Where’s The Audience bij het spits af deze avond. Is het een grap? De naam doet dat vermoeden, maar het is een statement, al is degene die hem verzonnen heeft er niet bij. De heren openen met een instrumentaal nummer, wat vreemd klinkt, want je verwacht zang te horen en dan eindigt het nummer. Maar dat wordt ruimschoots goed gemaakt, want na het openingssalvo doet een van de gitaristen zijn gitaar af en pakt de microfoon terwijl door de andere gitarist een bluesriff wordt ingezet. Wat volgt is een nummer dat soms in de buurt komt van Kula Shaker, met rake breaks. Daarna gaat het tempo omlaag en bewijst de drummer dat hij ook kan zingen. Het is een welkome afwisseling met het stemgeluid van de zanger dat aan Brian Molko van Placebo doet denken. De band laat de indruk achter dat ze plezier hebben, maar ze zijn nog een tikje statisch. Meer interactie met het publiek had gemogen, maar wellicht is dat gebrek aan speelervaring. Maar ze rocken wel lekker strak.
Stefany June begint met een soort soundscape en als alle bandleden eenmaal op het podium staan, komt er een heerlijke groove bij. De zangeres laat meteen horen dat ze loepzuiver en technisch kan zingen. Wat een strot! De muziek die haar begeleidt heeft iets van een mengeling tussen trip-hop, rock en soul. Daarna begint het een beetje meer te knallen met twee uitgekiedende soul/popliedjes achter elkaar. Vervolgens wordt het spannender en de toon donkerder. Het nummer kruipt gestaag naar een climax. Het laatste nummer begint rustig met een beat die naar reggae neigt en ineens is daar een rockrefreintje. Het ligt prettig in het gehoor en de muzikanten laten zien wat ze in huis hebben tijdens het slot. Eén minpuntje, maar een kniesoor die daarop let: de Duitse zangeres beheerst nog net niet genoeg de Nederlandse taal als ze tussen de nummers door het publiek aanspreekt. Maar goed, kniesoor dus. Mooie set van een intrigerende band.
Ook The Vision Of Johanna beschikt over een goede zangeres en bovendien zit ze achter de toetsen. Het eerste nummer begint een beetje funky op een manier die zo over kan lopen in fusion, wat dan ook gebeurt. Maar is dat nu het tweede nummer of nog steeds het eerste? En zo gaan ze nog een paar keer door tot de eerste adempauze, halverwege de set. Conclusie na de eerste helft is dat de band wellicht moet oppassen dat ze niet teveel stijlen bij elkaar moeten proberen te gooien, maar dat lukt definitief bij het… derde nummer? Begin tweede helft, zullen we maar zeggen. Het intro is smaakvol, de drums apart maar niet te tegendraads en de aankleding heeft duidelijk een eigen gezicht. De openingsnoten van het nummer daarna doen me in de verte aan Marco Borsato denken, of all people, met Ik Leef Niet Meer Voor Jou, maar gelukkig gaat het een andere kant op en heeft het een boel energie. De set wordt vervolgens funky en dansbaar afgesloten. Ook deze band zijn nog niet bepaald publieksmenners , maar met de muzikale kwaliteiten is het dik in orde.
The Upstairs haalt hun inspiratie uit onder andere The Foo Fighters, The Arctic Monkeys en zelfs The Police, maar het eerste nummer roept, na een ietwat rommelige start toch vooral later werk van de eerstgenoemde band op. Het tweede ook, maar die klinkt een stuk opzwepender. Het derde nummer komt wat dichter in de buurt van de tweede muzikale referentie, The Arctic Monkeys. Het intro is hoekig, het ritme een opgevoerde versie van zo’n discoritme. Maar toch is de stijl van hun voorgaande nummers niet ver weg. Een ballad wordt ingezet, maar die ontaard in een meeslepend refrein dat de band een eigen smoel geeft. Vreemd genoeg doet het nummer me daarna dan weer aan de sixties denken. Misschien dat het komt door de meerstemmige koortjes die goed en zuiver worden gezongen. Vervolgens schakelen we terug naar de discobeat en in het refrein naar de grotere gebaren. Die komen ook in de afsluiter van de set voor, al neigt het intro van het nummer een beetje naar de stevigere classic rock. Het Degelijke set met misschien iets te weinig uitschieters en iets te weinig zelfvertrouwen. Misschien ook een kwestie van speelervaring.
Bastaart heet de laatste band en in de opener van hun set leggen ze uit dat we allemaal bas…taarten zijn. Koren op de molen voor het verbazingwekkend kleine publiek dus, waar wat meer beweging in komt. De sound is stevig, met lichte invloeden van System Of A Down en balkanpunk en in het nummer dat daarop volgt voert nu-metal de boventoon. De bassist blijkt tussen deze nummers door al duidelijk de prater van de band te zijn en ook de zanger annex rapper annex gitarist doet vrolijk mee aan de uitleg van het onderwerp, namelijk zaterdag. Ook dat doet het goed bij het publiek. It’s Saturday, the end of the week. Feest! Vervolgens komt de band doodleuk met een ballad op de proppen, maar ze komen er goed mee weg, mede doordat de bassist verklaart dat bastaards ook wel eens rustig aan kunnen doen. De akkoordjes zijn mooi, het liedje valt goed en we wiegen allemaal mee. Als uitsmijter heeft de band nog een mix tussen rock en rap klaarliggen, afgewisseld met een meerstemmig refrein.
Dat Bastaart als laatste speelt en ook nog eens het publiek meekrijgt werpt z’n vruchten af, want al gauw wordt Where’s The Audience van de eerste plaats van de kieslijst gestoten. Ook dit jaar heeft Bibelot Band Boost namelijk een publieksprijs; de band met de meeste stemmen vanuit het publiek wint een plaats in de halve finale. Bastaart is uiteindelijk de gelukkige winnaar. De band die direct doorgaat naar de finale wordt gekozen wordt door vakkundige juryleden die hun sporen al ruimschoots hebben verdiend. En die eer valt Stefany June. Met een ruimer gevuld Bibelot had de avond nog lang kunnen doorgaan, maar wellicht wordt dat overtroffen door de voorrondes die nog op stapel staan. Vandaag bleef de echte euforie uit, maar het is dan ook een voorronde. Stefany June is de terechte winnaar en dat geldt ook voor Bastaart.