige vader die zijn kinderen wakker maakte, nadat hij weer tot een nieuw verhelderend levensinzicht was gekomen. Vandaar dus: ‘He Woke Me Up Again’. Het is machtig mooi om te zien hoe de keuvelende en soms als een leraar feitjes ophoestende Stevens het publiek bij zijn werk weet te betrekken. Zoals Tom Waits op ‘Nighthawks at the Diner’, maar dan anders. Vooraf heb je daardoor immers al een mooi plaatje in je hoofd. Je kent de context en hebt een nog lege kleurplaat voor je neus. De viltstiften en kleurpotloden houdt Sufjan voor zichzelf. En het schilderijtje wat hij ervan maakt, is bepaald geen schilderen-op-nummertjes werk. Inleiding en muziek zijn één; dichtbij en zittend voor een knisperend haardvuur. Ergens denkend in de richting van Will Oldham, Elliott Smith en Papa M.

Van zijn ouder werk wordt helaas maar één nummer gespeeld: ‘A Sun Came’ van het gelijknamige debuutalbum. Maarja, wat wil je ook? Stevens moet dóór. Er is nauwelijks tijd voor omkijken. Deze multi-instrumentalist -de man speelt zon 41 instrumenten!- is van plan om van elke staat in de VS een album te gaan maken. En dus is er werk aan de winkel! Illinois is al aardig gevorderd en Tivoli wordt alvast getrakteerd op een voorproefje van dit volgende album. Qua stijl ligt deze preview in het verlengde van het rustigere ‘Seven Swans’-materiaal.

Na de show spreekt Stevens uitgebreid met zijn publiek en signeert de rijkelijk verkochte merchandise. Ideeën voor de andere staten worden probleemloos aan de fans onthuld. Zo zal de kleinste staat Rhode Island verschijnen op een 7” die wel de speellengte zal hebben van een full-length album. Met samengeknepen billen wachten we daar de geluidskwaliteit van af. Per auto wil Sufjan daarna door Wisconsin reizen om zijn ervaringen van die trip om te zetten in één lang instrumentaal nummer. En tegen de tijd dat hij klaar is met dit monsterproject, zou Irak wel eens de 52ste staat kunnen zijn, grapt Sufjan. Zo blijft de goede man bezig en kan hij zijn publiek nog jarenlang trakteren op ontzettend mooie albums en de daarbij horende gloedvolle liveshows. Zelden was je-de-les-laten-lezen zo fraai. Verwarmd door zoveel menselijkheid, vlijmscherpe observaties en zachtjes tokkelende pracht, duikt het publiek de kille nacht in. Maar dat haardvuurtje, dat knispert en smeult in ons hart nog wel even door.

Gezien: Sufjan Stevens, Tivoli, woensdag 6 oktober 2004