Sommige bands leven om muziek te maken en sommige band maken muziek om te leven. In het geval van de Britse garagerockers van Avalanche Party is het een combinatie van beide: de broers die de band ooit hebben opgestart, is alles geleerd door hun muzikale ouders. Het is het enige wat ze ooit geleerd hebben. In het dorp waar ze zo’n twintig jaar geleden geboren zijn, North Yorkshire Moors, was helemaal niks. Uit pure verveling gingen de mannen zelf muziek fabriceren. Al vanaf hun elfde levensjaar staan de broers op het podium. Deze opvoeding is voor hen nooit een nadeel geweest, sterker nog: ze zien het juist als voordeel: het heeft ze de ervaring gebracht die ze nu hebben.

Hun self-titled EP kwam vorig jaar uit werd door de Britse pers bijzonder prettig ontvangen. Het heeft ze een plek op de line-up van twee van Engelands meest grote festivals opgeleverd: Leeds en Reading. Daarnaast hebben ze mogen spelen voor de BBC.

Na deze week dinsdag voor het eerst in Nederland te hebben gespeeld, bezocht het vijftal Cul de Sac in Tilburg, samen met de Nederlandse punkers van Abdomen.

Voorpret

Abdomen zorgt dus voor de voorpret. Op deze klamme avond lijkt een colbert genoeg te zijn voor frontman Peter van Beets en het broodmagere figuur schreeuwt met moeite de teksten boven het grunge-achtige geweld van de andere bandleden uit. Broodmager, blond en een schel stemgeluid; de parallellen met Nirvana zijn onvermijdelijk. De andere bandleden sluiten met hun nineties-achtige voorkomen volledig aan bij deze stijl.

Deze parallel kun je ook doortrekken naar de energie die band levert. Want hoewel stagediven met zo’n hoeveelheid publiek onmogelijk is, houdt niemand het hoofd stil. De zaal is in beweging en na minuut of tien worden de eerste luchtgitaartjes bespeelt. Abdomen is punk zoals het hoort: hard, simpel en alles behalve perfect. Dat het niet altijd perfect is, blijkt maar weer als de gitaarband van de frontman losschiet. Wanhopig pakt hij zijn instrument en probeert de laatste akkoorden van het nummer af te rammelen. Tevergeefs, want het nummer crasht. Het publiek lijkt het allemaal niet uit te maken en de band speel vluchtig verder.

Opvallend is wel dat de bandleden het publiek niet echt durven aan te kijken en liever naar hun instrumenten lijken te kijken. Hierdoor wordt de interactie toch belemmerd. Na ongeveer een half uur gespeeld te hebben, sluit de band haar optreden af. Het publiek is opgewarmd: missie geslaagd.

Hoofdmaaltijd

Dat opgewarmde publiek wordt helaas snel afgekoeld wanneer het vijftal Britten van Avalanche Party een half uur op zich laat wachten. De zaal wordt ongeduldig en het terras buiten het café is voor velen aantrekkelijker dan de klamme zaal. Gelukkig zijn er nog genoeg mensen hongerig naar wat Britse garagerock als Avalanche Party eindelijk de weg naar het podium heeft gevonden. Hoewel de volledige capaciteit van café echt niet benut zal worden deze avond, is de zaal een stuk royaler gevuld dan bij de opwarmer.

Niet alleen de zaal, maar ook het podium is royaal gevuld. Veel ruimte om te bewegen, lijken de mannen niet te hebben. Hoewel, niet als je Jordan Bell heet; de frontman spring halverwege de set van de bühne af en loopt het publiek in. Ontbrak de interactie nog bij Abdomen, deze band speelt met zijn publiek als een kind die een doos Lego heeft ontdekt. De frontman wordt omringt door het publiek en er lijkt zich een waar rock ’n roll-ritueel te ontstaan. De kring beweegt simultaan zijn hoofd op het ritme van de muziek richting deze garagerock-Messias.

Wanneer de zanger weer op het podium staat, kijkt hij met een strakke blik het publiek in terwijl hij met zijn handen een onzichtbare vrouw bijna voelbaar streelt. Strak kijken en strak spelen: dat doet Avalanche Party. De garagerock van de band heeft meer dan alleen rouwe gitaren; Glen Etkins bespeelt een orgel en het instrument brengt een fijn klinkend melodisch, bijna psychedelisch  element in het geheel. Dat psychedelische karakter komt ook terug in het uiterlijk van de band: zebraprintjes, puntschoenen en skinny jeans en de veel te weide blouses maken allemaal deel uit van het voorkomen van de band.

Naast de hyperactieve frontman lijkt ook de drummer last te hebben van hetzelfde virus. Met een rotvaart ratelen zijn stokken over de schrale drumkit, ritmes optrommelend die in het publiek doordreunen. De aanwezigen drukken hun goedkeuring na een tiental minuten uit door een moshpit in te zetten en daar is alle reden voor. De band speelt niet alleen met haar publiek, maar ook met tempo: van snelle, bijna punkachtige nummers, gaat het naar melodische, boterzachte nummers. De stem van de zanger sluit hier mooi bij aan: zuivere klanken kunnen in een seconde veranderen in een schurend kabaal en dat is nodig ook: de band speelt vanavond hier haar gehele oeuvre.

Als het laatste nummer is aangebroken, vind de frontman het podium toch weer te krap en – ditmaal met een flamboyant aanloopje – springt hij van het podium af. Schurend langs zijn toeschouwers loopt hij naar de bar toe, terwijl een roadie de microfoonstand tussen het publiek zet. De volledige drie minuten die hun nieuwe single I’m So Wet duurt staat de zanger tussen het publiek. Behalve het nummer is de band aan het einde van hun set ook volledig ‘wet’. Het mag dan niet stampvol zijn in de Cul, het afsluitend applaus wekt de indruk dat dat toch zeker het geval is.