Huub van der Lubbe staat ook zonder De Dijk zijn mannetje

Muzikant en dichter warmt een uitverkochte Kunstkerk op voor de Boekenweek

Margriet Schuring, ,

Afgelopen woensdag was Huub van der Lubbe, bij het grote publiek vooral bekend als frontman van De Dijk, te gast bij het SchrijversPodium Dordrecht. Tijdens de Boekenweek, die dit jaar als thema 'schrijvers en muziek' heeft, zal van der Lubbe op verschillende plaatsen in Nederland optreden. In Dordrecht kon in de Kunstkerk worden genoten van een voorproefje met een interview, voordrachten en een muzikaal optreden.

Muzikant en dichter warmt een uitverkochte Kunstkerk op voor de Boekenweek

Afgelopen woensdag was Huub van der Lubbe, bij het grote publiek vooral bekend als frontman van De Dijk, te gast bij het SchrijversPodium Dordrecht. Tijdens de Boekenweek, die dit jaar als thema 'schrijvers en muziek' heeft, zal van der Lubbe op verschillende plaatsen in Nederland optreden. In Dordrecht kon in de Kunstkerk worden genoten van een voorproefje met een interview, voordrachten en een muzikaal optreden. Nadat van der Lubbe (in pak !) plaats had genomen achter de microfoon, werd hij eerst geïnterviewd door Bart Kool (KRO). De start van de zangcarrière van van der Lubbe gaat terug naar zijn geboorteplaats Krommenie. Hier zong hij in het jongerenkoor van de katholieke kerk, dat door zijn vader werd georganiseerd. De echte rock 'n roll kwam pas later. De Dijk bestaat inmiddels 25 jaar en op de vraag of van der Lubbe nu muzikant en/ of dichter is, antwoordt hij dat "muzikant de lading wel dekt". In het kleine gezelschap durft hij zich ook wel, zij het bescheiden, dichter te noemen. Het feit dat drie van zijn gedichten in Komrij’s bloemlezing zijn verschenen doet vermoeden dat dit misschien wel wat te bescheiden is. Dat dichten zat er bij van der Lubbe al op jonge leeftijd in: "met Sinterklaas ging ik van Jetje", vertelt hij. Het verschil tussen een gedicht en een songtekst zit volgens hem in het feit dat een gedicht in zichzelf klaar is en een songtekst nog een goed arrangement nodig heeft. Zijn gedichten zijn meer privé dan de liedjes die hij met De Dijk en Concordia maakt. Songs moeten volgens van der Lubbe openstaan voor anderen om het op zichzelf te betrekken. Naast verschillende anekdotes over onder andere het het ontstaan van nummers en de vaste dichtavond op dinsdag in de Salon, heeft van der Lubbe nog een tip voor de schrijvers in het publiek: “Kom meteen ter zake!” Het eerste deel van de avond wordt afgesloten met het gedicht 'Het orakel van Dordt' (1974) waarin poptempel Bibelot voorkomt. Het gedicht is verschenen in Komrij's Kakafonie. Wanneer je kunt dichten over menselijke uitwerpselen, hoor je er namelijk pas echt bij. Na de pauze is het podium helemaal van van der Lubbe en wisselt hij het voordragen van gedichten af met ontroerende liedjes die hij, puur en intiem, met slechts een gitaar ten gehore brengt. Zo zingt hij ‘Mijn hart kan dat niet aan’, een song die hij schreef en die door 'Fré '(-derique Spigt) gezongen werd tijdens het Nationaal Songfestival. Ook 'Geef me het zout schat' (geïnspireerd door een scène uit Memento'), een naar het Nederlands vertaalde Bob Dylan song, 'Hou me vast', en 'Laaiend Vuur' (geschreven voor de Tröckener Kecks) kwamen daarna voorbij. Vanavond leerden naast mij waarschijnlijk ook veel anderen een nieuwe kant van van der Lubbe kennen. Hij blijkt van vele markten thuis te zijn; het dichten is zeker één van zijn gaven. Maar toch lijkt hij zich het lekkerst te voelen met die gitaar om zijn nek en zo zie ik hem ook het liefst.