Energieke bluegrass van Hackensaw Boys werkt aanstekelijk

Ouderwetse degelijkheid in EKKO

Machiel Coehorst, ,

Bluegrass in het toch als progressief programmerend bekend staande EKKO? Jazeker, en zie daar: een bijna uitverkochte zaal, een fikse bierconsumptie en een uitermate uitgelaten en jolige sfeer. Een slimme zet dus om The Hackensaw Boys te inviteren.

Ouderwetse degelijkheid in EKKO

Het was wel even wennen vrijdag: bluegrass in EKKO. Dat is toch net wat anders dan punkrock, alt. country of indierock. Nee, vernieuwend is het niet wat The Hackensaw Boys uit Charlottesville, Virginia doen. Hun muziekstijl kende zijn hoogtijdagen in de jaren veertig en is een soort mix van country, jazz, cajun, zydeco en Ierse muziek. Bluegrass werd pas echt door het grote publiek omarmd na het wereldwijde succes van de soundtrack van ‘Oh Brother where art thou’. Opeens was het niet meer oubollig om te luisteren naar traditionele Amerikaanse muziek als country en gospel. Je verwacht bij een bluegrass-formatie nu niet direct zeven ongeschoren, wat studentikoze en slungelachtige dertigers op het podium. De instrumenten zijn niet bepaald hip te noemen: contrabas, banjo, akoestische gitaar, ukelele, viool en een soort van draagbare drum. Deze avond maakt echter duidelijk dat het niet altijd innovatief hoeft te zijn. Met het eerste nummer zetten The Hackensaw Boys meteen de toon: een traditionele countrystamper. De bierkranen gaan open, mouwen worden opgestroopt en vol overgave wordt er de ganse avond gepraat, gelachen en gedanst. Aan de sfeer zal het niet liggen, zoveel is al snel duidelijk. Uitgelaten reacties uit de zaal na elke ‘new oldtime song’, veel ‘we love you’s’ en ‘yiehaa’s. Geen tijd voor nuances, het enige dat nog ontbreekt is een elektrische stier midden in de zaal voor de echte cowboys. De muziek van The Hackensaw Boys leent zich niet voor diepzinnige bespiegelingen. Hun belangrijkste taak: de zaal een gezellige avond bezorgen. En dan hindert het niet dat geen van de jongens eigenlijk een fatsoenlijke stem heeft. En dan dondert het niet dat door het constante rumoer in de zaal het merendeel van hun teksten nauwelijks te verstaan is. Joligheid en meligheid zijn troef. De liedjes roepen associaties op met achtervolgingsscènes uit The Dukes of Hazard en met de countrybar waar de Blues Brothers achter kippengaas hun Rawhide speelden. Het geluid van de band heeft ook wel wat weg van een oude bekende op de Utrechtse podia: The Mighty Jackals. Teksten over Nashville uiteraard, over eindeloze highways en over grootmoeder. Een song over een rijdende trein begint boemelend en eindigt in een jakkerend tempo. Inventief is het niet, wel erg aanstekelijk. Aanvankelijk lijkt het een ongecontroleerde bende op het podium, maar muzikaal zit het puik in elkaar. Fijne (a capella) samenzang, een lekker tokkelende banjo en veel opzwepende tempowisselingen. “You can now scream for the last time”, zegt de zanger voorafgaand aan het sluitstuk van de set. En zowaar, het laatste nummer van The Hackensaw Boys, een ballad gezongen zonder microfoon, wordt in algehele stilte beluisterd. Slechts het omvallen van enkele bierflessen is hoorbaar. The Hackensaw Boys Gezien: EKKO, vrijdag 12 november 2004